Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Moorlag over de voortdurende belemmeringen die de aansluiting van kleinschalige duurzame energieprojecten op het elektriciteitsnetwerk blokkeren
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de voortdurende belemmeringen die de aansluiting van kleinschalige duurzame energieprojecten op het elektriciteitsnetwerk blokkeren (ingezonden 18 maart 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 9 april 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nog geen oplossing voor zonnepanelenprobleem VV Nieuw Buinen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat het schrijnend is dat het langslepende netaansluitingsprobleem
vrijwilligers van sportverenigingen hindert en frustreert in het realiseren van plannen
gericht op het opwekken van groene elektriciteit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom
sleept het breed gesignaleerde knelpunt nog steeds voort?
Antwoord 2
Ik begrijp dat deze frustratie er is bij iedere partij die hernieuwbare elektriciteit
op wil wekken en daar de benodigde investeringen in tijd, menskracht en financiën
voor gedaan heeft. Ik verwijs u verder naar de antwoorden op vragen 3 tot en met 5.
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat het temeer schrijnend en frustrerend is dat de bereidwilligheid
van derden om capaciteit op het net beschikbaar te stellen wordt gehinderd door de
wettelijke regeling waardoor dit niet kan, omdat deze capaciteit toevalt aan de eerstvolgende
grootschalige ontwikkelaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dit op te lossen
en hoe gaat u dat dan doen?
Antwoord 3
Op het elektriciteitsnet is een beperkte mate van transportcapaciteit beschikbaar.
De netbeheerder stelt de transportcapaciteit van zijn net zodanig vast dat de integriteit
en balans van het net niet wordt verstoord.
Een aangeslotene met hernieuwbare elektriciteitsopwekking heeft een overeenkomst met
de netbeheerder over de hoeveel transportcapaciteit die hem ter beschikking staat.
Dat is de contractueel overeengekomen capaciteit.
Het kan in de praktijk zo zijn dat een aangeslotene deze hoeveelheid structureel niet
transporteert. Dan kan hij zijn overeenkomst met de netbeheerder aanpassen naar een
lagere hoeveelheid. Deze capaciteit heeft de netbeheerder weer ter beschikking. Dan
moet de netbeheerder deze capaciteit, conform artikel 23 van de Elektriciteitswet
1998, weer non-discriminatoir ter beschikking stellen aan een andere partij die dan
aangesloten wordt.
Het kan ook zijn dat de netbeheerder structureel ervaart dat de overeengekomen hoeveelheid
niet getransporteerd wordt. Dan kan de netbeheerder de niet getransporteerde hoeveelheid
ook non-discriminatoir ter beschikking stellen aan een andere partij die dan aangesloten
wordt en transportcapaciteit krijgt. De netbeheerder bepaalt daarnaast de fysieke
benodigde transportcapaciteit en bijbehorende investeringen op basis van de gecombineerde
daadwerkelijk gebruikte netcapaciteit.
Een partij met ter beschikbaar gestelde transportcapaciteit kan dus niet zelf direct
zijn capaciteit aan een ander toewijzen.
Samen met ACM en netbeheerders werk ik aan oplossingsrichtingen uit voor de knelpunten
rondom de aansluit- en transportcapaciteit. Hierbij betrek ik de uitspraak van uw
Kamer in de motie Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 295). Ik zal uw Kamer hierover in mei berichten.
Vraag 4
Is de door de voorzitter van VV Nieuw Buinen uitgesproken hoop dat het misschien nog
goed komt gerechtvaardigd? Zo ja, wat is dan de weg naar een oplossing en wat zijn
de maatregelen die leiden naar de aansluiting van de zonnepanelen van de voetbalvereniging?
Antwoord 4
De betrokken partijen verkennen mogelijke technische oplossingen voor de situatie
nu waarbij deze voetbalclub nog niet kan leveren aan het elektriciteitsnet. Ik ben
hoopvol dat zij in onderling overleg komen tot een haalbare oplossing.
Vraag 5
Bent u bereid, gelet op het hardnekkig voortduren van het knelpunt, uw standpunt over
het geven van voorrang van kleinere duurzame initiatieven op het elektriciteitsnetwerk
te heroverwegen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn?
Antwoord 5
Mijn opvatting in deze wijzigt niet, zoals ik eerder aan uw Kamer heb geantwoord op
schriftelijke vragen2 en zoals gewisseld in het debat met uw Kamer. Het verlenen van toegang tot het elektriciteitsnet
is een publieke taak belegd bij de netbeheerder conform wettelijke en regulatorische
uitgangpunten.
De netbeheerder moet daarbij non-discriminatoir handelen.
Vraag 6
Is het gegeven dat in grote gebieden in Nederland ontwikkelaars al omvangrijke grondposities
hebben ingenomen en netwerkcapaciteit hebben geclaimd, een hindernis voor het realiseren
van de afspraak in het Klimaatakkoord dat 50% van de nieuwe hernieuwbare energieproductie
in eigendom komt van de lokale omgeving en leidt dit ertoe dat in deze gebieden de
lokale omgeving het nakijken heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welke mate en op
welke plaatsen is dat het geval en wat gaat u doen om te bewerkstelligen dat de lokale
omgeving 50% van de nieuwe hernieuwbare energieproductie in eigendom kan krijgen?
Antwoord 6
Op Rijksniveau is er geen concreet inzicht in welke mate projectontwikkelaars via
opties of contracten al omvangrijke grondposities voor nieuwe zon- of windparken hebben
ingenomen. Dit zijn private overeenkomsten die niet hoeven te worden geregistreerd.
Ontwikkelaars kunnen niet «op voorhand» netcapaciteit claimen. Het aanvragen van een
netaansluiting met teruglevercapaciteit voor een bepaald hernieuwbaar elektriciteitsproject,
gaat immers gepaard met het aangaan van een substantiële financiële verplichting met
de netbeheerder. Die verplichting gaan ontwikkelaars veelal pas aan als een project
verder is uitgewerkt en men daarbij zekerheid heeft over de SDE+-subsidie en over de omgevingsvergunning.
In het ontwerp Klimaatakkoord is de afspraak opgenomen te streven naar 50% eigendom
van de lokale omgeving van de hernieuwbare elektriciteitsproductie op land. Het streven
voor deze eigendomsverhouding is een algemeen streven voor 2030. Momenteel wordt in
overleg met overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties bezien hoe hier
op regionaal en lokaal niveau in beleid invulling aan gegeven kan worden, mede in
relatie tot de Regionale Energie Strategieën.
Overigens constateer ik dat in de praktijk al steeds meer gewerkt wordt in de geest
van het ontwerp Klimaatakkoord, waarbij het bevoegd gezag via het ruimtelijk instrumentarium
lokaal mede-eigendom borgt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.