Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het beleid van het kabinet ten aanzien van het aanbieden van stukken aan de Kamer die als gevolg van een Wob-besluit openbaar zijn gemaakt
28 362 Reikwijdte van artikel 68 Grondwet
Nr. 20
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 30 april 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
van Financiën over de brief van 10 december 2018 inzake over het beleid van het kabinet
ten aanzien van het aanbieden van stukken aan de Kamer die als gevolg van een Wob-besluit
openbaar zijn gemaakt (Kamerstuk 28 362, nr. 18).
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft deze vragen beantwoord
bij brief van 29 april 2019. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn
hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De griffier van de commissie, Weeber
Inleiding
Hierbij bied ik u mede namens de Staatssecretaris van Financiën de antwoorden aan
op de schriftelijke vragen die door de commissie Financiën zijn gesteld aan de Staatssecretaris
van Financiën over het beleid van het kabinet ten aanzien van het aanbieden van stukken
aan de Kamer die als gevolg van een Wob-besluit openbaar zijn gemaakt. De vragen werden
ingezonden op 31 januari 2019 en aangevuld op maandag 4 februari 2019. Vanwege mijn
verantwoordelijkheid voor (artikel 68 van) de Grondwet en de Wob heb ik de vragen
die zien op het kabinetsbeleid dienaangaande beantwoord. De beantwoording van de vragen
die zien op specifieke casusposities waarvoor de betreffende bewindspersonen verantwoordelijk
zijn, vergde interdepartementale afstemming. Op 21 februari jl. stuurde ik u, mede
namens de Staatssecretaris van Financiën, in verband hiermee een uitstelbericht (Kamerstuk
28 362, nr. 19).
Vragen 1 en 2
1. Hoeveel verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoeken)
zijn er in de afgelopen vijf jaar gedaan bij de rijksoverheid?
2. Hoeveel van deze Wob-verzoeken zijn er afgewezen?
Antwoord vragen 1 en 2
Hieronder zijn de per kerndepartement bekende gegevens weergegeven over de ingediende
Wob-verzoeken in de afgelopen jaren. De cijfers geven de Wob-verzoeken weer die zijn
gedaan bij de kerndepartementen en zijn – met uitzondering van de Ministeries van
SZW en VWS – dus exclusief de Wob-verzoeken die zijn ingediend bij uitvoeringsorganisaties
en agentschappen. Bijzonderheden zijn in de voetnoten aangegeven. Gegevens over Wob-verzoeken
worden ook aan de Kamer aangeboden in het overzicht burgercorrespondentie bij de begrotingsstukken
of Jaarrapportages «Maatschappelijke en Juridische Correspondentie». In totaal zijn
de laatste vijf jaar 6.669 Wob-verzoeken gedaan bij de kerndepartementen. Van het
aantal integrale afwijzingen wordt op de departementen geen overzicht bijgehouden.
De inschatting is dat het aantal integrale afwijzingen slechts een fractie van de
besluiten betreft.
Ministerie
2014
2015
2016
2017
2018
Tot.
Algemene Zaken
50
93
60
31
51
285
Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties
62
66
55
64
83
330
Buitenlandse Zaken
86
120
109
83
101
499
Defensie
133
151
175
130
133
722
Economische Zaken & Klimaat
117
100
100
100
95
512
Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit
–
–
–
–
42
42
Financiën1
131
144
132
164
149
720
Infrastructuur & Waterstaat
76
85
82
62
73
378
Justitie en Veiligheid2
28
33
24
178
162
425
Onderwijs, Cultuur & Wetenschap
228
161
109
90
92
680
Sociale Zaken & Werkgelegenheid3
240
260
216
217
259
1.192
Volksgezondheid, Welzijn & Sport4
185
192
197
173
137
884
Totaal
1.336
1.405
1.259
1.292
1.377
6.669
X Noot
1
Inclusief DG Belastingdienst.
X Noot
2
De jaren 2014–2016 betreffen alleen de Wob-verzoeken die door de Directie Wetgeving
en Juridische Zaken (Wob-verzoeken die zien op het SG- en pSG-cluster) zijn behandeld.
Overige Wob-verzoeken werden decentraal behandeld. De totale aantallen Wob-verzoeken
die door het kerndepartement worden behandeld, liggen daarmee vele malen hoger. Zie
ter vergelijk de jaren 2017–2018, met de cijfers van het hele kerndepartement.
X Noot
3
Inclusief Inspectie SZW.
X Noot
4
inclusief CIBG en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
Vragen 3 t/m 8
3. Over hoeveel Wob-verzoeken is de Kamer in de afgelopen vijf jaar geïnformeerd?
4. Is het standaardbeleid om de Kamer te informeren over de beantwoording van een
Wob-verzoek?
5. Kunt u toezeggen dat de Kamer vanaf nu over elke beantwoording van een Wob-verzoek
wordt geïnformeerd?
6. Hoe vaak informeert het kabinet de Kamer (of een Kamercommissie) over de publicatie
van een Wob-verzoek?
7. Is het mogelijk om bij het publiceren van een Wob-verzoek de Kamer te attenderen
op de publicatie?
8. Is het mogelijk om bij het afwijzen van een Wob-verzoek de Kamer te attenderen
op de afwijzing?
Antwoord vragen 3 t/m 8
De inlichtingenplicht jegens de Kamer wordt beschouwd als een van de hoekstenen van
ons parlementaire stelsel. Zonder goede informatievoorziening door het kabinet kan
de Kamer immers haar controlerende functie niet goed uitoefenen. Om die reden dient
het parlementaire recht op inlichtingen een ruime invulling te krijgen. Het beleid
van het kabinet is dat de bewindspersoon een afweging maakt of de Kamer actief geïnformeerd
wordt over de openbaarmaking van documenten naar aanleiding van een Wob-verzoek. Als
het informatie betreft die relevant wordt geacht voor de Kamer – bijvoorbeeld als
het een onderwerp is dat eerder aan de orde was in een debat of Kamervragen – wordt
de Kamer gelijktijdig met het versturen van een antwoord op het Wob-verzoek daarop
geattendeerd. De bewindspersoon kan het daarbij aangewezen vinden de Kamer breder
te informeren over bijvoorbeeld de context of relevante informatie die niet terug
te vinden is in de documenten.
In het rapport van de stuurgroep die tussen 2007 en 2009 de parlementaire zelfreflectie
van de Tweede Kamer begeleidde, is reeds geconstateerd dat de Kamer heel veel informatie
van de regering krijgt en door de regering met enige regelmaat zelfs overladen wordt
met informatie.1 De Kamer informeren over elke beantwoording van een Wob-verzoek zou, gezien het aantal
Wob-verzoeken dat jaarlijks wordt gedaan, tot gevolg hebben dat de Kamer zeer veel
attenderingen en documenten zal ontvangen. Uit het antwoord op vraag 1 blijkt dat
er jaarlijks bij de kerndepartementen meer dan duizend Wob-verzoeken worden gedaan,
waarbij bij de beantwoording tientallen en soms honderden documenten worden verstrekt.
Daarbij zullen de openbaar gemaakte documenten informatie bevatten waarover de Kamer
al (op hoofdlijnen) beschikt, van een te hoog detailniveau zijn of niet in alle gevallen
relevant zijn voor de Kamer. De Kamer wordt derhalve niet standaard geïnformeerd over
de beantwoording van elk Wob-verzoek.2 Wel is het beleid dat ingewilligde Wob-verzoeken openbaar worden gemaakt op de website
www.rijksoverheid.nl, met inbegrip van de documenten die (geheel of gedeeltelijk) openbaar worden. Daardoor
is het – ook voor de Kamers – gemakkelijk om kennis te nemen van informatie die op
basis van de Wob openbaar wordt gemaakt. Ook is het mogelijk geattendeerd te worden
op publicaties van Wob-verzoeken door het instellen van een geautomatiseerde attendering
op rijksoverheid.nl.
Vragen 9 t/m 12 en 23
9. Hoe vaak gaat een Wob-verzoek over een onderwerp waarover door een of meerdere
Kamerleden al specifiek is gevraagd in een debat of Kamervragen?
10. Kunt u de sinds uw aantreden gemaakte afwegingen over het al dan niet actief informeren
van de Kamer over de besluitvorming over Wob-verzoeken op de beleidsterreinen van
u en van de Minister van Financiën naar de Kamer sturen?
11. Kunt u een overzicht geven, met betrekking tot alle ministeries, van de keren
in de afgelopen vijf jaar dat de desbetreffende Minister via een Wob-verzoek informatie
openbaar maakte, waarom de Kamer eerder had gevraagd, maar die de Kamer toen niet
(of niet volledig) gekregen had?
12. Wilt u bij de vorige vraag in elk geval betrekken de volgende voorvallen, waarin
via de Wob-informatie naar boven kwam die de Kamer niet gekregen had: de business
case over investeren in het toezicht van de Belastingdienst, die de toenmalige Staatssecretaris
Wiebes weigerde te sturen aan de Kamer; de NLA-steun en andere steun aan Syrische
«rebellen»; de naheffing van de EU, die destijds al lang bekend was bij de toenmalige
Minister Dijsselbloem; en zeker tien andere voorbeelden, die u bekend zijn?
23. Heeft een enkel Kamerlid gewoon recht op alle documenten die een normale burger
via de Wob kan vragen? Indien het antwoord niet eenduidig ja luidt, wilt u dan precies
aangeven in welke gevallen het Kamerlid dat recht niet heeft?
Antwoord vragen 9 t/m 12 en 23
In algemene zin geldt dat de inlichtingenplicht aan de Kamer verder reikt dan informatie
die op grond van de Wob wordt verstrekt. Het belang van een goed geïnformeerd Kamerlid
is immers van een andere orde dan het belang van de openbaarheid van bestuur jegens
de burger. Het recht op inlichtingen van de Kamer is in een aantal opzichten ook breder
dan het recht op openbaarheid onder de Wob. De Kamer kan een Minister verzoeken om
nieuwe informatie op tafel te krijgen en deze informatie met haar te delen. De Wob
kent deze mogelijkheid niet. De Wob heeft immers betrekking op in bestaande documenten
neergelegde informatie. Wob-verzoeken worden afgewezen als het bestuursorgaan geen
documenten heeft waarin de gevraagde informatie is opgenomen. Het inlichtingenrecht
kan ook op wijzen worden geëffectueerd die niet in de Wob zijn geregeld, zoals mondelinge
informatieverstrekking in een besloten vergadering, beantwoording van schriftelijke
vragen, technische briefings door ambtenaren of vertrouwelijke inzage van documenten.
Dit kan allemaal niet in het kader van de Wob.
De inlichtingenplicht is een verplichting die geldt in de constitutionele en politiek
gekleurde verhouding tussen regering en Staten-Generaal. De Wob is niet op die verhouding
van toepassing, maar geldt tussen bestuursorganen en burgers. Informatie die aan burgers
kan worden verstrekt kan uiteraard niet aan de Kamer worden onthouden op grond van
artikel 68 Grondwet.
Er wordt niet bijgehouden hoe vaak een Wob-verzoek een onderwerp betreft waarnaar
door een of meerdere Kamerleden is gevraagd of wat de afwegingen van bewindslieden
zijn geweest omtrent het al dan niet actief informeren van de Kamer over de afdoening
van Wob-verzoeken. Zoals in het vorige antwoord uiteen is gezet is het beleid dat
de Kamer gelijktijdig wordt geïnformeerd als de informatie relevant wordt geacht voor
de Kamer. Elke bewindspersoon maakt van geval tot geval daarover een eigen afweging.
Het feit dat een onderwerp de belangstelling heeft van de Kamer, blijkend uit vragen
daarover, zal daarin in ieder geval een rol spelen. Verder is van belang op te merken
dat de verschillen in de regimes van de Wob en artikel 68 van de Grondwet wel leiden
tot een andere wijze van informatieverstrekking. Naar aanleiding van een Wob-verzoek
worden namelijk vaak tientallen en soms honderden documenten verstrekt. Daardoor kunnen
er verschillen ontstaan in (de gedetailleerdheid van) de verstrekte informatie.3 Het is niet de bedoeling dat de Kamer pas wordt geïnformeerd over voor haar relevante
informatie of details naar aanleiding een Wob-verzoek, terwijl zij al eerder daarom
heeft gevraagd. Het streven en de inzet van het kabinet is er immer op gericht de
Kamer zo snel mogelijk te informeren, wanneer zij vragen stelt over een bepaald onderwerp
of wanneer (een lid van) het kabinet van mening is dat informatie relevant is voor
de Kamer. Mocht het onverhoopt toch zo zijn dat in een van de vele Wob-verzoeken die
worden gedaan, voor de Kamer relevante zaken naar voren komen, dan is het uiteraard
aan de betreffende bewindspersoon om de Kamer daarover te informeren.
Vragen 13 t/m 19
13. Wat kan een parlement doen, indien de regering een jaar na een vraag informatie
blijkt achter te houden?
14. Bij welke gelegenheden is de afgelopen vijf jaar informatie aan de Kamer geweigerd
op grond van het belang van de staat en kunt u daarvan een uitputtende lijst geven?
15. Bij welke gelegenheden heeft het kabinet het besluit om een document niet te verschaffen
achteraf getoetst (omdat het kabinet persisteerde bij niet-openbaarmaking)? Kunt u
een lijst geven van die gelegenheden en de uitkomst van elk van de besluiten?
16. Hoe kan een Kamerlid controleren of iets ook echt staatsgeheim is, wanneer de
bewindspersoon zegt dat het staatgeheim is?
17. Op welke wijze kan de Kamer inzage krijgen in staatsgeheimen?
18. Op welke wijze kan de Kamer vragen stellen over staatsgeheimen?
19. Hoeveel documenten die staatsgeheim verklaard zijn, zijn vervolgens in de afgelopen
vier jaar gedeclassificeerd naar niet-staatsgeheim? Kunt u een overzicht van die documenten
aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord vraag 13 t/m 19
Ik wil voorop stellen dat het kabinet hecht aan een transparante en open overheid.
Zo wordt er door overheden en netwerkpartners uitvoering gegeven aan de actiepunten
die zijn geformuleerd in het Nationaal Actieplan Open Overheid.4 Ook wijs ik erop dat Nederland hoog scoort op internationale metingen over Open Overheid.
Zo staan we in de top 10 van de Transparency International Index.5
Het kabinet is dan ook van mening dat het inroepen van het belang van de staat een
uitzondering behoort te zijn. Inlichtingen worden dan ook slechts sporadisch geweigerd
met een beroep op het belang van de staat.6 Indien een bewindspersoon voornemens is een beroep te doen op «het belang van de
staat», dient dit eerst te worden besproken in de ministerraad.7 In welke gevallen dit gebeurt wordt niet bijgehouden. Bij staatsgeheime informatie
dient een bewindspersoon de informatie aan de Kamer te weigeren met een beroep op
het belang van de staat.8 In het algemeen geldt dat indien een bewindspersoon in eerste instantie weigert informatie
aan de Kamer te verstrekken, zonder een uitdrukkelijk beroep op het belang van de
staat, de Kamer daarin kan berusten of kan volharden in haar verzoek. De bewindspersoon
zal de informatie dan alsnog moeten verstrekken of persisteren in de weigering met
een beroep op het belang van de staat. De Kamer kan dit laatste alleen sanctioneren
in het kader van de vertrouwensregel. Dit geldt ook voor de in vraag 13 geschetste
situatie. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de eerdere kabinetsnota’s
over dit onderwerp.9 Voorts is geen informatie bekend over het aantal documenten dat de laatste vier jaar
is gedeclassificeerd naar niet-staatsgeheim. Wel kan worden vermeld dat bij overbrenging
van bijzondere informatie naar het nationaal archief, de rubricering vervalt tenzij
de zorgdrager, na advies van de algemene rijksarchivaris, bepaalt dat deze gehandhaafd
dan wel herzien moet worden.10
Vragen 20 t/m 22
20. Hoe vaak krijgen journalisten een besluit op Wob-verzoeken van ministeries binnen
de normale wettelijke termijn (in percentage van alle Wob-verzoeken van journalisten)?
21. Worden Wob-verzoeken wel eens bewust vertraagd door ministeries?
22. Kunt u voorbeelden geven van Wob-verzoeken, die bewust vertraagd zijn door de
regering?
Antwoord vraag 20 t/m 22
Over de snelheid van afhandeling van Wob-verzoeken van journalisten zijn geen gegevens
bekend. Overigens wordt een substantieel deel van de vragen om informatie van journalisten
zeer snel afgehandeld zonder dat deze als formeel Wob-verzoek in behandeling wordt
genomen. De Wob stelt termijnen voor het afhandelen van een verzoek. Het beleid is
dat verzoeken zo snel mogelijk worden afgehandeld. De beantwoordingstermijn in een
concreet geval is afhankelijk van de bestuurlijke aangelegenheid in kwestie, de reikwijdte
van het verzoek, de omvang van de hoeveelheid informatie, de mogelijkheden dergelijke
informatie snel te verwerken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier