Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Belhaj over het bericht ‘Piloot F-16 over strijd tegen IS: Mijn grootste angst was pech’
Vragen van het lid Belhaj (D66) aan de Minister van Defensie over het bericht «Piloot F-16 over strijd tegen IS: Mijn grootste angst was pech» (ingezonden 5 april 2019).
Antwoord van Minister Bijleveld-Schouten (Defensie) (ontvangen 30 april 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het interview in het AD met een F16-piloot d.d. 21 februari 2019,
over zijn ervaringen gedurende de luchtaanvallen op IS waaraan hij in de periode 2014–2016
als piloot deelnam?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe verhoudt het in het openbaar treden van een F16-piloot over luchtaanvallen op
IS zich tot het eerdere weigeren van het Ministerie van Defensie om data en locaties
van luchtaanvallen te delen of zelfs het aantal burgerslachtoffers te noemen?
Antwoord 2
Hetgeen door de F16-piloot in kwestie is gezegd over de luchtcampagne komt overeen
met het type informatie dat reeds door het Ministerie van Defensie met de Kamer is
en wordt gedeeld. De piloot in kwestie noemt uit veiligheidsoverwegingen geen specifieke
data en/of locaties van luchtaanvallen en spreekt niet over specifieke aantallen burgerslachtoffers.
Uw Kamer is reeds openbaar en vertrouwelijk geïnformeerd over het feit dat het Ministerie
van Defensie in de eerste inzetperiode (oktober 2014 tot en met juni 2016) drie gevallen
heeft onderzocht waarbij er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers, en dat het
OM onderzoek heeft ingesteld naar vier gevallen, inclusief de drie door het Ministerie
van Defensie onderzochte gevallen (Kamerstuk 27 925, nr. 629). In geen geval zag het OM uiteindelijk aanleiding voor vervolgonderzoek. In de tweede
inzetperiode (januari 2018 tot en met december 2018) heeft het Ministerie van Defensie
geen aanleiding gezien om onderzoeken in te stellen. Het OM heeft, voor zover bekend,
in dezelfde periode geen aanvullende onderzoeken ingesteld naar gevallen waarbij er
mogelijk sprake was van burgerslachtoffers.
Vraag 3
Kunt u duiden in hoeverre de operationele veiligheid nu in het geding komt bij openbaar
treden over de luchtaanvallen?2
Antwoord 3
De Nederlandse F-16 bijdrage in 2018 was voorzien voor de duur van één jaar en is
volgens plan beëindigd op 31 december 2018. Aansluitend aan de beëindiging werd de
redeployment fase ingezet, die in de tweede helft van februari 2019 werd afgesloten met het vertrek
van het laatste transportvliegtuig uit Jordanië. Er is daarmee geen sprake van het
in gevaar komen van de operationele veiligheid.
Vraag 4
Acht u publieke transparantie omtrent burgerslachtoffers van belang? Kunt u toelichten
of en in hoeverre Defensie hieraan nu voldoet?
Antwoord 4
Het kabinet acht het van het allergrootste belang dat bij de inzet van F-16’s het
risico op nevenschade en burgerslachtoffers minimaal is. Het voorkomen van nevenschade
en burgerslachtoffers heeft voor Nederland, evenals voor de anti-ISIS coalitie in
brede zin, de hoogste prioriteit. Over het uiterst zorgvuldige targeting process van de coalitie en daarmee ook van Nederland is uw Kamer eerder reeds geïnformeerd
(o.a. Kamerstuk 27 925, nr. 629).
Vraag 5
Kunnen, met het oog op publieke transparantie, de data en locaties van luchtaanvallen
alsnog worden vrijgegeven nu de missie is voltooid? Zo ja, kunt u dat schematisch
weergeven? Zo nee, kunt u dit nader toelichten?
Antwoord 5
In het kader van transparantie gaf het Ministerie van Defensie gedurende de inzet
van de F-16’s in 2018 in openbare weekoverzichten op haar website reeds meer informatie
vrij over de inzet, zover dit in het kader van de operationele veiligheid mogelijk
was. Ook is de Kamer per brief geïnformeerd over het totaal aantal gevlogen missies
en het aantal keer dat daarbij sprake was van de inzet van wapens in de inzetperiode
2014–2016 (Kamerstuk 27 925, nr. 629) en de inzetperiode in 2018 (Kamerstuk 2019Z08204). Bij het vrijgeven van informatie over militaire inzet blijft in algemene zin altijd
de afweging tussen transparantie en nationale en operationele veiligheid leidend.
In dit kader kiest het kabinet ervoor om geen specifieke details vrij te geven over
data en/of locaties van luchtaanvallen gedurende de inzetperiode van de F-16’s in
Irak en Oost-Syrië.
Vraag 6
Deelt u de mening dat, zonder het vrijgeven van de data en locaties van de bombardementen,
slachtoffers niet kunnen achterhalen of en in welke gevallen Nederlandse toestellen
verantwoordelijk waren voor eventuele burgerslachtoffers?
Antwoord 6
In eerste instantie moeten Iraakse burgers terecht kunnen bij de Iraakse autoriteiten.
Daarnaast houdt op het Amerikaanse hoofdkwartier CENTCOM een team zich fulltime bezig
met (het onderzoeken van) meldingen van mogelijke burgerslachtoffers. Dit team werkt
nauw samen met onder andere Airwars. Maandelijks publiceert de coalitie een openbaar
overzicht dat ingaat op meldingen van mogelijke burgerslachtoffers als gevolg van
coalitieoptreden. Voor veel van de meldingen aan het adres van de coalitie ontbreekt
echter voldoende bewijs om ze te kunnen verifiëren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.