Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over het bericht dat toezichthouders een rem willen op BV-constructies
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat toezichthouders een rem willen op BV-constructies (ingezonden 11 april 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 30 april
2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Toezichthouders willen rem op BV-constructies»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat na de Inspectie Gezin en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) nu ook de Nederlandse Vereniging Van Toezichthouders in de Zorg
(NVTZ) feitelijk pleit voor meer en stevigere controle op allerlei ondoorzichtige
financiële constructies in de zorg die het toezicht (zowel door de eigen toezichthouder
als door externe toezichthouders c.q. Inspecties) ingewikkelder maken?
Antwoord 2
Het pleidooi van de NVTZ bevestigt voor mij het beeld dat zowel het interne als externe
toezicht op zorgaanbieders in sommige gevallen belemmerd wordt door ondoorzichtige
financiële constructies. In mijn beleidsreactie op het IGJ-onderzoek naar Zorggroep
Alliade en de gezamenlijke signalering van de IGJ en NZa2 heb ik aangekondigd te werken aan het versterken van het externe toezicht op de integere
bedrijfsvoering van zorgaanbieders. Daarbij wordt zowel gekeken naar de handhaafbaarheid
van bestaande normen als de wenselijkheid van aanvullende wet- en regelgeving. Ik
zal uw Kamer hier rond de zomer nader over informeren.
Vraag 3
Bent u van oordeel dat voor dergelijke constructies (zeker als die de geschetste effecten
hebben) geen plaats is in de zorg?
Antwoord 3
Er kunnen voor zorgorganisaties goede redenen zijn om bepaalde ondernemingsrechtelijke
constructies te hanteren. Door activiteiten in aparte rechtspersonen onder te brengen
worden risico’s binnen een zorgorganisatie gespreid of kunnen samenwerkingsverbanden
met andere zorgaanbieders of bijvoorbeeld een woningcorporatie eenvoudiger worden
vormgegeven. Ook wordt kruisfinanciering tussen financieringsstromen binnen de verschillende
zorgdomeinen voorkomen. De gekozen constructie moet echter transparant zijn en altijd
bijdragen aan de maatschappelijke doelstelling van een zorgorganisatie: het verlenen
van goede, betaalbare en toegankelijke zorg. Het mag nooit zo zijn dat bestuurders
en interne toezichthouders het overzicht en grip op de organisatie verliezen. Dit
is overigens in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van bestuurders en interne
toezichthouders zelf.
Vraag 4 en 5
Hoe en op welke termijn gaat u de hiervoor bedoelde constructies aanpakken?
Welke instrumenten hebben c.q. welke instrumenten geeft u bijvoorbeeld IGJ en NZa
om in afwachting van de in ieder geval door de vragensteller en genoemde organisaties
gewenste extra regelgeving c.q. bevoegdheden de onder vraag 2 bedoelde constructies
en de negatieve effecten ervan aan te pakken?
Antwoord 4 en 5
De Wet toelating zorginstellingen (WTZi) bevat regels rondom de transparante bedrijfsvoering,
het verbod op winstoogmerk en onafhankelijk intern toezicht binnen zorgaanbieders.
De IGJ kan, als toezichthouder op de WTZi, dus nu al handhavend optreden bij een overtreding
van deze regels. Daarnaast kan de IGJ op grond van de Wet kwaliteit klachten en geschillen
zorg ingrijpen in de bedrijfsvoering van zorgaanbieders indien deze kan leiden tot
risico’s voor de kwaliteit en integriteit van de patiëntenzorg.
Tegelijkertijd kunnen de IGJ en NZa niet of slechts indirect handhaven op een overtreding
van de Governancecode zorg 2017 en regels op het gebied van goed bestuur die zijn
vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.
Zoals aangegeven werk ik daarom samen met de IGJ en NZa aan het verder versterken
van het toezicht op de bedrijfsvoering van zorgaanbieders. Zie ook mijn antwoord op
vraag 2. Vooruitlopend daarop is de IGJ, in nauwe samenwerking met de NZa, in het
najaar van 2018 gestart met het programma Toezicht op Integere Bedrijfsvoering (TIB).
Dit programma richt zich onder andere op het uitbreiden van de bestaande toezichtexpertise
op het gebied van bedrijfsvoering en de ontwikkeling van nieuwe indicatoren voor financieel
en integriteitstoezicht.
Vraag 6
Bent u ook van mening dat ingeval een bestuurder tevens (groot-)aandeelhouder is de schijn van belangentegenstelling eerder wordt gewekt? Zo ja, wat vindt
u daarvan respectievelijk gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Dat een directeur tevens eigenaar is van een zorgorganisatie hoeft niet te leiden
tot belangenverstrengeling, mits er binnen de organisatie sprake is van goed gepositioneerd
en kritisch intern toezicht, goed functionerende medezeggenschaporganen en een transparante
bedrijfsvoering. Deze aspecten worden nadrukkelijk meegenomen bij de eerder genoemde
versterking van het externe toezicht. Ik ga hierover ook actief in gesprek met veldpartijen
zoals de NVTZ.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.