Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de vragen van het lid Moorlag over de gevolgen van faillissementen van energiebedrijven voor consumenten
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de gevolgen van faillissementen van energiebedrijven voor consumenten (ingezonden 6 maart 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 9 april 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Energiesector onderzoekt fonds voor gedupeerde consumenten»1 en herinnert u zich de antwoorden op eerdere Kamervragen over de gevolgen van een
faillissement van een energieleverancier voor consumenten2?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat consumenten niet financieel gedupeerd mogen worden door het
faillissement van een energiebedrijf? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Laat ik vooropstellen dat ik het vervelend vind wanneer consumenten geconfronteerd
worden met het faillissement van hun energieleverancier, zowel wat betreft de onzekerheid
die hen dit geeft over de energielevering als eventuele financiële consequenties.
De energiemarkt is een geliberaliseerde markt en dat biedt als groot voordeel concurrentie
voor leveranciers en keuzevrijheid voor consumenten. Een geliberaliseerde markt brengt
echter ook een risico met zich dat een contractpartij failliet kan gaan. Het Besluit
Leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 en het Besluit Leveringszekerheid Gaswet
(hierna: Besluiten Leveringszekerheid) voorzien juist daarom in de continuïteit van
levering van de energie aan de kleinverbruiker, waaronder alle huishoudens. Hierdoor
komt de kleinverbruiker bij een faillissement van de energieleverancier niet zonder
de levering van elektriciteit of gas te zitten. Ook moet het energiebedrijf bij levering
aan kleinverbruikers beschikken over een vergunning. Bij het afgeven van een vergunning
toetst de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de financiële kwaliteit van het energiebedrijf.
Vraag 3
Is het waar dat consumenten soms voor honderden euro's het schip in gaan] als hun
energieleverancier omvalt? Zo nee, wat is er niet waar? Met welk bedrag zijn consumenten
gemiddeld het schip ingegaan door het faillissement van de energiebedrijven Robin
en EnergieFlex?
Antwoord 3
De hoogte van betaalde termijnbedragen, een eventuele waarborgsom en het verbruik
van elektriciteit en gas is per consument verschillend. Het gaat hierbij immers om
een individuele (privaatrechtelijke) overeenkomst tussen de energieleverancier en
de afnemer. Afhankelijk van de hoogte van betaalde termijnbedragen, een eventuele
waarborgsom, de hoogte van het verbruik, het moment van de jaarafrekening en het moment
van het faillissement is het mogelijk dat de kleinverbruiker meer heeft betaald dan
voor het verbruik benodigd zou zijn geweest. Hierdoor kan een klant financieel nadeel
ondervinden.
Ik heb geen informatie over het gemiddelde bedrag dat de klanten van de inmiddels
failliete energiebedrijven Robin Energie en Energieflex mogelijk zijn misgelopen en
ik heb geen inzicht in de boedelverdeling van de beide failliete bedrijven. Het is
de curator die bepaalt hoe de financiële afhandeling wordt gedaan.
Vraag 4
Acht ook u het mogelijk dat er meer energiebedrijven in de problemen komen en een
toenemend aantal mensen mogelijk de sterk gestegen kosten voor energie niet kan opbrengen?
Antwoord 4
De energiebedrijven zijn in Nederland actief op een geliberaliseerde markt, waarin
zij onderling met elkaar concurreren. Inherent aan deze concurrerende omgeving is
de toe- en uittreding van energiebedrijven, waarbij in enkele gevallen de uittreding
kan worden veroorzaakt door een faillissement.
Het kabinet herkent het beeld dat de energierekening voor huishoudens stijgt. Het
kabinet wil dat de transitie voor iedereen haalbaar en betaalbaar blijft en heeft
daarom bij de presentatie van de doorrekeningen van het Klimaatakkoord op 13 maart
jl. aangekondigd de belasting die huishoudens via hun energierekening betalen, aanzienlijk
te gaan verlagen. Ik verwijs u verder naar mijn brieven van 13 maart (Kamerstuk 32 813, nr. 307) en 18 maart (Kamerstuk 30 196, nr. 632) jl.
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat extra consumentenbescherming op zijn plaats is, gelet op
het gegeven dat energie een basisbehoefte is en gelet op het gegeven dat het systeem
van betaling vooraf via voorschotten cliënten in een risicovolle positie plaatst?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Energie is een belangrijke basisbehoefte en ik ben van mening dat kleinverbruikers,
waaronder alle huishouders, beschermd dienen te worden door wet- en regelgeving om
te kunnen beschikken over deze basisbehoefte. Daarom worden de belangen van kleinverbruikers
op verschillende manieren geborgd. Ik wijs hier op de (zie antwoord op vraag 2) gegarandeerde
voortzetting van de levering van energie na faillissement van een energieleverancier
en op de verplichting voor energieleveranciers om over een vergunning te beschikken
waarbij ook de financiële kwaliteit van het bedrijf is getoetst. De termijnbedragen
die kleinverbruikers betalen voorkomen dat zij geconfronteerd worden met sterk fluctuerende
(maandelijkse) gebruikslasten. Ook hebben kleinverbruikers vaak de mogelijkheid om
hun termijnbedrag zelf aan te passen. Samen met de ACM zal ik in de aanloop naar het
opstellen van de Energiewet 1.0 bezien of en welke aanvullende beschermingsmaatregelen
nodig zijn (zie het antwoord op de vragen 6 en 7).
Vraag 6 en 7
Deelt u het pleidooi van de Consumentenbond en toezichthouder Autoriteit Consument
en Markt (ACM) voor een waardborgfonds waaruit klanten van een failliet energiebedrijf
gecompenseerd kunnen worden als ze vooruitbetaalde termijnbedragen door een faillissement
kwijt zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Is er wet- of regelgeving nodig om een dergelijk fonds te kunnen oprichten of staat
bestaande wet- of regelgeving dat juist in de weg? Wat gaat u in dit verband doen
om de totstandkoming van een fonds te stimuleren dan wel anderszins maatregelen te
nemen om de risico’s van cliënten van energieleveranciers te verminderen en betere
bescherming te bieden tegen het faillissementsrisico van de leveranciers?
Antwoord 6 en 7
Ik heb begrip voor de klanten die hun voorschotten en eventuele waarborgsom kwijt
zijn geraakt. De vraag is echter wat de mogelijke gevolgen zijn voor energieleveranciers
en consumenten bij het oprichten van een garantiefonds. Tevens is het ook de vraag
of een dergelijk garantiefonds wel de juiste bescherming biedt.
Allereerst kan een risicoverplaatsing optreden. Als het fonds gefinancierd wordt door
de sector, draagt de sector het financiële risico van commerciële partijen die risicovol
gedrag vertonen op de markt.
Ten tweede, als naast het garanderen van de levering van gas en elektriciteit (middels
de Besluiten Leveringszekerheid), ook wordt geregeld dat de financiële gevolgen van
een faillissement voor kleinverbruikers gegarandeerd worden door een fonds, kan dit
de prikkel hebben dat de leveranciers die risicovol gedrag vertonen dit gedrag niet
aanpassen, omdat er geen negatieve gevolgen meer zijn. In deze situatie is het denkbaar
dat mogelijk eerder en meer faillissementen van energieleveranciers zich voordoen.
Ten derde is het de vraag door wie dit fonds gevuld zal moeten worden. De hoogte van
een garantiefonds zou immers in financiële zin van grote omvang moeten zijn in het
geval het fonds ook de financiële gevolgen voor kleinverbruikers bij faillissementen
van grote energieleveranciers moet dekken.
Ik acht het onvermijdelijk dat de kosten van een fonds middels doorberekening vervolgens
worden neergelegd bij de kleinverbruiker en zo leidt tot een hogere energierekening.
Dat vind ik een negatief effect.
Energie-Nederland heeft tevens aangegeven geen meerwaarde te zien bij het oprichten
van een garantiefonds. Niet alleen wijst zij op de hierboven beschreven risicoverplaatsing,
maar geeft Energie-Nederland tevens aan dat in hun optiek vaak maar een beperkt deel
van de klanten van de failliete leverancier een geldvordering heeft op hun leverancier
op het moment dat deze failliet gaat. Ook benadrukt Energie-Nederland dat het daarbij
grotendeels om kleinere bedragen gaat, afhankelijk van hoever het jaarlijkse afrekenmoment
van de klant afligt van de datum van het faillissement.
Bovengenoemde risico’s en gevolgen in het oog nemende, zie ik geen reden om het oprichten
van een garantiefonds te stimuleren. Wel zal ik bezien bij het opstellen van de Energiewet
1.0 of bij de vergunningverlening aan energieleveranciers extra eisen gesteld kunnen
worden en mogelijk meer controlemechanismen benodigd zijn bij de monitoring van deze
vergunningen. Hiervoor zal ik in gesprek gaan met in ieder geval de ACM om helder
te krijgen of zij signalen hebben opgevangen waaruit blijkt dat dit noodzakelijk is.
Dit zal ik doen in de aanloop naar het opstellen van de Energiewet 1.0.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.