Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de inhoudelijke reactie op petitie Wemos inzake hormoonverstorende stoffen (Kamerstuk 32793-370)
2019D17380 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Medische Zorg
over de inhoudelijke reactie op de petitie van Wemos inzake hormoonverstorende stoffen
(Kamerstuk 32 793, nr. 370).
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inleiding
De leden van de D66-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de petitie
van Wemos inzake hormoonverstorende stoffen en de inhoudelijke reactie van de Minister
van Medische Zorg hierop. De leden hebben nog enkele vragen die ze de Minister willen
voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op
de petitie. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie
op de petitie. Deze leden hebben daarom de volgende vragen en opmerkingen.
Algemeen
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister dat het identificeren
van stoffen die hormoonverstorend zijn een knelpunt is en dat dit daarom niet meegenomen
wordt in aanvullende inkoopcriteria. Kan de Minister toelichten waarom de moeilijkheid
van het identificeren van hormoonverstorende stoffen uitsluit dat dit meegenomen wordt
in het stellen van aanvullende inkoopcriteria? Deelt de Minister de mening dat juist
nu nog niet alle hormoonverstorende stoffen zijn geïdentificeerd het belangrijk is
om dit mee te nemen in inkoopcriteria?
De leden van de D66-fractie lezen dat geïmporteerd speelgoed wordt gecontroleerd door
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Daarbij lezen deze leden dat de
Europese Commissie het mandaat heeft gekregen van lidstaten om maatregelen te treffen
om blootstelling aan hormoonverstorende stoffen te verminderen. Kan de Minister toelichten
hoeveel van de goederenstromen naar Nederland zich onttrekken aan de controle door
de NVWA? Worden internetaankopen in het buitenland van particulieren in Nederland
gecontroleerd door de NVWA? Zo ja, op welke wijze gebeurt dit? Welke zaken worden
nu niet op Europees niveau geregeld, als het gaat om het minimaliseren van blootstelling
aan hormoonverstorende stoffen, die volgens Nederland wel hadden moeten gebeuren?
In hoeverre kan Nederland, alleen of in samenwerking met gelijkgestemde landen, aanvullende
maatregelen treffen om de blootstelling aan hormoonverstorende stoffen te minimaliseren?
De leden van de D66-fractie lezen in de petitie dat het weren van schadelijke stoffen
uit de circulaire economie door middel van financiële prikkels nog niet of nauwelijks
onderzocht is. In de brief wordt hier niet op ingegaan. Kan de Minister hier alsnog
op reageren?
De leden van de D66-fractie lezen dat Wemos de suggestie doet om strengere eisen te
stellen aan voedselverpakkingsmaterialen. Ook wordt de suggestie gedaan om hormoonverstorende
stoffen te verbieden in consumentenproducten. Kan de Minister toelichten of hij ook
strengere eisen gaat stellen aan voedselverpakkingsmaterialen en of hij overweegt
om hormoonverstorende stoffen te verbieden in consumentenproducten? Zo nee, waarom
niet?
Kan de Minister toelichten of de rijksoverheid zelf bij haar inkoopbeleid rekening
houdt met safe-by-design? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen dat tariefdifferentiatie wordt toegepast als het
gaat om de recyclebaarheid van verpakkingen. Kan de Minister toelichten of hormoonverstorende
stoffen hierin worden meegewogen?
Ziet de Minister mogelijkheden om producten die safe-by-design zijn (fiscaal) te stimuleren?
Ziet de Minister mogelijkheden om het labelen van producten die potentieel hormoonverstorende
stoffen bevatten verplicht te maken?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat Nederlandse universiteiten
al investeren in onderzoeksprojecten op het gebied van hormoonverstorende stoffen.
Kan de Minister toelichten welke projecten dit precies zijn en wat deze universiteiten
onderzoeken? Doen deze universiteiten vooral onderzoek naar stoffen of ook naar effectieve
beleidsmaatregelen om hormoonverstorende stoffen uit de circulaire economie te weren?
Zo ja, in hoeverre worden de uitkomsten daadwerkelijk omgezet in nationaal beleid?
Zo nee, deelt de Minister de mening dat het belangrijk is om daar specifiek in te
investeren om op deze manier de gezondheidsrisico’s van hormoonverstorende stoffen
te minimaliseren?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat de Nederlandse regering niet
stelselmatig een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking monitort op de mate van
blootstelling aan hormoonverstorende stoffen. In de brief lezen deze leden wel over
de Nederlandse deelname aan het Europees biomonitoring project «HBM4EU». Kan de Minister
toelichten waar dit onderzoek precies plaatsvindt en in hoeverre dit onderzoek een
representatieve steekproef van de bevolking monitort? Deze leden vragen, hoewel er
wordt geschreven dat iedere leeftijdsgroep wordt meegenomen, of zwangere vrouwen (een
zeer kwetsbare groep) bijvoorbeeld wordengemonitord? Wordt er onderscheid gemaakt
tussen blootstellingsrisico’s?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben verder vernomen dat Nederlandse burgers
door de hoge dichtbevolktheid en de relatief grote hoeveelheid chemische bedrijven
aan andere stoffen worden blootgesteld dan andere EU-burgers. Kan de Minister toelichten
in hoeverre de Nederlandse bevolking wordt gerepresenteerd in het Europese project?
Indien dit niet in voldoende mate het geval blijkt te zijn, is de Minister dan toch
bereid om vanuit de zorgplicht een nationaal biomonitoringsprogramma in te voeren?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat sommige stoffen in aanmerking zouden
kunnen komen voor een groepsbenadering om het zogenaamde «cocktail-effect» in producten
te beperken. Kan de Minister toelichten waarom dat nu nog niet gebeurt? Verder zijn
deze leden blij met de inzet van het kabinet dat stoffen niet alleen safe-by-design,
maar ook circulair-by-design moeten worden. Kan de Minister concreet toelichten hoe
dat gerealiseerd zal gaan worden?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het zorgelijk dat Bisfenol A (BPA) mogelijk
zal worden vervangen door stoffen met gelijksoortige schadelijke alternatieven. Deze
leden vinden het goed dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
onderzoek gaat doen naar betere alternatieven. Wanneer zullen de resultaten hiervan
beschikbaar zijn? Op welke manier zal deze informatie worden verspreid? Kan de Minister
daarnaast toelichten of het nu de inzet is om alle BPA’s uit te faseren? Verder vernemen
deze leden dat de NVWA onderzoek doet naar Ftalaten in consumentenproducten, waaronder
speelgoed. Wanneer zullen de resultaten hiervan, per getest product, beschikbaar zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben tot slot vernomen dat op de «Substance of
Very High Concern»-lijst (SVHC) van REACH slechts enkele stoffen geïdentificeerd zijn
als hormoonverstorend, terwijl er meer dan duizend stoffen als potentieel hormoonverstorend
zijn geïdentificeerd door wetenschappers. Daarnaast hebben meerdere Europese landen,
waaronder België, Denemarken, Zweden en Frankrijk, al een plan voor de aanpak van
hormoonverstorende stoffen. Kan de Minister concreet toelichten waarom hij niet van
plan is om ook tot een overkoepelend nationaal plan te komen, gezien de grote gezondheidsrisico’s
die (potentieel) aan deze stoffen zijn verbonden?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat de maatregelen om
de blootstelling aan hormoonverstorende stoffen op korte termijn te verminderen onvoldoende
concreet zijn. Mogelijkheden om nationale maatregelen te nemen om blootstelling aan
hormoonverstorende stoffen in Nederland aan te pakken, worden onvoldoende benut.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat er wordt geïnvesteerd in onderzoeksprojecten
gericht op hormoonverstorende stoffen door universiteiten in Nederland. Deze leden
zijn benieuwd welke projecten dat zijn en waar de universiteiten precies onderzoek
naar doen? Is het juist dat de Nederlandse overheid geen rol heeft gehad in de acht
nieuwe projecten die gehonoreerd zijn vanuit het kaderprogramma van de Europese Unie
(EU)? Klopt het dat er geen haalbaarheidsstudie wordt gedaan naar (financiële) prikkels
om hormoonverstorende stoffen uit de circulaire economie te weren? Is de Minister
voornemens om daar in te investeren? Kunnen de bedragen die de Nederlandse regering
besteedt aan onderzoek gericht op hormoonverstorende stoffen concreet worden gemaakt?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het positief dat het Europese
biomonitoring project «HBM4EU» van start is gegaan. Is het waar dat Nederland in het
kader van dit project, veel minder investeert in nieuw onderzoek dan andere Europese
landen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat Nederland een zeer dichtbevolkt
land is met veel chemische industrie, denk aan lozingen Dupont/Chemours, verbrandingsovens
en bollenteelt. Deelt de Minister de mening dat het blootstellingsrisico in Nederland
daarmee hoger is dan het EU-gemiddelde? Deelt de Minister de mening dat Nederlandse
biomonitoring daarom nodig is, los van Europese monitoring? In het HBM4EU-project
worden gegevens verzameld voor Vlamvertragers, Ftalaten, di-isononyl-1,2-cyclohexaandicarboxylaat
(DINCH), bestrijdingsmiddelen, chroom, cadmium en lood. Is hier sprake van nieuwe
biomonitoring en waar in Europa vindt dit onderzoek plaats? Worden zwangere vrouwen
ook getest?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het goed dat verschillende beroepsgroepen
worden geïnformeerd over de website «www.waarzitwatin.nl». Wel zijn deze leden van mening dat er meer kan worden gedaan om de medische beroepsgroep
te informeren, bijvoorbeeld via campagnes naar het voorbeeld van Denemarken. Deelt
de Minister deze mening? Is de Minister bereid om in de brochure «Zwanger!» niet alleen
een verwijzing naar «www.waarzitwatin.nl» op te nemen, maar om ook in de brochure zelf specifieke informatie over hormoonverstorende
stoffen op te nemen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat in de kabinetsreactie
wordt gesteld dat sommige stoffen voor een groepsbenadering in aanmerking «zouden
kunnen komen». Deze leden vinden het noodzakelijk dat dit ook gebeurt. Kan de Minister
uiteenzetten waarom dat vooralsnog niet gebeurt? En kan de Minister hier alsnog actie
op ondernemen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat in de kabinetsreactie
wordt gesteld dat de Minister niet alleen een safe-by-design aanpak ambieert, maar
ook een circulair-by-design aanpak. Die ambitie kan op steun rekenen van deze leden.
Kan de Minister uiteenzetten welke stappen hij hiertoe zal zetten en op welke termijn?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie delen de mening dat een lijst met mogelijke
alternatieven voor BPA zeer belangrijk is. Kan de Minister vertellen waar deze lijst
kan worden teruggevonden en hoe deze lijst met relevante doelgroepen gedeeld zal worden?
Deze leden vinden het zorgelijk dat de hormoonverstoorder BPA wordt vervangen door
mogelijk gelijksoortige en schadelijke alternatieven, die dezelfde functionele (bisfenol-)groepen
kunnen hebben. Welke stappen neemt de Minister om dit tegen te gaan? Wanneer kunnen
de uitslagen verwacht worden van de testen van de nieuwe alternatieven voor BPA? Hoe
zal deze informatie gedeeld worden met doelgroepen? Welke rol zal het RIVM op zich
nemen als kenniscentrum om de informatie te verspreiden?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat in de kabinetsreactie
staat dat de NVWA onderzoek wordt uitvoert naar Ftalaten in consumentenproducten.
Is er een overzicht van de geteste producten en de uitslagen hiervan? Is de Minister
bereid financiële prikkels in te zetten om de productie en het gebruik van veilige
alternatieven te stimuleren?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister uiteen kan zetten
hoe hij in Europees verband inzet op het gebruik van minder proefdieren en welke resultaten
hij hiermee heeft geboekt?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.