Jaarverslag : Jaarverslag Gemeentefonds 2018
35 200 B Jaarverslag en slotwet Gemeentefonds 2018
Inhoudsopgave
A. ALGEMEEN
1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
2. LEESWIJZER
B. BELEIDSVERSLAG
3. BELEIDSPRIORITEITEN
3.1. Realisatie van de beleidsprioriteiten 2018
3.2. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2018
4. BELEIDSARTIKEL
5. VASTSTELLEN ACCRES EN RUIMTE ONDER PLAFOND BCF 2018
6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF
6.1 Uitzonderingsrapportage
6.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
6.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
C. JAARREKENING
7. VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET GEMEENTEFONDS 2018
8. SALDIBALANS GEMEENTEFONDS PER 31 DECEMBER 2018
Bijlage 1 bij Saldibalans 31 december 2018
Bijlage 2 bij Saldibalans 31 december 2018
D. BIJLAGEN
BIJLAGE 1: LIJST MET AFKORTINGEN
BIJLAGE 2: LIJST VAN DE BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS
Nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET GEMEENTEFONDS (B)
Aangeboden 15 mei 2019
Uitgaven begroting gemeentefonds 2018 In miljoenen euro’s Totaal 29.083
Ontvangsten begroting gemeentefonds 2018 In miljoenen euro’s Totaal 29.083
Inhoudsopgave
Blz.
A.
ALGEMEEN
4
1.
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening
4
2.
Leeswijzer
7
B.
BELEIDSVERSLAG
9
3.
Beleidsprioriteiten
9
4.
Beleidsartikel
11
5.
Vaststellen accres en ruimte onder het plafond BCF 2018
18
6.
Bedrijfsvoeringsparagraaf
C.
JAARREKENING
20
7.
Verantwoordingsstaat gemeentefonds
20
8.
Saldibalans
21
D.
BIJLAGEN
25
Bijlage 1: Lijst met afkortingen
25
Bijlage 2: Lijst van de belangrijke termen en hun betekenis
26
A. ALGEMEEN
1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
AAN de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bieden wij het jaarverslag met betrekking tot de begroting van het gemeentefonds
(B) over het jaar 2018 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken
wij de beide Kamers van de Staten-Generaal ons decharge te verlenen over het in het
jaar 2018 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening
stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de
Comptabiliteitswet 2001 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene
Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en
het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;
b. de bijgehouden administraties van het Rijk;
c. de financiële informatie in het jaarverslag;
d. de betrokken saldibalans;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven,
stukken betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2018;
b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie
van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel
jaarverslag van het Rijk over 2018 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten
over 2018, alsmede over de saldibalans over 2018 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld
in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet
is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer
is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
De Staatssecretaris van Financiën,
M. Snel
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane
verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit,
genomen in de vergadering van ...
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele
exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen
verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane
verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit,
genomen in de vergadering van ...
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar
van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring,
doorgezonden aan de Minister van Financiën.
2. LEESWIJZER
Voor u ligt het jaarverslag 2018 van het gemeentefonds. Ten opzichte van het jaarverslag
2017 zijn er geen belangrijke wijzigingen opgenomen.
Het focusonderwerp voor 2018 is de onderbouwing van ramingen van inkomsten en uitgaven.
Dit is voor het gemeentefonds niet van toepasing.
Het jaarverslag van het gemeentefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording
van het Rijk maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van
het gemeentefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts
één beleidsartikel: het gemeentefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie
van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel.
De apparaatuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers
bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën
die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel Budgettaire gevolgen
van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen
verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden,
waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).
Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2018 betrekking hebbende, begrotingen van het gemeentefonds
(de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2018 en de 1e en 2e suppletoire begrotingen 2018) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten
zal hierbij de ontwerpbegroting 2018 van het gemeentefonds van belang zijn. De gehanteerde
norm voor de toelichting bij verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie
in het verslagjaar, is dat alle verschillen worden toegelicht. De toelichting is op
hoofdlijnen met verwijzingen naar de relevante suppletoire begrotingen.
Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening.
Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2018. Hierin komt de realisatie van de
beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid
in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten
getrokken. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke
vastgestelde begroting en realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven
en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid.
De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2018 wat betreft het gemeentefonds.
In dit onderdeel worden de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.
Ten slotte volgen er nog twee bijlagen (een lijst met afkortingen en een lijst van
de belangrijke termen en hun betekenis).
Als gevolg van afronding wijkt in sommige tabellen het totaal af van de som der delen.
Overgangsrecht Comptabiliteitswet
Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven
voor de presentatie en inrichting van de jaarverslagen en slotwetten over 2018 de
bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing
zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari
2018. Voor de dechargeverlening inzake het jaar 2018 over het gevoerde financieel
beheer en materieelbeheer zijn de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 en de
daarop gebaseerde regelgeving van toepassing. Dit is conform de brief aan het parlement
over het overgangsrecht in de Comptabiliteitswet 2016 (Vergaderjaar 2018–2019, 34 426, nr. 33). Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet
worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 voor de presentatie en
inrichting en voor de begrotingsuitvoering de artikelen van de Comptabiliteitswet
2016 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139.
Art. in CW 2016
Art. in CW 2001
3.2 – 3.4
19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid
3.5
22, eerste lid; 26, eerste lid
3.8
58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid
3.9
58, eerste lid, onderdeel b en c
2.37
60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid
2.35
61, tweede tot en met vierde lid
2.40
64
7.12
82, eerste lid; 83, eerste lid
7.14
82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid
B. BELEIDSVERSLAG
3. BELEIDSPRIORITEITEN
Dit jaarverslag gaat in op de in 2018 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt
daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2018 geformuleerde
beleidsprioriteiten.
Onderdeel 3.1. beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2018. Vervolgens
worden in onderdeel 3.2. de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten
weergegeven. De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen
zijn voor het gemeentefonds niet van toepassing.
3.1. Realisatie van de beleidsprioriteiten 2018
Sociaal domein
Het sociaal domein is een van de negen maatschappelijke opgaven uit het Interbestuurlijk
programma (IBP). Kwetsbare mensen in de samenleving hebben behoefte aan zorg en ondersteuning
binnen verschillende domeinen. Onder de maatschappelijke opgave «Merkbaar beter in
het sociaal domein» zijn 12 programmatische thema's opgenomen. Rijk en gemeenten werken
daarnaast onder meer in het Programma Sociaal Domein samen met professionals en betrokken
organisaties aan betere hulp voor (kwetsbare) mensen (TK 34 477, nr. 46). In de eerste fase van het programma zijn in een gezamenlijke analyse thema's benoemd
uit de uitvoeringspraktijk, die domeinoverstijgend zijn en zowel op rijks- als op
gemeenteniveau spelen. Er zijn op dit moment 16 thema's. In een aantal vraagstukken
staan doelgroepen centraal, zoals jongeren 16–27 jaar, mensen met een licht verstandelijke
beperking en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Andere vraagstukken betreffen
randvoorwaardelijke aspecten van de uitvoering, zoals gegevensuitwisseling en privacy,
de rol van de gemeenteraad, monitoring, toezicht en inkopen/aanbesteden.
Door de decentralisaties in het sociaal domein, had over 2015 nog maar de helft van
alle gemeenten een goedkeurende controleverklaring van de accountant. Voorheen was
dat circa 95%. In het verslagjaar 2016 was het aandeel van goedkeurende controleverklaringen
alweer gestegen naar 81% en voor het verslagjaar 2017 verder naar 87%. Voor de verslagjaren
2015 en 2016 waren de fouten en onzekerheden in het sociaal domein de hoofdoorzaak
voor het niet kunnen verkrijgen van een goedkeurende verklaring voor gemeenten. In
2017 was de hoofdoorzaak al niet meer gelegen in het sociaal domein, maar in de fouten
die gemaakt worden bij (Europese) aanbestedingen.
De overheveling van de integratie-uitkering sociaal domein is vastgelegd in het regeerakkoord
van het kabinet Rutte III. Dit is in het Interbestuurlijk programma door het Rijk
en de decentrale overheden bekrachtigd. De integreerbare onderdelen van de integratie-uitkering
sociaal domein zijn per 2019 overgeheveld naar de algemene uitkering. Deze overheveling
is begrotingstechnisch verwerkt in de nota van wijziging bij de ontwerpbegroting 2018
(TK 34 775-B, nr. 6).
3.2. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2018
Zoals hierboven reeds is opgemerkt is de overheveling van de integreerbare onderdelen
van de integratie-uitkering sociaal domein naar de algemene uitkering begrotingstechnisch
verwerkt in de nota van wijziging bij de ontwerpbegroting 2018 (TK 34 775-B, nr. 6). Deze overheveling treedt in werking in het begrotingsjaar 2019. In het begrotingsjaar
2018 zijn twee decentralisatie-uitkeringen gecreëerd specifiek ten behoeve van het
sociaal domein.
Dat betreft ten eerste de decentralisatie-uitkering Voorziening knelpunten sociaal
domein van € 200 miljoen. Deze DU is voor € 100 miljoen gevoed vanuit de algemene
uitkering en voor € 100 miljoen door het Rijk. Tijdens de ALV van de VNG op 27 juni
2018 zijn de criteria voor de verdeling van de middelen uit de voorziening vastgesteld
en is de commissie ingesteld die als onafhankelijke partij optreedt voor het beoordelen
van de aanvragen in de voorziening. Op 1 november 2018 heeft het VNG-bestuur bekend
gemaakt het advies van de onafhankelijke commissie Fonds Tekortgemeenten te volgen
om de middelen over 77 gemeenten te verdelen, die forse tekorten ervaren op de uitgaven
sociaal domein voor jeugd en wmo.
Ten tweede betreft dit het Transformatiefonds sociaal domein jeugd. Voor deze decentralisatie-uitkering
is drie keer € 36 miljoen beschikbaar gekomen, voor de jaren 2018 tot en met 2020.
Het Transformatiefonds is bedoeld om de transformatiebeweging te bevorderen en sluit
aan bij het
Actieprogramma Zorg voor de Jeugd. Jeugdhulpregio’s komen in aanmerking voor een bijdrage
uit het Transformatiefonds. Alle 42 jeugdhulpregio’s hebben tijdig een aanvraag voor
het Transformatiefonds ingediend door een meerjarig transformatieplan op te stellen,
voor ten minste de periode 2018 tot en met 2020. De Stuurgroep Zorglandschap (waarin
VNG, branches van aanbieders en het Rijk zijn vertegenwoordigd) heeft de aanvragen
gewogen en akkoord bevonden. Dit betekent dat alle 42 jeugdhulpregio’s transformatiebudget
ontvangen. Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) zal de jeugdhulpregio’s adviseren bij de jeugdhulpvernieuwing
en de uitvoering van de transformatieplannen.
4. BELEIDSARTIKEL
Artikel 1. Gemeentefonds
A. Algemene beleidsdoelstelling
Via het gemeentefonds wordt bewerkstelligd dat de gemeenten middelen krijgen toebedeeld
om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema’s:
1. gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de
uitvoering van hun taken;
2. een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten die elk van de
gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen
globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de
Minister van Financiën – namens deze de Staatssecretaris van Financiën – hebben een
regisserende en financierende rol ten aanzien van het gemeentefonds. De fondsbeheerders
zijn op basis van de Financiële-verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële
verhoudingen tussen Rijk en gemeenten. Zij dragen daarbij zorg voor een adequate omvang
alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek van het gemeentefonds. Tevens
zorgen zij voor een adequate uitbetaling en vaststelling van de algemene uitkering,
de integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen aan de verschillende gemeenten.
Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of gemeenten als collectiviteit andere prioriteiten
zouden kunnen stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven
maatschappelijke opgaven. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de gemeenten bestuurlijke
afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de gemeenten. Naast
de fondsbeheerders hebben hierbij ook de desbetreffende vakministers een rol.
In het regeerakkoord zijn op dit vlak ambitieuze beleidsvoornemens geformuleerd. Maatschappelijke
opgaven spelen steeds vaker op meerdere schaalniveaus tegelijk en oplossingen liggen
niet in het bereik van één overheidslaag. Een toenemend aantal maatschappelijke opgaven
is alleen op te lossen wanneer gemeenten, provincies, waterschappen en Rijk als één
overheid samenwerken richting partners. Samenwerking vindt ook in toenemende mate
plaats op regionaal niveau. Vrijwel overal in Nederland zijn regionale coalities van
overheden en andere partijen op zoek naar passende governance arrangementen om aan
te sluiten op hun regionale opgaven. In de uitvoering van overheidstaken spelen medeoverheden
een steeds belangrijkere rol. Daarom heeft het kabinet extra geld beschikbaar gesteld
aan gemeenten.
Voor de realisatie van de beschreven beleidsthema’s wordt een aantal instrumenten
en activiteiten ingezet.
Beleidsthema 1: gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële
middelen voor de uitvoering van hun taken.
A) Normeringssystematiek
De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering van het gemeentefonds
wordt – naast taakmutaties – bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek
houdt in dat de ontwikkeling van het fonds gekoppeld is aan de ontwikkeling van de
accres-relevante uitgaven van het Rijk (ARU), dit wordt ook wel aangeduid als het
principe «samen de trap op, samen de trap af». De jaarlijkse toe- of afname van het
gemeentefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres
genoemd. De normeringssystematiek is in werking sinds 1995 en berust op een bestuurlijke
afspraak tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal
Overleg (IPO). Met ingang van 2018 is de basis van de normeringssystematiek verbreed.
Naast de uitgaven onder het kader rijksbegroting worden nu ook de uitgaven onder de
kaders zorg en sociale zekerheid meegenomen in de normeringssystematiek.
B) Artikel 2 Financiële-verhoudingswet
Er zijn jaarlijks diverse specifieke taakmutaties die tot toevoegingen en/of onttrekkingen
aan het gemeentefonds kunnen leiden. Uitgangspunt hierbij is artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet.
Dit artikel geeft aan dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging
van de uitoefening van taken of activiteiten door gemeenten, in een afzonderlijk onderdeel
van de bijbehorende toelichting met redenen wordt omkleed en met kwantitatieve gegevens
wordt gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de gemeenten
zijn. Tevens wordt aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor
de gemeenten kunnen worden opgevangen.
C) Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen
Het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) tussen de fondsbeheerders,
de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen (UvW) zal twee keer per jaar plaats vinden,
rond het verschijnen van de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. Iedere partij kan agendapunten
inbrengen. Zo nodig kunnen ook andere bewindspersonen dan de fondsbeheerders aan het
overleg deelnemen. De uitkomst van de normeringsystematiek (vgl. A) kan – indien bekend
– in het Bofv bestuurlijk worden gewogen.
D) Macronorm OZB
De OZB-opbrengst van gemeenten wordt op macroniveau gemaximeerd door jaarlijks een
percentage vast te stellen waarmee de som van de OZB-opbrengsten van alle gemeenten
mag groeien.
E) Artikel 12 gemeenten
Een indicator voor de financiële positie van gemeenten is het aantal gemeenten dat
een beroep doet op artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet. Dat aantal is de laatste
jaren beperkt gebleven, zoals onderstaande tabel laat zien. In de tabel is bovendien
het totaalbedrag van de door die gemeenten ontvangen aanvullende uitkeringen opgenomen.
Gemeenten artikel 12 Financiële-verhoudingswet
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Aantal
4
4
4
3
3
3
2
2
2
Bedrag (x €1.000)
21.378
31.273
23.025
22.486
30.506
24.057
19.489
16.679
14.771
2016 t/m 2019 betreffen voorlopige cijfers, omdat de verleende uitkeringen nog niet
allemaal zijn vastgesteld
F) Monitoring nieuwe middelen sociaal domein
Het college van burgemeester en wethouders legt over de besteding van de middelen
sociaal domein uitsluitend financiële verantwoording af aan de gemeenteraad. Het Rijk
vraagt geen verantwoording over de rechtmatigheid van de besteding door gemeenten.
Wel monitort het Rijk de uitvoering van de taken van het sociaal domein, om de systeemverantwoordelijkheid
van vakministers en fondsbeheerders te kunnen borgen. Het Rijk ontvangt daartoe via
het informatiesysteem Informatie voor derden (Iv3) per gemeente informatie over de
uitgaven in het sociaal domein. Iv3 is geen verantwoordingsinformatie en op basis
van Iv3 kan niet worden teruggevorderd.
Beleidsthema 2: een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten
die elk van de gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket
tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
G) Verdeelmaatstaven
Het budget van de algemene uitkering van het gemeentefonds wordt over de gemeenten
verdeeld via een systeem van verdeelmaatstaven. De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk
voor ontwikkeling en onderhoud van het systeem van verdeelmaatstaven dat de verdeling
tot stand brengt. Dit verdeelsysteem heeft als doel gemeenten in staat te stellen
hun voorzieningen op een onderling gelijkwaardig niveau te brengen tegen globaal gelijke
lastendruk en rekening houdend met de structuurkenmerken van de gemeenten.
Zolang voor een uitkeringsjaar de voor de verdeelmaatstaven noodzakelijke statistische
gegevens nog niet bekend of definitief zijn, worden de gemeenten bevoorschot op basis
van voorlopige cijfers. Hierbij wordt ernaar gestreefd de voorschotten zo goed mogelijk
aan te laten sluiten op de algemene uitkering waarop een gemeente uiteindelijk recht
heeft, zoals deze vastgesteld wordt nadat de statistische gegevens definitief zijn
vastgesteld. Dit streven geldt ook voor integratie- en decentralisatie-uitkeringen.
Als er gedurende en na afloop van het uitkeringsjaar definitieve volumegegevens beschikbaar
komen, leidt dit tot bijstellingen in de bevoorschotting. Aangezien voor het gemeentefonds
de verplichtingen leidend zijn, zullen deze altijd tot uitkering komen.
H) Periodiek onderhoudsrapport
Voor de verdeling van de financiële middelen is het Periodiek onderhoudsrapport (POR)
de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de
verdeling nog adequaat is. De verdeling is adequaat als deze nog voldoende aansluit
bij de daadwerkelijke uitgaven zoals blijkt uit de gemeentelijke begrotingen. Het
POR verschijnt jaarlijks als bijlage bij de begroting.
C. Beleidsconclusies
Het gemeentefonds heeft in 2018 gefunctioneerd zoals beoogd; gemeenten hebben middelen
toebedeeld gekregen om hun taken naar behoren uit te voeren. Om dat te bestendigen
wordt het verdeelmodel regelmatig bekeken en, waar nodig, geactualiseerd. De verdeelmodellen
van het gemeentefonds zijn de afgelopen jaren aangepast waardoor deze actueel zijn
en zo veel mogelijk aansluiten op de kostenverschillen tussen gemeenten. Via het verdeelmodel
zijn de middelen zodanig verdeeld dat gemeenten in staat waren hun inwoners een gelijkwaardig
voorzieningenniveau te bieden tegen globaal gelijkwaardige lasten.
In het kader van de aangekondigde heroverweging financiële verhoudingen (TK 34 775-B, nr. 18) wordt onder meer de verdeling van de algemene uitkering van het gemeentefonds in
zijn totaliteit tegen het licht gehouden.
Een goede indicator voor het naar behoren functioneren van het gemeentefonds is de
gerealiseerde afname van het aantal artikel 12 gemeenten.
Met ingang van 2018 is de basis van de normeringssystematiek verbreed. Naast de uitgaven
onder het kader rijksbegroting worden nu ook de uitgaven onder de kaders zorg en sociale
zekerheid meegenomen in de normeringssystematiek. Dit zorgt voor een stabielere accresontwikkeling,
omdat verschuivingen tussen de budgettaire kaders geen invloed meer hebben op de omvang
van het accres.
De intensiveringen uit het Regeerakkoord werken via de normeringssystematiek door
in het accres, waardoor meer middelen beschikbaar zijn voor gemeenten en provincies.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.
Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 gemeentefonds (Bedragen x € 1.000)
Gemeentefonds
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2014
2015
2016
2017
2018
2018
2018
Verplichtingen:
18.728.390
27.285.893
28.142.671
27.871.247
29.371.165
28.282.670
1.088.495
Uitgaven:
18.741.101
27.267.184
28.124.902
27.906.247
29.083.134
28.282.670
800.464
Opdrachten
1. Kosten Financiële-verhoudingswet
2.276
1.216
1.264
1.530
1.507
1.711
-204
Bijdragen aan ZBO's/RWT's
1. Kosten Waarderingskamer
1.938
1.984
2.104
2.441
0
2.441
-2.441
2. Kosten Financiële-verhoudingswet
0
0
0
0
95
0
95
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties
1. Budget A+O-fonds
6.301
6.449
6.610
6.640
0
0
0
2. Bijdrage aan VNG
14.861
70.428
64.951
74.689
0
0
0
3. Bijdrage aan KING
7.464
7.464
7.464
7.464
0
0
0
Bijdragen aan medeoverheden
1. Algemene uitkering c.a. en de aanvullende uitkeringen
15.615.031
14.736.243
15.695.965
15.555.457
16.494.393
16.400.415
93.978
2. Integratie-uitkeringen overig
1.760.889
1.305.453
1.207.888
1.290.729
1.293.821
1.258.369
35.452
3. Decentralisatie-uitkeringen
1.332.341
969.830
1.123.503
1.136.719
1.228.909
828.579
400.330
4. Integratie-uitkering sociaal domein
0
10 168 117
10 015 153
9 830 578
10.064.409
9.791.155
273.254
Ontvangsten:
18.741.101
27.267.184
28.124.902
27.906.247
29.083.134
28.282.670
800.464
1. Terugontvangsten Waarderingskamer
92
107
0
0
222
0
222
2. Ontvangsten ex art. 4 Fvw
18.741.009
27.267.077
28.124.902
27.906.247
29.082.912
28.282.670
800.242
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Onderdeel verplichtingen
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met
€ 1.088,5 mln. opwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij
1e suppletoire (€ 855,9 mln.), 2e suppletoire (€ 222,5 mln.) en in de slotwet (10,1 mln.) zijn aangebracht. Een toelichting
op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire
begrotingen (TK 34 960-B, nr 2 en TK 35 095-B, nr 2) en in de slotwet.
Onderdeel uitgaven
Opdrachten
Kosten Financiële-verhoudingswet
Het gerealiseerde bedrag komt € 0,2 mln. lager uit dan in de ontwerpbegroting 2018
werd geraamd. Het gerealiseerde bedrag voor de kosten Financiële-verhoudingswet onder
opdrachten komt hiermee op € 1,5 mln. Een toelichting is te vinden in de memorie van
toelichting van 1e suppletoire begroting (TK 34 960-B, nr 2) en in de slotwet.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Kosten Waarderingskamer
Het gerealiseerde bedrag komt uit op € 0. Het beschikbare budget is bij 1e suppletoire begroting overgeboekt naar de begroting van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Een toelichting is te vinden in de memorie van toelichting
van de 1e suppletoire begroting (TK 34 960-B, nr 2)
Kosten Financiële-verhoudingswet
Het gerealiseerde bedrag komt € 0,1 mln. hoger uit dan in de ontwerpbegroting 2018
werd geraamd, doordat een bijdrage is verstrekt die niet was begroot. Het gerealiseerde
bedrag voor de kosten Financiële-verhoudingswet onder Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s komt
hiermee op € 0,1 mln.
Bijdragen aan medeoverheden
Algemene uitkering
De uitgaven van de algemene uitkering van het gemeentefonds worden ten opzichte van
de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 94,0 mln. en komen daarmee
in totaal op € 16.494,4 mln. De hogere uitgaven hangen vooral samen met de toekenning
van accres en van ruimte onder het plafond van het BTW-compensatiefonds.
Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk
€ 209,2 mln. en – € 81,9 mln. In de slotwet vindt een mutatie plaats van – € 33,2
mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting
van beide suppletoire begrotingen (TK 34 960-B, nr 2 en TK 35 095-B, nr 2) en in de slotwet.
Integratie-uitkeringen overig
De uitgaven van de integratie-uitkeringen (exclusief de integratie-uitkering sociaal
domein) van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde
begroting bijgesteld met € 35,5 mln. en komen daarmee in totaal op € 1.293,8 mln.
Bij de 1e suppletoire begroting hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van € 35,5 mln. In de
slotwet vindt een mutatie plaats van – € 2.000. Een toelichting is te vinden in de
memorie van toelichting van 1e suppletoire begroting (TK 34 960-B, nr 2) en in de slotwet.
Decentralisatie-uitkeringen
De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het gemeentefonds worden ten opzichte
van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 400,3 mln. en komen
daarmee in totaal op € 1.228,9 mln. De hogere uitgaven zijn vooral een gevolg van
het toevoegen van nieuwe decentralisatie-uitkeringen in de loop van 2018.
Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk
€ 372,7 mln. en € 292,3 mln. en in de slotwet van – € 264,7 mln. Een toelichting op
deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen
(TK 34 960-B, nr 2 en TK 35 095-B, nr 2) en in de slotwet.
Integratie-uitkering sociaal domein
De uitgaven van de integratie-uitkering sociaal domein van het gemeentefonds worden
ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 273,3
mln. en komen daarmee in totaal op € 10.064,4 mln. De hogere uitgaven hangen vooral
samen met de toekenning van loon- en prijsontwikkeling voor 2018.
Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk
€ 261,4 mln. en € 12,2 mln. In de slotwet vindt een mutatie plaats van – € 0,3 mln.
Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide
suppletoire begrotingen (TK 34 960-B, nr 2 en TK 35 095-B, nr 2) en in de slotwet.
Onderdeel ontvangsten
Ontvangsten
Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten
over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde
begroting van het gemeentefonds voor 2018 worden de ontvangsten met € 800,5 mln. verhoogd
tot € 29.083,1 mln. Deze verhoging is de som van de mutaties die bij 1e suppletoire (€ 877,3 mln.), 2e suppletoire (€ 222,5 mln.) en in de slotwet (- € 299,3 mln.) zijn aangebracht.
5. VASTSTELLEN ACCRES EN RUIMTE ONDER PLAFOND BCF 2018
De jaarlijkse toe- of afname van het gemeentefonds die voortvloeit uit de koppeling
aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. Het accres kent twee bijstellingsmomenten
tijdens het lopende jaar (mei en september) en één moment van vaststelling en afrekening
na afloop. De vaststelling van het accres vindt plaats op basis van de stand van het
Financieel jaarverslag van het Rijk. Het ARU percentage over 2018 komt daarin uit
op 4,82 %, hetgeen overeen komt met een accres van € 807 mln. Dit is € 148 mln. lager
dan geraamd in de Miljoenennota 2019. De afrekening van het accres 2018 (het verschil
tussen Miljoenennota 2019 en de vaststelling) wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2019.
Het BTW-compensatiefonds (BCF) heeft sinds 2015 een plafond. Het plafond groeit of
daalt met het accrespercentage zoals volgt uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds
en het provinciefonds. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties die gepaard
gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt,
volgt een uitname uit het gemeentefonds en provinciefonds. Bij een realisatie lager
dan het plafond, komt het verschil ten gunste aan het gemeentefonds en provinciefonds.
Het verschil wordt over het gemeentefonds en provinciefonds verdeeld conform de aandelen
van het beroep op het BCF door de gezamenlijke gemeenten respectievelijk gezamenlijke
provincies in het gerealiseerde jaar.
Bij Miljoenennota 2019 is een onderschrijding van het BCF-plafond 2018 met € 121 mln.
voorzien. De vaststelling of het BCF-plafond in 2018 is over- of onderschreden vindt
plaats op basis van het Financieel jaarverslag van het Rijk. De onderschrijding van
het BCF-plafond 2018 komt daarin uit op € 44,5 mln., waarvan € 39,0 mln. ten gunste
van het gemeentefonds. De definitieve afrekening over 2018 (het verschil tussen Miljoenennota
2019 en de vaststelling) wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2019.
6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF
6.1 Uitzonderingsrapportage
Rechtmatigheid
Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen onrechtmatigheden geconstateerd
die de tolerantiegrens op artikelniveau overschrijden en is er sprake van een getrouw
beeld.
In het verleden is de praktijk gegroeid om een – beperkt – deel van de algemene uitkering
rechtstreeks te doen toekomen aan de VNG of een andere instantie. In het licht van
de Financiële-verhoudingswet, die stelt dat betalingen uit het gemeentefonds ten goede
komen aan gemeenten, zijn deze rechtstreekse betalingen door de Auditdienst Rijk als
onrechtmatig aangemerkt.
Om die reden is een traject gestart om betalingen aan derden uit het gemeentefonds
te beëindigen. Deze aanpak heeft ertoe geleid dat per 1 januari 2018 alle betalingen
aan derden uit het gemeentefonds zijn beëindigd.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Financieel en materieelbeheer
Voor het financieel- en materieel beheer wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf
in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Overige aspecten van bedrijfsvoering
Voor overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf
in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
6.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Voor de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf
in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
6.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Voor de belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt u
verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk
VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
C. JAARREKENING
7. VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET GEMEENTEFONDS 2018
Verantwoordingsstaat 2018 van het gemeentefonds (B) (Bedragen x € 1.000)
Art.
Omschrijving
(1) Vastgestelde begroting
(2) Realisatie
(3) Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
01
Gemeentefonds
28.282.670
28.282.670
28.282.670
29.371.165
29.083.134
29.083.134
1.088.495
800.464
800.464
8. SALDIBALANS GEMEENTEFONDS PER 31 DECEMBER 2018
Saldibalans per 31 december 2018 van het gemeentefonds (B) Bedragen (x € 1.000)
Activa
Passiva
31-12-2018
31-12-2017
31-12-2018
31-12-2017
Intra-comptabele posten
1)
Uitgaven t.l.v. de begroting 2017
0
27.906.247
2)
Ontvangsten t.g.v. de begroting 2017
0
27.906.247
Uitgaven t.l.v. de begroting 2018
29.083.134
0
Ontvangsten t.g.v. de begroting 2018
29.083.134
0
Subtotaal intra-comptabel
29.083.134
27.906.247
Subtotaal intra-comptabel
29.083.134
27.906.247
Extra-comptabele posten
12)
Voorschotten
88.905.777
59.826.686
12a)
Tegenrekening voorschotten
88.905.777
59.826.686
14a)
Tegenrekening andere verplichtingen
338.890
50.859
14)
Andere verplichtingen
338.890
50.859
Subtotaal extra-comptabel
89.244.667
59.877.545
Subtotaal extra-comptabel
89.244.667
59.877.545
Overall Totaal
118.327.801
87.783.792
Overall Totaal
118.327.801
87.783.792
Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2018 van het gemeentefonds
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt
overeen met die van de saldibalansposten.
Ad 1. Uitgaven ten laste van de begrotingAd 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2018 zijn de gerealiseerde uitgaven
en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2018 waarvoor de Rijksrekening
nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Ad 12. Voorschotten
Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde
uitkeringen aan gemeenten, evenals het voorschot op de bijdrage in de kosten van de
Waarderingskamer. De gemeenten ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot
het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de gemeenten worden
na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld. Het totaalbedrag
van de betaalde voorschotten bestaat bijna volledig uit voorschotten aan gemeenten
op de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen.
Het bedrag is in bijlage 1 bij de saldibalans gespecificeerd en hieronder nader toegelicht.
De stand openstaande voorschotten is toegenomen ten opzichte van de stand ultimo 2017.
Hiervoor zijn twee oorzaken.
De algemene maatregel van bestuur (AMvB), waarmee het grootste deel van de integratie-
en decentralisatie-uitkeringen uit 2016 en het restant uit 2014 worden vastgesteld,
is niet in 2018 gepubliceerd. Vanwege prioritaire dossiers die in 2018 aan de orde
waren, is er vertraging opgelopen in de juridische afhandeling van deze AMvB. Inmiddels
is het juridisch proces opgestart. De AMvB zal in het voorjaar van 2019 worden gepubliceerd.
Daardoor konden ook de beschikkingen waarmee de algemene uitkeringen 2016 van de gemeenten
worden vastgesteld nog niet worden verzonden. Het aanmaken van deze beschikking is
pas mogelijk nadat de hierboven genoemde AMvB is gepubliceerd. Tevens is gebleken
dat de opgaven van de WOZ-waarden 2016 van de gemeenten niet in alle gevallen correct
is geweest. Begin 2019 zullen deze gegevens definitief worden opgemaakt. De beschikkingen
zullen in de loop van 2019 worden verstuurd.
Ad 14. Andere verplichtingen
Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene
uitkering uit het gemeentefonds, openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van
de integratie- en decentralisatie-uitkeringen, en openstaande betalingsverplichtingen
uit hoofde van onderzoek en bijdragen organisaties opgenomen. Het bedrag is in bijlage
2 bij de saldibalans gespecificeerd en hieronder nader toegelicht.
De stand openstaande verplichtingen is toegenomen ten opzichte van de stand ultimo
2017. De belangrijkste oorzaak is dat voor een tweetal grote decentralisatie-uitkeringen
de verdeling over de gemeenten te laat in het jaar beschikbaar is gekomen om nog in
de reguliere betalingen voor 2018 meegenomen te kunnen worden. Dit betreft met name
de decentralisatie-uitkeringen Voorziening knelpunten sociaal domein (€ 200 mln.)
en Transformatiefonds sociaal domein jeugd (€ 36 mln.). Deze bedragen zijn in januari
2019 alsnog uitbetaald aan de gemeenten. Een volledig overzicht van de nog niet tot
betalingen gekomen bedragen voor de decentralisatie- en integratie-uitkeringen is
opgenomen in de slotwet.
Bijlage 1 bij Saldibalans 31 december 2018
Specificatie voorschotten (x € 1.000)
31-12-2018
31-12-2017
Art. 1.1. Onderzoek en bijdragen organisaties1
2017
0
2.441
2018
0
0
0
2.441
Art. 1.2.1. Algemene uitkering gemeentefonds2
2016
15.647.771
15.643.735
2017
15.534.497
15.540.146
2018
16.496.006
0
47.678.274
31.183.881
Art. 1.2.2. / 1.2.3. Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen3
2014
2.395.969
2.395.969
2015
1.643.784
1.643.784
2016
12.399.195
12.344.184
2017
12.220.803
12.256.427
2018
12.567.752
0
41.227.503
28.640.364
TOTAAL
88.905.777
59.826.686
X Noot
1
Betreft de Kosten Waarderingskamer en enkele posten van Kosten Financiële-verhoudingswet.
X Noot
2
Dit onderdeel van de tabel vergelijkt de voorschotten per 31 december 2018 waarvoor
per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt (en de daarbij
behorende omvang van de voorlopige beschikking) met de voorschotten waarvoor geldt
dat de definitieve beschikking voor het betreffende uitkeringsjaar per 31 december
2017 nog niet was opgemaakt.
X Noot
3
De voorschotten voor de integratie- en decentralisatie-uitkeringen op de saldibalans
van het gemeentefonds hebben veelal een bijzonder karakter. Bij een beperkt aantal
uitkeringen staat de hoogte van de uitkering niet vooraf vast of dient over de betaling
nog een afrekening plaats te vinden. Bij een groot deel van deze uitkeringen wordt
echter vooraf door het beleidsdepartement precies bepaald welke bedragen aan welke
begunstigden worden uitbetaald. De begunstigden hoeven ook geen verantwoording af
te leggen over de (wijze van) besteding van de uitkering. Het gemeentefonds is hierbij
slechts een loket waarlangs de verstrekkingen lopen. Desondanks worden alle betalingen
uit hoofde van deze uitkeringen op de saldibalans van het gemeentefonds als voorschot
verantwoord, tot het moment waarop de verdeling over medeoverheden definitief wordt
vastgesteld door middel van een AMvB.
Mutatieoverzicht voorschotten gemeentefonds (x € 1.000)
voorschotten per 01-01-2018
59.826.686
ontstaan in 2018
29.081.532
afgerekend in 2018
2.441
voorschotten per 31-12-2018
88.905.777
Toelichting
Binnen de verdeling van de voorschotten voor de integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen
is in 2018, ten opzichte van 2017, een correctie doorgevoerd. De betalingen in 2017
die betrekking hadden op de uitkeringen over 2016 waren ultimo 2017 ten onrechte opgenomen
op de regel voor de uitkeringen 2017. Deze zijn ultimo 2018 opgenomen op de regel
voor de uitkeringen 2016. Het betreft een correctie van 55.011.
Bijlage 2 bij Saldibalans 31 december 2018
Verloop van de openstaande verplichtingen (x € 1.000)
Art.
Omschrijving
Openstaande verplichtingen per 1-1-2018
Aangegane verplichtingen in 2018 (excl. positieve bijstellingen)
Tot betaling gekomen in 2018
Bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren
Openstaande verplichtingen per 31-12-2018
1.1.
Onderzoek en bijdragen organisaties4
414
1.325
1.602
0
137
1.2.1.
Algemene uitkering met inbegrip van de netto-uitkering over vorige jaren
15.220
16.541.486
16.494.393
0
62.313
1.2.2. / 1.2.3.
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen
35.225
12.828.354
12.587.139
0
276.440
Totaal
50.859
29.371.165
29.083.134
0
338.890
X Noot
4
Kosten Financiële-verhoudingswet, Kosten Waarderingskamer, Budget A+O-fonds, Bijdrage
aan VNG en Bijdrage gemeenten inzake KING
D. BIJLAGEN
BIJLAGE 1: LIJST MET AFKORTINGEN
A+O fonds
Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten
ARU
Accres-relevante Uitgaven
BCF
BTW-compensatiefonds
Bofv
Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
COELO
Centrum voor Onderzoek van de Economie van Lagere Overheden
DU
Decentralisatie-uitkering
Fvw
Financiële-verhoudingswet
GF
Gemeentefonds
IPO
Interprovinciaal Overleg
IU
Integratie-uitkering
IUSD
Integratie-uitkering sociaal domein
Iv3
Infomatievoorziening voor derden
KING
Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten
OEM
Overige eigen middelen
OSU
Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen
OW
Ontwerpbegroting
OZB
Onroerende-zaakbelastingen
PF
Provinciefonds
POR
Periodiek Onderhoudsrapport
Rob
Raad voor het openbaar bestuur
RPE
Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek
RWT
Rechtspersonen met een wettelijke taak
SCP
Sociaal en Cultureel Planbureau
UvW
Unie van Waterschappen
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VHROSV
Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Stedelijke vernieuwing
Wlz
Wet langdurige zorg
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning
WOZ
Waardering onroerende zaken
ZBO
Zelfstandig bestuursorgaan
BIJLAGE 2: LIJST VAN DE BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS
Aanvullende uitkering
Uitkering op aanvraag van gemeenten waar de algemene middelen aanmerkelijk en structureel
tekortschieten om in de noodzakelijke uitgaven te voorzien, ondanks een redelijk peil
van de eigen inkomsten.
Accres
Bedrag waarmee het beschikbare bedrag van het gemeentefonds jaarlijks wordt aangepast,
gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringsystematiek (zie ook normeringssystematiek).
Algemene uitkering uit het gemeentefonds
Uitkering aan alle gemeenten die ten goede komt aan de algemene middelen.
Artikel 12-uitkering
Zie aanvullende uitkering.
Cluster
Samenhangend geheel van beleidsterreinen uit oogpunt van kostenoriëntatie en verdeling.
Decentralisatie-uitkering uit het gemeentefonds
Sinds 2008 bestaat binnen het gemeentefonds naast de algemene uitkering (zie algemene
uitkering uit het gemeentefonds) en de integratie-uitkering (zie integratie-uitkering
uit het gemeentefonds) ook de decentralisatie-uitkering. De verdeling van de decentralisatie-uitkering
volgt evenmin als de integratie-uitkering de regels van de verdeling van de algemene
uitkering van het gemeentefonds. Anders dan bij de integratie-uitkering, waar de termijn
van overheveling naar de algemene uitkering van tevoren vaststaat, ontbreekt bij de
decentralisatie-uitkering een dergelijke termijn. Dat maakt de uitkering geschikt
voor de overheveling van specifieke uitkeringen, ook als die termijn nog niet bekend
is. Ook maakt het de uitkering geschikt voor middelen die slechts tijdelijk beschikbaar
zijn.
Financiële-verhoudingswet (Fvw)
Wet waarin is vastgelegd dat er een gemeentefonds en provinciefonds is. De wet regelt
daarnaast globaal de wijze van verdeling van het gemeentefonds. In de wet zijn tevens
regels opgenomen met betrekking tot de aanvullende uitkering. Per 1 januari 1997 is
de wet voor het gemeentefonds herzien.
Integratie-uitkering uit het gemeentefonds
Uitkering die wordt toegepast als overheveling van middelen naar de algemene uitkering
bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering
voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering.
IJkpunten
Geobjectiveerde kostennormen per taakgebied, rekening houdend met structuurkenmerken,
die voor alle gemeenten respectievelijk provincies beschikbaar zijn.
Normeringssystematiek
Bepaling van het accres van het gemeentefonds op basis van een norm. De norm is de
jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de accres relevante uitgaven (ARU) van het
Rijk. Voor de accres relevante uitgaven zijn de netto uitgaven onder uitgavenplafond
het startpunt. Deze worden gecorrigeerd voor de rijksuitgaven aan gemeenten en provincies,
uitgavenmutaties in WW als gevolg van conjunctuur en Financieringsverschuivingen gedurende
de kabinetsperiode. Als de accres relevante uitgaven stijgen (dalen), nemen het gemeentefonds
en het provinciefonds met hetzelfde percentage toe (af). Deze systematiek staat ook
wel bekend onder het principe van «samen de trap op en samen de trap af».
Periodiek onderhoudsrapport (POR)
Jaarlijkse rapportage aan de Staten-Generaal over de staat van de verdeelmaatstaven
van het gemeentefonds. Wanneer de bestaande verdeling niet meer voldoet aan de kostenstructuren
bij de gemeenten, dan wordt gerapporteerd hoe de verdeling kan worden aangepast, c.q.
welke onderzoeken op dat gebied lopen. Het rapport verschijnt als bijlage bij de gemeentefondsbegroting.
Raad voor het openbaar bestuur (Rob)
Adviesorgaan op het terrein van openbaar bestuur en gemeentelijke en provinciale financiën.
Uitkeringsbasis
De uitkeringsbasis wordt berekend door de vermenigvuldiging van het aantal eenheden
van een set van verdeelmaatstaven met de bijbehorende gewichten (bedragen per eenheid).
Uitkeringsfactor
Via de normeringssystematiek wordt jaarlijks de omvang van het gemeentefonds bepaald
(voeding). De uitkeringsfactor is de verhouding tussen de voeding en de totale landelijke
uitkeringsbasis. De uitkeringsfactor wordt afgerond op 3 decimalen achter de komma.
Het derde decimaal achter de komma wordt ook wel een «punt» uitkeringsfactor genoemd.
Als de uitkeringsfactor bijvoorbeeld stijgt van 1,253 naar 1,265 is dit een stijging
van 12 punten.
Uitkeringsjaar
Het kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat.
Verdeelmaatstaf
Maatstaf ter verdeling van de algemene uitkering die verband houdt met de gemeentelijke
behoefte aan algemene middelen.
Waarderingskamer
Zelfstandig bestuursorgaan dat toeziet op een correcte waardering van onroerende zaken
in Nederland. De gemeenten dragen via het gemeentefonds bij aan de bekostiging van
dit orgaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën