Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over onderzoeksvragen vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs (herdruk)
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 457 HERDRUK1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 19 april 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
                  opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
                  over de brief van 1 februari 2019 over onderzoeksvragen vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs
                  (Kamerstuk 31 293, nr. 432).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 20 februari 2019 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet
                  Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 5 april 2019 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Inhoud
Blz.
                         
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
3
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
4
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderzoeksvragen
                  vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs. Zij hebben hier nog een enkele vraag over.
                  De leden zouden graag nog één vraag willen toevoegen. Deze vraag luidt als volgt:
                  wat is de (financiële en aanbod) consequentie van onbeperkte en kosteloze toegankelijkheid
                  van aanvullende programma’s voor alle leerlingen?
               
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderzoeksvragen
                  vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs en willen de Minister nog enkele (kritische)
                  vragen voorleggen.
               
De leden vragen de Minister hoe het effect van kansengelijkheid wordt meegenomen in
                  dit onderzoek, aangezien kansengelijkheid niet expliciet in de onderzoeksvragen staat.
                  Deze leden vragen de Minister daarnaast of er ook wordt gekeken naar de kwaliteit
                  van het schaduwonderwijs en particulier onderwijs. Daarnaast zijn deze leden benieuwd
                  naar de vraag in hoeverre het een taak van de overheid zou moeten zijn om toe te zien
                  op de kwaliteit van het schaduwonderwijs en particulier onderwijs
               
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de onderzoeksvragen van
                  het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs. Deze leden hebben zorgen over de toename
                  van schaduwonderwijs en vinden het daarom goed dat er een vervolgonderzoek plaatsvindt.
                  Over de onderzoeksvragen hebben deze leden enkele vragen.
               
De leden stellen vast dat het onderzoek in eerste instantie mede is gestart naar aanleiding
                  van een toezegging op basis van de ingetrokken motie Grashoff c.s.2. In deze motie werd specifiek gevraagd om ook de beleidsopties te verkennen om de
                  sluipende privatisering in het onderwijs tegen te gaan. Is de Minister bereid dit
                  in het vervolgonderzoek mee te nemen, zo vragen deze leden.
               
De leden constateren dat het vervolgonderzoek ook een actualisatie van de cijfers
                     uit het eerste onderzoek bevatten. Worden deze cijfers naast een actualisatie ook
                     nader aangescherpt? Uit het vorige onderzoek was de bandbreedte van het geld dat omgaat
                     in het schaduwonderwijs erg groot. Ziet de Minister kans om deze bandbreedte te vernauwen,
                     zodat duidelijker is wat de omvang van het schaduwonderwijs is? Is er een mogelijkheid
                     om het informele circuit nader in beeld te brengen, zo vragen deze leden.
                  
Deze leden constateren dat in het vorige onderzoek een onderscheid werd gemaakt tussen
                     bijles, huiswerkbegeleiding en examentraining. Deze leden vragen nader in te gaan
                     op deze definities en wat precies het onderscheid is tussen deze termen. Gaat het
                     bijvoorbeeld bij een leerling die in het laatste jaar van zijn/haar opleiding, in
                     de aanloop naar de examens, wordt bijgespijkerd in een bepaald vak om examentraining
                     of bijles, zo vragen deze leden.
                  
Onderzoeksvragen vervolgonderzoek
De leden vragen of in het vervolgonderzoek ook wordt gekeken of de bijdrage die ouders
                     betalen voor schaduwonderwijs vrijwillig is of niet. Kan hierbij ook worden aangegeven
                     in hoeverre deze bijdrage inkomensafhankelijk is. Deze leden vragen voorts of het
                     mogelijk is te onderzoeken hoe vaak een ouderbijdrage door scholen wordt gevraagd
                     voor examentraining (volgens de definitie van de Onderwijsinspectie).
                  
De leden constateren dat onderzocht gaat worden of ouders kiezen voor extra begeleiding
                     buiten de school omdat ze vinden dat het onderwijs op de school van hun kind van onvoldoende
                     kwaliteit is. Wordt hierbij gekeken wat de reden is dat deze kwaliteit onvoldoende
                     zou zijn? Kan de Minister bijvoorbeeld onderzoeken of dankzij hoge werkdruk en volle
                     klassen er te weinig individuele aandacht is en daardoor ouders vaker kiezen voor
                     schaduwonderwijs, zo vragen deze leden.
                  
De leden vragen of ook onderzocht wordt hoeveel leerlingen vanwege financiële belemmeringen
                  nu niet gebruik kunnen maken van bijles, examentraining, huiswerkbegeleiding of extra
                  ondersteuning.
               
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
                  Basis- en Voortgezet onderwijs en Media over de onderzoeksvragen vervolgonderzoek
                  naar schaduwonderwijs. Zij hebben daar nog enkele vragen over.
               
Onderzoeksvragen vervolgonderzoek
De leden zijn het eens met de thema’s die de Minister wil laten betrekken in het onderzoek.
                  Zij hebben echter nog enkele aanvullende vragen op deze thema’s:
               
– Wat is de kwaliteit van de aangeboden vormen van schaduwonderwijs? Door wie worden
                        bijlessen, examentrainingen etc. gegeven? Hoe zou het toezicht op de kwaliteit van
                        het schaduwonderwijs geregeld kunnen worden, aangezien dit er nu niet is?
                     
– Welke doelgroepen maken specifiek gebruik van welke vorm van schaduwonderwijs? Is
                        er sprake van een verschil in gebruik van schaduwonderwijs op basis van type school,
                        opleidingsniveau en/of inkomen van ouders?
                     
– Wat is het effect van schaduwonderwijs op de resultaten van leerlingen? In hoeverre
                        is er nog sprake van een realistisch beeld van de resultaten van onder andere eindtoetsen
                        en examens als alleen een bepaalde groep leerlingen training krijgt in het maken van
                        die toetsen?
                     
– Hoe verhoudt de toename van het gebruik van schaduwonderwijs zich tot het lerarentekort
                        en de werkdruk in het onderwijs in het primair -, (voortgezet) speciaal - en voortgezet
                        onderwijs?
                     
– In hoeverre zorgt schaduwonderwijs voor uitholling/ondermijning van het reguliere
                        onderwijs? Als we accepteren dat scholen kennelijk niet kunnen bieden wat elders wel
                        geboden wordt, wat zegt dat dan over de kwaliteit die we toedichten aan het onderwijs
                        op scholen? Wat doet dat met de status van het reguliere onderwijs?
                     
– Aan ouders wordt (onder vraag 3) gevraagd of hun motieven om «onderwijs» buiten school
                        te zoeken liggen in het feit dat ze de geboden kwaliteit te laag vinden. Is het niet
                        beter deze algemene vraag te specificeren tot «persoonlijke aandacht voor de leerling»
                        en «maatwerk»? Op deze twee punten kunnen ouders prima hun mening geven, maar een
                        algemeen oordeel over de «kwaliteit» van het geboden onderwijs ligt niet direct binnen
                        de expertise van ouders.
                     
Deze leden vragen of de Minister bereid is om deze vragen bij het vervolgonderzoek
                  naar schaduwonderwijs te laten betrekken? Zo nee, waarom niet?
               
Naast de extra vragen die de leden graag bij het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs
                  laten betrekken, hebben zij nog enkele vragen naar aanleiding van de nieuwe cijfers
                  van het CBS3 over bedrijfsoprichtingen in 2018. Volgens het CBS is de toename in bedrijven die
                  onderwijs aanbieden het grootst.4 Er kwamen per saldo 6.980 bedrijven bij die onderwijs aanbieden, waaronder een kleine
                  3.000 bedrijfjes gespecialiseerd in studiebegeleiding.5 Wat vindt de Minister van deze stijging? Is de Minister het met de leden eens dat
                  daar waar de overheid faalt de markt er op inspeelt, zoals nu gebeurt in het onderwijs
                  met de toename van commerciële onderwijsbedrijfjes? Acht de Minister dit wenselijk,
                  mede in het kader van kansengelijkheid? Kan hij zijn antwoorden toelichten? Als de
                  Minister dit niet wenselijk acht, ziet de Minister dan mogelijkheden om de stijging
                  van het aantal oprichtingen van commerciële onderwijsbedrijfjes te beperken of zelfs
                  te stoppen, zo vragen de leden.
               
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
               
Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van mijn
                     brief over de onderzoeksvragen voor het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs. Voorafgaand
                     aan de beantwoording van de vragen wil ik benadrukken dat het onderzoek naar schaduwonderwijs
                     een omvangrijk en complex onderzoek is. Het aanbod van schaduwonderwijs, de omvang
                     van de markt en de motieven van ouders om te kiezen voor schaduwonderwijs worden in
                     kaart gebracht. Dat is het hoofddoel van dit onderzoek en het is een opgave om dit
                     uitvoerbaar te houden. Ik wil daarom de focus in dit onderzoek behouden en in dit
                     licht heb ik de vragen van uw Kamer gelezen. Voor vragen die beleidsmatige duiding
                     of keuzes betreffen, wijs ik vooruit naar mijn beleidsreactie te zijner tijd. Deze
                     vragen moeten onderdeel zijn van de beleidsvorming en het politieke debat. Een aantal
                     van de door u aangedragen vragen maken zeker onderdeel uit van de onderzoeksopzet
                     en een aantal vragen heb ik toegevoegd aan de opdracht voor de onderzoekers. De onderzoekers
                     zijn inmiddels begonnen met hun werkzaamheden. Hieronder beantwoord ik de vragen van
                     uw leden.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderzoeksvragen
                  vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs. Zij hebben hier nog een enkele vraag over.
                  De leden zouden graag nog één vraag willen toevoegen. Deze vraag luidt als volgt:
                  wat is de (financiële en aanbod) consequentie van onbeperkte en kosteloze toegankelijkheid
                  van aanvullende programma’s voor alle leerlingen?
               
Dit lijkt mij voor dit onderzoek geen geschikte vraag. De vraag is moeilijk te beantwoorden
                     en is andersoortig dan de insteek van het onderzoek. Het onderzoek brengt een bestaande
                     situatie in kaart, deze vraag is meer voorspellend van aard. Voor programma’s die
                     door de markt worden aangeboden, is dit scenario overigens ook niet reëel. Voor de
                     programma’s op scholen kan dit verschillende consequenties hebben. Allereerst kunnen
                     scholen zoeken naar mogelijkheden om programma’s aan te bieden die zodanig ingebed
                     zijn in de structuur van de school, dat de kosten beperkt blijven. Nu al geldt dat
                     ouderbijdrage vrijwillig is, de school kan hier «de extra’s» mee financieren zonder
                     dat dit iemand uit hoeft te sluiten. Een dergelijke aanpak zou ook gehanteerd kunnen
                     worden voor aanvullende programma’s, als die niet uit de reguliere bekostiging betaald
                     kunnen worden. Dit is moeilijk te berekenen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderzoeksvragen
                  vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs en willen de Minister nog enkele (kritische)
                  vragen voorleggen.
               
De leden vragen de Minister hoe het effect van kansengelijkheid wordt meegenomen in
                  dit onderzoek, aangezien kansengelijkheid niet expliciet in de onderzoeksvragen staat.
                  Deze leden vragen de Minister daarnaast of er ook wordt gekeken naar de kwaliteit
                  van het schaduwonderwijs en particulier onderwijs. Daarnaast zijn deze leden benieuwd
                  naar de vraag in hoeverre het een taak van de overheid zou moeten zijn om toe te zien
                  op de kwaliteit van het schaduwonderwijs en particulier onderwijs.
               
Dit onderzoek is een vervolgonderzoek en brengt (de ontwikkeling van) schaduwonderwijs
                     in beeld. Daarnaast wordt het eerdere onderzoek uitgebreid met een aantal andere vragen.
                     Het fenomeen schaduwonderwijs roept vragen op over kansengelijkheid tussen kinderen.
                     Deze vragen zijn mijns inziens beleidsvragen, die niet in het onderzoek, maar naar
                     aanleiding van dit onderzoek beantwoord kunnen worden. In de beleidsreactie zal ik
                     nader op dergelijke vragen ingaan.
De kwaliteit van schaduwonderwijs wordt in dit onderzoek niet meegenomen. De kwaliteit
                     is moeilijk te beoordelen, gezien de hoeveelheid en de diversiteit van de initiatieven.
                     Ik zie het ook niet als een opdracht voor de overheid om een oordeel te vellen over
                     de kwaliteit van onderwijsaanbod dat door de markt wordt aangeboden en door ouders
                     buiten schooltijd wordt afgenomen Op de kwaliteit van particuliere scholen waar de
                     leerplicht kan worden vervuld, wordt toezicht gehouden door de inspectie. Om die reden
                     maakt de vraag naar de kwaliteit van het particulier onderwijs ook geen onderdeel
                     uit van dit onderzoek.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de onderzoeksvragen van
                  het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs. Deze leden hebben zorgen over de toename
                  van schaduwonderwijs en vinden het daarom goed dat er een vervolgonderzoek plaatsvindt.
                  Over de onderzoeksvragen hebben deze leden enkele vragen.
               
De leden stellen vast dat het onderzoek in eerste instantie mede is gestart naar aanleiding
                  van een toezegging op basis van de ingetrokken motie Grashoff c.s.6. In deze motie werd specifiek gevraagd om ook de beleidsopties te verkennen om de
                  sluipende privatisering in het onderwijs tegen te gaan. Is de Minister bereid dit
                  in het vervolgonderzoek mee te nemen, zo vragen deze leden.
               
Het verkennen van beleidsopties om privatisering in het onderwijs tegen te gaan maakt
                     geen deel uit van de onderzoeksopzet. Deze vraag beschouw ik als een beleidsvraag.
                     In dit kader is de wijziging in de gedragscode voor goed onderwijsbestuur van de PO-Raad
                     en de VO-raad relevant, die voorschrijft dat besturen expliciet benoemen dat de ouderbijdrage
                     vrijwillig moet zijn en dat leerlingen nooit mogen worden uitgesloten van activiteiten
                     van de school om financiële redenen. Daarnaast is het mijn voornemen om wettelijk
                     te regelen dat kosten ook nooit een belemmering mogen zijn om mee te doen met verrijkende
                     programma’s of maatwerk (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 450). Dit zijn stappen waarmee de invloed van het inkomen van ouders op het onderwijs
                     dat kinderen volgen vermindert en de privatisering van het onderwijs beperkt wordt.
De leden constateren dat het vervolgonderzoek ook een actualisatie van de cijfers
                  uit het eerste onderzoek bevatten. Worden deze cijfers naast een actualisatie ook
                  nader aangescherpt? Uit het vorige onderzoek was de bandbreedte van het geld dat omgaat
                  in het schaduwonderwijs erg groot. Ziet de Minister kans om deze bandbreedte te vernauwen,
                  zodat duidelijker is wat de omvang van het schaduwonderwijs is? Is er een mogelijkheid
                  om het informele circuit nader in beeld te brengen, zo vragen deze leden.
               
Het is de bedoeling dat de uitkomsten van het onderzoek vergelijkbaar zijn met de
                     uitkomsten van het vorige onderzoek. Daarnaast is het echter de bedoeling dat het
                     beeld dat we hebben van schaduwonderwijs scherper wordt. Er wordt dus opnieuw naar
                     de cijfers gekeken. Verder wordt het onderzoek verbreed. Zo zal voor het primair onderwijs
                     in beeld worden gebracht welke vormen van aanvullend onderwijs te onderscheiden zijn.
                     Voor po en vo geldt dat we alleen kijken naar aanbod dat buiten de reguliere lestijd
                     wordt gegeven. Het is daarmee de bedoeling dat er – langzaam maar zeker – meer zicht
                     komt op de omvang van het schaduwonderwijs. De verwachting is echter nog niet dat
                     na dit onderzoek de markt volledig in kaart is gebracht.
Deze leden constateren dat in het vorige onderzoek een onderscheid werd gemaakt tussen
                  bijles, huiswerkbegeleiding en examentraining. Deze leden vragen nader in te gaan
                  op deze definities en wat precies het onderscheid is tussen deze termen. Gaat het
                  bijvoorbeeld bij een leerling die in het laatste jaar van zijn/haar opleiding, in
                  de aanloop naar de examens, wordt bijgespijkerd in een bepaald vak om examentraining
                  of bijles, zo vragen deze leden.
               
We zullen de onderzoekers vragen om heldere definities te hanteren en die toe te lichten
                     in het rapport. Wel merk ik hierbij op dat het waarschijnlijk is dat er vele mengvormen
                     zijn, met name in de informele markt.
Onderzoeksvragen vervolgonderzoek
De leden vragen of in het vervolgonderzoek ook wordt gekeken of de bijdrage die ouders
                  betalen voor schaduwonderwijs vrijwillig is of niet. Kan hierbij ook worden aangegeven
                  in hoeverre deze bijdrage inkomensafhankelijk is. Deze leden vragen voorts of het
                  mogelijk is te onderzoeken hoe vaak een ouderbijdrage door scholen wordt gevraagd
                  voor examentraining (volgens de definitie van de Onderwijsinspectie).
               
We zullen de onderzoekers vragen om het aspect van een inkomensafhankelijke bijdrage
                     mee te nemen. Examentrainingen die tegen betaling worden aangeboden door scholen,
                     vallen reeds binnen de reikwijdte van het onderzoek.
De leden constateren dat onderzocht gaat worden of ouders kiezen voor extra begeleiding
                  buiten de school omdat ze vinden dat het onderwijs op de school van hun kind van onvoldoende
                  kwaliteit is. Wordt hierbij gekeken wat de reden is dat deze kwaliteit onvoldoende
                  zou zijn? Kan de Minister bijvoorbeeld onderzoeken of dankzij hoge werkdruk en volle
                  klassen er te weinig individuele aandacht is en daardoor ouders vaker kiezen voor
                  schaduwonderwijs, zo vragen deze leden.
               
De motieven voor deelname aan schaduwonderwijs vormen een belangrijk onderdeel van
                     dit onderzoek. Als ouders aangeven dat zij de kwaliteit van regulier onderwijs onvoldoende
                     vinden, wordt doorgevraagd op welke indicatoren ouders ontevreden zijn over de kwaliteit
                     van het onderwijs op school. Elementen als individuele aandacht of grote klassen kunnen
                     hierbij worden meegenomen.
De leden vragen of ook onderzocht wordt hoeveel leerlingen vanwege financiële belemmeringen
                  nu niet gebruik kunnen maken van bijles, examentraining, huiswerkbegeleiding of extra
                  ondersteuning.
               
In de onderzoeksopzet wordt aandacht besteed aan de belemmeringen die worden ervaren
                     om toegang te krijgen tot aanvullend onderwijs. Hierbij kan het uiteraard ook gaan
                     om financiële belemmeringen.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
                  Basis- en Voortgezet onderwijs en Media over de onderzoeksvragen vervolgonderzoek
                  naar schaduwonderwijs. Zij hebben daar nog enkele vragen over.
               
Onderzoeksvragen vervolgonderzoek
De leden zijn het eens met de thema’s die de Minister wil laten betrekken in het onderzoek.
                  Zij hebben echter nog enkele aanvullende vragen op deze thema’s:
               
– Wat is de kwaliteit van de aangeboden vormen van schaduwonderwijs? Door wie worden
                        bijlessen, examentrainingen etc. gegeven? Hoe zou het toezicht op de kwaliteit van
                        het schaduwonderwijs geregeld kunnen worden, aangezien dit er nu niet is?
                     
Ook de leden van de D66-fractie vragen naar (toezicht op) de kwaliteit van het schaduwonderwijs.
                           Dit wordt in dit onderzoek niet meegenomen. Ik zie het niet als een taak van de overheid
                           om toezicht te houden op schaduwonderwijs dat door de markt wordt aangeboden. Het
                           onderzoek is er niet op gericht om een beeld te geven van de aanbieders van het schaduwonderwijs,
                           maar op de omvang ervan en de redenen voor de keuze voor deelname aan schaduwonderwijs.
– Welke doelgroepen maken specifiek gebruik van welke vorm van schaduwonderwijs? Is
                        er sprake van een verschil in gebruik van schaduwonderwijs op basis van type school,
                        opleidingsniveau en/of inkomen van ouders?
                     
In de onderzoeksopzet is aandacht voor het type scholen waarvan de leerlingen veel
                           gebruik maken van schaduwonderwijs. Ik zal de onderzoekers vragen om waar mogelijk
                           ook in beeld te brengen wat de achtergrondkenmerken zijn van ouders die gebruik maken
                           van schaduwonderwijs.
– Wat is het effect van schaduwonderwijs op de resultaten van leerlingen? In hoeverre
                        is er nog sprake van een realistisch beeld van de resultaten van onder andere eindtoetsen
                        en examens als alleen een bepaalde groep leerlingen training krijgt in het maken van
                        die toetsen?
                     
Het meten van het effect van schaduwonderwijs kan niet in dit onderzoek worden meegenomen.
                           Daarvoor is een apart wetenschappelijk onderzoek nodig, bij voorkeur met een experimenteel
                           design. Een dergelijk onderzoek is erg kostbaar en zal ook meer tijd vergen.
– Hoe verhoudt de toename van het gebruik van schaduwonderwijs zich tot het lerarentekort
                        en de werkdruk in het onderwijs in het primair -, (voortgezet) speciaal - en voortgezet
                        onderwijs?
                     
Als deze elementen een rol spelen bij de keuze van ouders voor aanvullend onderwijs,
                           zal dit naar voren komen in het onderzoek. Een duiding van de onderzoeksresultaten
                           zal ik te zijner tijd in een beleidsreactie op het onderzoek met uw Kamer delen.
– In hoeverre zorgt schaduwonderwijs voor uitholling/ondermijning van het reguliere
                        onderwijs? Als we accepteren dat scholen kennelijk niet kunnen bieden wat elders wel
                        geboden wordt, wat zegt dat dan over de kwaliteit die we toedichten aan het onderwijs
                        op scholen? Wat doet dat met de status van het reguliere onderwijs?
                     
Dergelijke overwegingen zal ik, indien het onderzoek daar aanleiding toe geeft, te
                           zijner tijd meenemen in mijn beleidsreactie.
– Aan ouders wordt (onder vraag 3) gevraagd of hun motieven om «onderwijs» buiten school
                        te zoeken liggen in het feit dat ze de geboden kwaliteit te laag vinden. Is het niet
                        beter deze algemene vraag te specificeren tot «persoonlijke aandacht voor de leerling»
                        en «maatwerk»? Op deze twee punten kunnen ouders prima hun mening geven, maar een
                        algemeen oordeel over de «kwaliteit» van het geboden onderwijs ligt niet direct binnen
                        de expertise van ouders.
                     
Ik zie hierin een voor- en een nadeel. De vraag kan ouders helpen om hun bezwaar te
                           formuleren. Anderzijds kan dit ook sturend werken en ertoe leiden dat andere motieven
                           over het hoofd worden gezien. Ik laat de keuze van de exacte vraagstelling daarom
                           bij de onderzoekers.
Deze leden vragen of de Minister bereid is om deze vragen bij het vervolgonderzoek
                  naar schaduwonderwijs te laten betrekken? Zo nee, waarom niet?
               
Zie bovenstaand mijn reactie per vraag.
Naast de extra vragen die de leden graag bij het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs
                  laten betrekken, hebben zij nog enkele vragen naar aanleiding van de nieuwe cijfers
                  van het CBS7 over bedrijfsoprichtingen in 2018. Volgens het CBS is de toename in bedrijven die
                  onderwijs aanbieden het grootst.8 Er kwamen per saldo 6.980 bedrijven bij die onderwijs aanbieden, waaronder een kleine
                  3.000 bedrijfjes gespecialiseerd in studiebegeleiding.9 Wat vindt de Minister van deze stijging? Is de Minister het met de leden eens dat
                  daar waar de overheid faalt de markt er op inspeelt, zoals nu gebeurt in het onderwijs
                  met de toename van commerciële onderwijsbedrijfjes? Acht de Minister dit wenselijk,
                  mede in het kader van kansengelijkheid? Kan hij zijn antwoorden toelichten? Als de
                  Minister dit niet wenselijk acht, ziet de Minister dan mogelijkheden om de stijging
                  van het aantal oprichtingen van commerciële onderwijsbedrijfjes te beperken of zelfs
                  te stoppen, zo vragen de leden.
               
De stijging die het CBS rapporteert komt overeen met de signalen over een toename
                     van schaduwonderwijs. Deze stijging roept veel vragen op. Dit is ook de reden dat
                     destijds besloten is om de omvang van het schaduwonderwijs in kaart te brengen. Ik
                     wil niet vooruitlopen op dit onderzoek door nu al conclusies te trekken over de betekenis
                     van een eventuele stijging van het gebruik van schaduwonderwijs of over de achterliggende
                     redenen hiervoor. In de beleidsreactie op dit vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs
                     zal ik dit nader duiden.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier