Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bruins over het bericht ‘Actiegroepen tegen laagvliegen willen wel, maar kunnen niet naar de rechter’
Vragen van het lid Bruins (ChristenUnie) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Actiegroepen tegen laagvliegen willen wel, maar kunnen niet naar de rechter» (ingezonden 1 april 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
30 april 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Actiegroepen tegen laagvliegen willen wel, maar kunnen niet naar
de rechter»?1
Antwoord 1
Ja, dit bericht ken ik.
Vraag 2 t/m 4
Herinnert u zich dat ik u op 19 december 2017 tijdens het plenaire debat over de milieueffectrapportage
inzake Lelystad Airport heb gevraagd: «(e)n omdat het een nieuw luchthavenbesluit
is, volgt dan dus ook nog inspraak en een mogelijkheid tot beroep, vermoed ik. Klopt
dat ook?»
Herinnert u zich dat u daarop hebt toegezegd: «ja, dat zijn gewoon de wettelijke procedures,
die we ook daarbij uiteraard zullen volgen»?
Herinnert u zich dat ik die toezegging in de tweede termijn van het debat mondeling
nogmaals gemarkeerd heb?
Antwoord 2 t/m 4
Ja, dat kan ik mij herinneren. In het debat van 19 december 2017 heb ik aangegeven
dat ik bij het wijzigen van het luchthavenbesluit Lelystad de wettelijke procedure,
die mede door uw Kamer is opgesteld en goedgekeurd, zal volgen.
Vraag 5
Als voornoemd bericht correct is, hoe verklaart u dan het verschil tussen de informatie
in het bericht en de door u tijdens het debat gedane toezegging?
Antwoord 5
In het persbericht wordt de suggestie gewekt dat de Nederlandse regering het bewust
onmogelijk heeft gemaakt om in beroep te gaan tegen luchthavenbesluiten. Dit is niet
het geval. Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 6.
Vraag 6
Klopt het dat de Nederlandse regering het onmogelijk gemaakt heeft om in beroep te
gaan over regionale luchthavenbesluiten?
Antwoord 6
Als gevolg van het subamendement van het Kamerlid Haverkamp (Kamerstuk 30 452, nr. 44), welke door uw Kamer is aangenomen (Kamerstuk 30 452, nr. 15, pagina 1030–1031), is geregeld dat in de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht
een bepaling is opgenomen op grond waarvan beroep bij de bestuursrechter is uitgesloten
tegen luchthavenbesluiten in geval op een luchthaven sprake is van samenwerking bij
de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol. Nadat duidelijk
was geworden dat het in de praktijk van de verdeling van het luchthavenverkeer ging
om samenhang van Schiphol met de luchthavens Lelystad, Rotterdam en Eindhoven (wat
betreft het burgermedegebruik van de luchthaven), is er voor gekozen de uitzondering
van beroep te beperken tot deze luchthavens. Hiermee werd de onduidelijkheid uit de
tekst, die verwijst naar alle luchthavenbesluiten indien er sprake is van verkeersverdeling
met Schiphol, weggenomen (Kamerstuk 33 135, nr. 3).
Vraag 7 t/m 9
Klopt het dat dit in strijd is met Europese regels? Zo nee, waarom niet?
Is de richtlijn voor de milieueffectrapportage (MER) juist en volledig geïmplementeerd?
Hoe verhoudt de Nederlandse implementatiewet zich tot met name artikel 11 van de MER-richtlijn?
Heeft hierover recentelijk correspondentie plaatsgevonden met de Europese Commissie?
Zo ja, welke? Bent u bereid deze te delen met de Kamer?
Antwoord 7 t/m 9
Op grond van artikel 11 van de mer-richtlijn moet beroep bij een rechtbank of een
ander bij wet ingesteld onafhankelijk en onpartijdig orgaan open staan; de mer-richtlijn
verplicht niet tot een beroep bij de bestuursrechter. Nederland heeft geenszins beroep
op de rechter uitgesloten. Burgers kunnen altijd naar de rechter tegen luchthavenbesluiten,
in beginsel de bestuursrechter en voor enkele luchthavens van nationale betekenis
de civiele rechter. De civiele rechter kan als een met voldoende waarborgen omklede
rechtsgang worden aangemerkt.
Het Luchthavenbesluit Lelystad is opgenomen in artikel 1 van bijlage 2 van de Algemene
wet bestuursrecht. Dit impliceert dat tegen het luchthavenbesluit geen beroep bij
de bestuursrechter mogelijk is. Wel is het mogelijk een procedure te voeren bij de
civiele rechter.
De Commissie heeft Nederland enkele vragen gesteld over de toepassing van de mer-richtlijn.
Ik zal deze vragen beantwoorden. Het is, gelet op Verordening 1049/2001 van het Europees
parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten
van het Europees parlement, de Raad en de Commissie (Eurowob), niet mogelijk vertrouwelijke
documenten die afkomstig zijn van de Commissie zonder raadpleging van de Commissie
openbaar te maken. Vertrouwelijke terinzagelegging is wel mogelijk. In dat geval is
geen sprake van openbaarmaking van de stukken. Om tegemoet te komen aan uw verzoek
en recht te doen aan het bovenstaande, heb ik de procedure in gang gezet om de Europese
Commissie te raadplegen over het toesturen van de correspondentie aan de Tweede Kamer.
Als ik van de Europese Commissie een antwoord heb ontvangen, zal ik u op de hoogte
brengen. Om u toch zoveel als mogelijk te informeren zal ik een afschrift van de door
de Commissie gestelde vragen en het antwoord dat ik aan de EU Commissie zal sturen
vertrouwelijk ter inzage aan uw Kamer aanbieden2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.