Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de registratie en certificering zeeschepen van organisaties met ideële doelstellingen
31 409 Zee- en binnenvaart
Nr. 221 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 april 2019
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 11 december
2019 over Registratie en certificering zeeschepen van organisaties met ideële doelstellingen
(Kamerstuk 31 409, nr. 203).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 januari 2019 aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 1 april 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
I Vragen en opmerkingen van uit de fracties
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief inzake
de registratie en certificering zeeschepen van organisaties met ideële doelstellingen
en hebben daarover nog vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake de registratie
en certificering zeeschepen van organisaties met ideële doelstellingen.
De leden van de D66-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het besluit
van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat om in september 2019 per omgaande
een beleidswijziging door te voeren met betrekking tot de registratie en certificering
van zeeschepen van organisaties met ideële doelstellingen. Een dergelijk besluit,
waar geen consultatie over heeft plaatsgevonden of democratische controle aan vooraf
is gegaan, dient alleen in hoogst uitzonderlijke gevallen plaats te vinden. Bij een
dergelijk verstrekkend eenzijdig besluit dient over nut en noodzaak te allen tijde
geen twijfel te bestaan. De leden willen daarom de regering nog enkele kritische en
verhelderende vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brieven en van de zorgen
van de getroffen niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) en hebben hier vragen over.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie danken de Minister voor haar snelle
respons richting de organisaties met ideële doelstellingen. Voor de leden blijven
echter veel vragen nog altijd onbeantwoord.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er gekozen is voor een overgangstermijn
van anderhalf jaar. Zou dit niet korter kunnen? Of zou voor bepaalde schepen de termijn
niet korter kunnen danwel een variatie in de overgangstermijn voor bepaalde schepen
kunnen worden opgenomen (bijvoorbeeld afhankelijk van waar de schepen gelegen zijn
of bij actieve schepen)?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af op welke schepen deze registratie en certificering
van toepassing is, in het bijzonder ook op welke schepen van NGO’s? Is het mogelijk
om de vlag danwel de registratie of de inschrijving van schepen in te laten trekken?
Wat is de relatie van deze schepen en/of organisaties met Nederland?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Seawatch3 een Search and Rescue (SAR)-vergunning
heeft. Deze leden vernemen graag of de Seawatch3 een Nederlandse vlag heeft. Zo ja,
waar blijkt dit uit? Welke status is van toepassing op dit schip?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Seawatch3 een Internationaal Certificaat
Pleziervaartuigen (ICP) heeft. Zo ja, wanneer is deze afgegeven en staat de naam van
het land er ook bij? Zij vernemen graag waarom er onder de Wet pleziervaartuigen 2016
gevaren kan worden als schepen langer zijn dan 24 meter en er geen sprake is van sport-
of vrijetijdsbesteding. Is dat niet oneigenlijk gebruik en kan hier tegen opgetreden
worden? Waarom is dit niet strafbaar? Waarom zou een schip daarom niet aan de ketting
kunnen worden gelegd? Hoe wordt getoetst aan de veiligheidseisen en wat gebeurt er
in de overgangsperiode? Hoe communiceert de Minister hierover met de bemanning van
het schip, vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie vragen welke consequenties de Minister verbindt aan het
meegezonden signaal van het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC-signaal)
dat enkele NGO's zich mogelijk schuldig maken aan (hulp bij) mensensmokkel en/of dood
door schuld?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister verslag kan doen van het gesprek
met de gezamenlijke organisaties naar aanleiding van de brieven van 11 december jl.
die door de Minister aan deze organisaties zijn gestuurd.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de beleidswijziging met als gevolg dat
schepen van organisaties met ideële doelstellingen niet langer als pleziervaartuig
kunnen worden geregistreerd de reputatie van de Nederlandse vlag ten goede komt. Er
zijn echter bureaus die de registratie van schepen als pleziervaartuig actief promoten.
Deze bureaus hebben een negatieve uitstraling op de Nederlandse vlag. Deze bureaus
doen het door dubbelzinnige reclame-uitingen voorkomen alsof een ICP gelijkgesteld
is aan een zeebrief, wat evident niet het geval is. Kan de Minister aangeven of en
zo ja, hoe zij tegen deze bureaus optreedt? Deze leden vragen ook wat de Koninklijke
Nederlandsche Motorboot Club (KNMC) en de Watersportbond kunnen doen om oneigenlijk
gebruik van het ICP-document tegen te gaan. Hoe kan de Nederlandse overheid hen hierin
bijstaan? Is het ICP in te trekken vanwege misbruik?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre een registratie bekend is bij het Kadaster?
Is er sprake van oneigenlijk gebruik en is er al gesproken met mensen van de Seawatch3?
De leden van de CDA-fractie constateren dat alleen de veiligheids- en bemanningseisen
bij de beoogde beleidswijziging ter discussie staan.
De leden van de CDA-fractie delen de conclusie van de Minister dat de schepen van
de genoemde ideële instellingen niet gelijk gesteld kunnen worden aan pleziervaartuigen.
Het verbaast deze leden dat door de registratie als pleziervaartuig de schepen van
ideële instellingen niet hoeven te voldoen aan een aantal veiligheids- en bemanningseisen.
Het is belangrijk dat daar spoedig een eind aan komt, menen zij.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag welke realistische overgangstermijn voor
de schepen die nu in het Nederlandse vlagregister staan ingeschreven, wordt beoogd.
De leden van de CDA-fractie lezen dat alle schepen van de genoemde organisaties reeds
op vrijwillige basis voldoen aan veel veiligheidsnormen. Graag vernemen deze leden
aan welke voorschriften nu nog niet wordt voldaan.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister uiteen kan zetten welke incidenten
en problemen ten grondslag liggen aan het besluit om deze beleidswijziging per omgaande
door te voeren. Op welke wijze had de beleidswijziging de incidenten kunnen voorkomen
en hoe gaat deze wijziging problemen in de toekomst voorkomen?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van 26 september 2018 (Kamerstuk 31 409, nr. 199) dat de beleidswijziging gericht is op zeeschepen van «organisaties met ideële doelstellingen».
Kan de Minister de volgende vragen toelichten? Wat zijn de juridische kaders van organisaties
met ideële doelstellingen? Op welke wijze zijn deze kaders tot stand gekomen? Kan
de Minister haar uitspraak «het gesprek richt zich in eerste instantie op Greenpeace,
Women on Waves, Sea-Watch, Jugend Rettet en Sea Shepherd, omdat zij in die categorie
zijn aangeschreven. Met die organisaties beginnen we dus»(algemeen overleg Maritiem,
d.d. 6 december 2018) nader toelichten? De beleidswijziging heeft betrekking op de
registratie van schepen en niet op individuele NGO’s. Op welke als pleziervaart geregistreerde
en onder Nederlandse vlag varende schepen en jachten is de beleidswijziging gericht
en waarom? Kan de Minister hiervan een overzicht geven? Zo ja, op welke termijn kan
de Kamer een dergelijk overzicht ontvangen?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister van 11 december 2018
(Kamerstuk 31 409, nr. 203) dat de organisaties met ideële doelstellingen zijn geïnformeerd over de beleidswijziging.
Is er met alle organisaties en eigenaren die door deze beleidswijziging worden getroffen
gesproken? Wanneer en hoe werden de organisaties en eigenaren die deze schepen beheren
of bezitten geconsulteerd? Is het de bedoeling dat het beleid betrekking heeft op
alle schepen, zowel groot als klein? Indien er onderscheid wordt gemaakt in grootte,
wat is dan de grootte (tonnage en lengte) en waarop is dat gebaseerd? Als het beleid
alleen gebaseerd is op de activiteiten van de organisatie/schepen en niet op de grootte
van de schepen, welke activiteiten van een organisatie vallen daar dan wel onder en
welke niet? Waarom is er niet gekozen voor een wetgevingsproces waarbij de vlagregistratie
voor alle typen schepen tegen het licht wordt gehouden? Waarom zouden veiligheidsproblemen
zich uitsluitend bij schepen van ideële organisaties voordoen?
De leden van de D66-fractie maken zich na het algemeen overleg Maritiem en het lezen
van de Kamerstukken zorgen over de financiële consequenties van de beleidswijziging
voor de getroffen organisaties met ideële instellingen. Kan de Minister toelichten
op welke wijze organisaties worden ondersteund en gecompenseerd voor de beleidswijziging?
Wat zijn de consequenties en effecten voor de getroffen organisaties (per organisatie)
en de Nederlandse scheepvaart?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af wat het primaire doel, de noodzaak
en de motivatie is voor deze beleidswijziging. Welk acuut en reëel probleem wordt
er opgelost door de zeewaardigheid van schepen van een klein aantal NGO’s nu in twijfel
te trekken en extra eisen op te leggen? Geheel in lijn met de regelgeving hebben veel
ideële organisaties hun schepen als jacht geregistreerd: van recreatief jeugdwerk
zoals de scouting tot het redden van drenkelingen of het doen van onderzoek; iedereen
verkeert nu in grote onzekerheid.
De leden van de GroenLinks-fractie is het niet duidelijk waarom de ene NGO wél is
aangeschreven en de andere niet. Waarop baseert de Minister haar keuze? De huidige
selectie van NGO’s is in de ogen van deze leden volstrekt arbitrair, als die niet
politiek gemotiveerd is, zoals de Minister beweert. Waar kunnen organisaties van uitgaan
als algemene regels worden gewijzigd en vervolgens selectief en willekeurig toegepast?
Valt die keuze onder een ministerieel besluit, haar discretionaire bevoegdheid of
beleidsvrijheid? Wat betekent dit voor de rechtspositie van niet-commerciële organisaties
die een boot of schip hebben?
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag dat regels gemaakt worden die problemen
oplossen of voorkomen. Zonder een duidelijk gedefinieerd probleem is een wijziging
van regels nergens een oplossing voor. Wat deze leden betreft moet er dus eerst een
analyse komen met betrekking tot welk probleem moet worden opgelost en wat daarin
ieders rol is (de scheepseigenaar, de bemanning, de overheid, et cetera). Als dan
blijkt dat de regels tekort schieten, zijn inderdaad nieuwe regels en procedures of
een betere handhaving van de bestaande regels noodzakelijk. Maar wel in die volgorde.
Deze leden zien graag dat de Kamer een goed onderbouwde analyse van het op te lossen
probleem wordt toegezonden.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in een normaal beleidsproces ook
een consultatie van de betrokken organisaties gebruikelijk is. Alleen zo kan worden
geïnventariseerd of er een mogelijk probleem is dat moet worden opgelost, wat mogelijke
oplossingen zijn en of daar nieuwe regels voor nodig zijn. Dat is voor zover deze
leden hebben kunnen waarnemen allemaal niet gebeurd. Aangezien er kennelijk geen acuut
probleem is, maar alleen een wens om een vermeend te ruime administratieve omschrijving
van het begrip «jacht», zien deze leden geen enkele reden om haast te maken. Als de
Nederlandse overheid de behoefte heeft om haar bureaucratie uit te breiden met nieuwe
categorieën om schepen te registeren, dan moet wat deze leden betreft ook daar eerst
een normaal proces voor worden doorlopen. Een heldere doelstelling en een transparant
stappenplan zijn dan een begin. Zij zien dat graag tegemoet alvorens de Minister verdere
stappen gaat ondernemen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook verbaasd dat organisaties zijn geselecteerd
in plaats van schepen. Kennelijk is bij de selectie het type schip, het soort activiteit
of de uitrusting van het schip niet van belang, maar het ideële en politieke karakter
van de organisatie. Hoe verhoudt zich dat met de bewering dat er geen politieke doelstellingen
of buitenlandse druk ten grondslag liggen aan dit voornemen? Hoe zit het met schepen
die meerdere taken kunnen uitvoeren of voor verschillende doelen worden ingezet? Aan
welke eisen moet een schip voldoen dat in week één gebruikt wordt voor een protestactie,
in week twee voor wetenschappelijk onderzoek, in week drie om journalisten in staat
te stellen verslag te doen bij een gebeurtenis op zee en in week vier als tentoonstellingsruimte
voor scholierenexcursies? Ook vragen deze leden zich af wat het verschil is tussen
het redden van drenkelingen voor de Nederlandse kust of de Libische kust?
De leden van de GroenLinks-fractie willen erop wijzen dat Nederland zich altijd sterk
heeft gemaakt voor het recht op vreedzaam protest op zee, voor de vrijheid van meningsuiting,
vrije pers, mensenrechten en het handhaven van internationaal zeerecht. In tal van
procedures en rechtszaken is Nederland met succes opgekomen voor dit recht en voor
de organisaties waarvan de schepen onder Nederlandse vlag varen en die (soms letterlijk)
onder vuur lagen van minder democratische landen. Deze leden zijn er trots op dat
Nederland deze rechten actief beschermt. Het is een teken van beschaving en moreel
leiderschap om niet te zwichten voor de druk en het opportunisme om de confrontatie
te vermijden. Door nu actief drempels op te werpen zonder dat er een reële technische
of juridische noodzaak voor is dreigt Nederland dat morele leiderschap te verliezen.
De leden de Partij voor de Dieren-fractie onderschrijven net als de organisaties met
ideële doelstellingen het belang van voldoende veiligheidsmaatregelen aan boord van
zeegaande schepen. Deze leden zijn echter van mening dat goed beleid gebaseerd moet
zijn op een grondige probleemanalyse en vragen daarom welke analyse ten grondslag
ligt aan dit beleid? Welke tekortkomingen in wet- en regelgeving zijn er geconstateerd?
Welke tekortkomingen in veiligheidsmaatregelen? Welke incidenten hebben zich voorgedaan?
Welke instanties hebben, naast de Maltese autoriteiten, kanttekeningen geplaatst bij
de huidige registratie? Op welke manier zijn de ervaringen van de betrokken organisaties
betrokken in het proces? Kan de Minister een samenvatting van de gemaakte analyse
aan de Kamer doen toekomen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen graag weten op basis van welke
wetgeving de Minister een besluit heeft genomen. Waar in de International Convention
for the Safety of Life at Sea (SOLAS) en/of de International Convention on Standards
of Training, Certification and Watchkeeping for Seafarers (STCW) vindt de Minister
de grondslag voor het besluit? Hoe vertalen de SOLAS en STCW-verdragen zich naar de
Nederlandse wetgeving? Moet een wijzigingsbesluit in de Staatscourant gepubliceerd
worden? Zo ja, is dat reeds gebeurd? Kan de Minister aangeven waarom dit besluit per
direct in werking moest treden? Was er sprake van direct gevaar? Zo ja, waaruit blijkt
dat?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen tevens weten hoe een besluit
al in werking kan zijn getreden terwijl het nog niet opgetekend lijkt te zijn? Op
welke manier kan een organisatie met een ideële doelstelling momenteel inzicht krijgen
in de eisen waaraan voldaan moeten worden als men een zeegaand schip in gebruik wil
nemen? Ook willen deze leden weten op welke organisaties deze beleidsregel van toepassing
is. Op basis van welke criteria wordt bepaald of organisaties wel of niet onder de
nieuwe regels vallen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen tot slot graag weten welk traject
de Minister voorziet voor bestaande organisaties. Hoe gaat de Minister voorkomen dat
de vernieuwde wetgeving ertoe gaat leiden dat bestaande organisaties zich genoodzaakt
zien hun maatschappelijke waardevolle werkzaamheden te staken?
II Reactie van de bewindspersoon
Inleiding
Onderstaande beantwoording geldt voor de beleidswijziging in het algemeen. Inmiddels
is duidelijk geworden dat de beleidswijziging voor een specifieke categorie schepen,
namelijk de schepen die staan ingeschreven in het Nederlandse vlagregister als pleziervaartuig
en die worden ingezet voor het stelselmatig aan boord nemen van drenkelingen, versneld
zal worden ingevoerd. Dit is nader uitgewerkt in de brief waarvan deze beantwoording
een bijlage is.
De vragen die zijn gesteld zijn samengevoegd naar thematiek. In het onderstaande volgen
de antwoorden per thema.
Aanleiding/grondslag van de beleidswijziging
De leden van de D66-fractie vragen:
1. Of de Minister uiteen kan zetten welke incidenten en problemen ten grondslag liggen
aan het besluit om deze beleidswijziging per omgaande door te voeren. Op welke wijze
had de beleidswijziging de incidenten kunnen voorkomen en hoe gaat deze wijziging
problemen in de toekomst voorkomen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen:
2. Wat het primaire doel, de noodzaak en de motivatie is voor deze beleidswijziging.
Welk acuut en reëel probleem wordt er opgelost door de zeewaardigheid van schepen
van een klein aantal NGO’s nu in twijfel te trekken en extra eisen op te leggen?
3. Welke analyse ten grondslag ligt aan dit beleid? Welke tekortkomingen in wet- en regelgeving
zijn er geconstateerd? Welke tekortkomingen in veiligheidsmaatregelen? Welke incidenten
hebben zich voorgedaan? Kan de Minister een samenvatting van de gemaakte analyse aan
de Kamer doen toekomen?
4. Welke instanties hebben, naast de Maltese autoriteiten, kanttekeningen geplaatst bij
de huidige registratie? Op welke manier zijn de ervaringen van de betrokken organisaties
betrokken in het proces?
Antwoord vragen 1 t/m 4
Aan het besluit liggen geen incidenten in de zin van ongevallen ten grondslag. Ik
vind niet dat eerst incidenten of ongevallen moeten plaatsvinden alvorens maatregelen
te treffen. De beleidswijziging is gebaseerd op het feit dat betreffende schepen als
pleziervaartuig staan geregistreerd, maar niet als zodanig worden gebruikt, hetgeen
gepaard gaat met veiligheidsrisico’s voor schip en bemanning. Schepen die als pleziervaartuig
staan geregistreerd hoeven niet of nauwelijks aan veiligheids- en bemanningseisen
te voldoen, slechts aan bepaalde milieueisen die van toepassing zijn op alle schepen
vanaf een bepaalde grootte. Pleziervaartuigen worden gebruikt voor sportieve en recreatieve
doelstellingen, terwijl schepen van organisaties met ideële doelstellingen onder meer
voor protestacties op zee worden gebruikt. Dat is niet recreatief. De inzet van deze
schepen zonder nadere veiligheidseisen acht ik niet langer veilig en daarmee onwenselijk,
ook ten opzichte van de aan boord zijnde bemanning. Het feitelijke gebruik is veel
meer vergelijkbaar met dat van koopvaardijschepen, die wel aan veiligheids- en bemanningseisen
moeten voldoen. Daarnaast is de registratie als pleziervaartuig zeer moeilijk uit
te leggen aan buitenlandse autoriteiten. Dat Nederland geen veiligheids- en bemanningseisen
aan deze schepen stelt stuit op veel onbegrip. Dit is ook aan de orde geweest toen
het schip de Sea-Watch 3 tijdens de zomer van vorig jaar in Malta werd vastgehouden.
Dat Nederland als vlaggenstaat toestaat dat een dergelijk schip internationale reizen
onderneemt zonder daarbij te hoeven voldoen aan veiligheids- en bemanningseisen werd
niet begrepen. Om deze redenen heb ik besloten tot de beleidswijziging, waarmee een
onvolkomenheid wordt rechtgezet.
De leden van de GroenLinks-fractie:
5. Constateren dat in een normaal beleidsproces ook een consultatie van de betrokken
organisaties gebruikelijk is. Alleen zo kan worden geïnventariseerd of er een mogelijk
probleem is dat moet worden opgelost, wat mogelijke oplossingen zijn en of daar nieuwe
regels voor nodig zijn. Dat is voor zover deze leden hebben kunnen waarnemen allemaal
niet gebeurd. Aangezien er kennelijk geen acuut probleem is, maar alleen een wens
om een vermeend te ruime administratieve omschrijving van het begrip «jacht», zien
deze leden geen enkele reden om haast te maken. Als de Nederlandse overheid de behoefte
heeft om haar bureaucratie uit te breiden met nieuwe categorieën om schepen te registeren,
dan moet wat deze leden betreft ook daar eerst een normaal proces voor worden doorlopen.
Een heldere doelstelling en een transparant stappenplan zijn dan een begin. Zij zien
dat graag tegemoet alvorens de Minister verdere stappen gaat ondernemen.
Antwoord vraag 5
Zoals aangekondigd in de brief van 26 september jl. (Kamerstuk 31 409, nr. 199), zijn wij in overleg met een aantal organisaties die schepen hebben die als pleziervaartuig
in het Nederlandse vlagregister zijn ingeschreven, maar die niet als zodanig worden
gebruikt. Die organisaties hebben aangegeven eerst schriftelijke vragen te willen
stellen alvorens daarover een mondeling overleg te hebben. Na de beantwoording daarvan
zijn wij met hen in overleg gegaan. De beleidswijziging heeft als doel de veilige
inzet van schepen die als pleziervaartuig staan geregistreerd, maar die niet voor
recreatieve doeleinden worden gebruikt. U wordt op de hoogte gehouden van het vervolg.
Wetgeving
De leden van de D66-fractie vragen:
6. Waarom is er niet gekozen voor een wetgevingsproces waarbij de vlagregistratie voor
alle typen schepen tegen het licht wordt gehouden? Waarom zouden veiligheidsproblemen
zich uitsluitend bij schepen van ideële organisaties voordoen?
Antwoord vraag 6
De beleidswijziging is gericht op schepen die geregistreerd staan als pleziervaartuig,
maar die niet als zodanig – recreatief – worden gebruikt. Daarvoor gelden thans geen
veiligheids- en bemanningseisen. Op andere typen schepen – die zijn geregistreerd
als koopvaardijschepen – zijn dergelijke eisen op basis van de Schepenwet en Wet zeevarenden
wel van toepassing. Het is daarom niet nodig om de vlagregistratie voor alle typen
schepen tegen het licht te houden.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen:
7. Op basis van welke wetgeving de Minister een besluit heeft genomen; en
8. Moet een wijzigingsbesluit in de Staatscourant gepubliceerd worden? Zo ja, is dat
reeds gebeurd?
Antwoord vragen 7 en 8
Tijdens het overleg met de organisaties met ideële doelstellingen op 15 januari jl.
hebben de organisaties aangegeven dat zij – los van hun opvatting over het besluit
tot de beleidswijziging – een voorkeur hebben voor separate regelgeving waarin veiligheids-
en bemanningseisen worden opgenomen voor schepen die als pleziervaartuig staan geregistreerd,
maar die niet als zodanig worden gebruikt. Ik ben bereid aan deze wens tegemoet te
komen, en zal de wijziging borgen via een wijziging van regelgeving (publicatie in
Staatscourant of Staatsblad).
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen:
9. Waar in de International Convention for the Safety of Life at Sea (SOLAS) en/of de
International Convention on Standards of Training, Certification and Watchkeeping
for Seafarers (STCW) vindt de Minister de grondslag voor het besluit?; en
10. Hoe vertalen de SOLAS en STCW-verdragen zich naar de Nederlandse wetgeving?
Antwoord vragen 9 en 10
Beide internationale verdragen zijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in
respectievelijk de Schepenwet en de Wet zeevarenden en onderliggende regelgeving.
Deze wetgeving vormt de grondslag voor de beleidswijziging.
De leden van de VVD-fractie vragen:
11. Waarom kan er onder de Wet pleziervaartuigen 2016 gevaren worden als schepen langer
zijn dan 24 meter en er geen sprake is van sport- of vrijetijdsbesteding. Is dat niet
oneigenlijk gebruik en kan hier tegen opgetreden worden? Waarom is dit niet strafbaar?
Waarom zou een schip daarom niet aan de ketting kunnen worden gelegd?
Antwoord vraag 11
Er wordt niet gevaren onder de Wet pleziervaartuigen 2016. Deze wet gaat over het
in de handel brengen van pleziervaartuigen tot 24 meter.
De leden van de D66-fractie vragen:
12. Wat zijn de juridische kaders van organisaties met ideële doelstellingen? Op welke
wijze zijn deze kaders tot stand gekomen?
Antwoord vraag 12
De beleidswijziging is van toepassing op pleziervaartuigen die niet als zodanig –
recreatief – worden gebruikt. Organisaties met ideële doelstellingen gebruiken deze
schepen niet recreatief. Het gaat niet zozeer om de organisaties als wel om het gebruik
van de schepen.
De leden van de GroenLinks-fractie:
13. Willen erop wijzen dat Nederland zich altijd sterk heeft gemaakt voor het recht op
vreedzaam protest op zee, voor de vrijheid van meningsuiting, vrije pers, mensenrechten
en het handhaven van internationaal zeerecht. In tal van procedures en rechtszaken
is Nederland met succes opgekomen voor dit recht en voor de organisaties waarvan de
schepen onder Nederlandse vlag varen en die (soms letterlijk) onder vuur lagen van
minder democratische landen. Deze leden zijn er trots op dat Nederland deze rechten
actief beschermt. Het is een teken van beschaving en moreel leiderschap om niet te
zwichten voor de druk en het opportunisme om de confrontatie te vermijden. Door nu
actief drempels op te werpen zonder dat er een reële technische of juridische noodzaak
voor is dreigt Nederland dat morele leiderschap te verliezen.
Antwoord vraag 13
Nederland heeft het recht op demonstratie en vrijheid van meningsuiting altijd gesteund
en doet dat nog steeds. Er is geen sprake van een gewijzigd standpunt daaromtrent.
De doelstellingen van de organisaties komen met deze beleidswijziging niet in gevaar.
De beleidswijziging heeft uitsluitend als doel dat schepen veilig ingezet worden.
Toepassing
De leden van de VVD-fractie vragen:
14. Op welke schepen is deze registratie en certificering van toepassing, in het bijzonder
ook op welke schepen van NGO’s?
De leden van de GroenLinks-fractie:
15. Zijn verbaasd dat organisaties zijn geselecteerd in plaats van schepen. Kennelijk
is bij de selectie het type schip, het soort activiteit of de uitrusting van het schip
niet van belang, maar het ideële en politieke karakter van de organisatie. Hoe verhoudt
zich dat met de bewering dat er geen politieke doelstellingen of buitenlandse druk
ten grondslag liggen aan dit voornemen?
16. Vragen waarom de ene NGO wél is aangeschreven en de andere niet. Waarop baseert de
Minister haar keuze?
17. Vindt de huidige selectie van NGO’s volstrekt arbitrair, als die niet politiek gemotiveerd
is, zoals de Minister beweert. Waar kunnen organisaties van uitgaan als algemene regels
worden gewijzigd en vervolgens selectief en willekeurig toegepast?
18. Vragen of die keuze valt onder een ministerieel besluit, haar discretionaire bevoegdheid
of beleidsvrijheid? Wat betekent dit voor de rechtspositie van niet-commerciële organisaties
die een boot of schip hebben?
De leden van de D66-fractie vragen:
19. Is het de bedoeling dat het beleid betrekking heeft op alle schepen, zowel groot als
klein? Indien er onderscheid wordt gemaakt in grootte, wat is dan de grootte (tonnage
en lengte) en waarop is dat gebaseerd? Als het beleid alleen gebaseerd is op de activiteiten
van de organisatie/schepen en niet op de grootte van de schepen, welke activiteiten
van een organisatie vallen daar dan wel onder en welke niet?; en
20. Op welke als pleziervaart geregistreerde en onder Nederlandse vlag varende schepen
en jachten is de beleidswijziging gericht en waarom? Kan de Minister hiervan een overzicht
geven? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer een dergelijk overzicht ontvangen?
21. Of de Minister haar uitspraak kan toelichten dat «het gesprek zich in eerste instantie
richt op Greenpeace, Women on Waves, Sea-Watch, Jugend Rettet en Sea Shepherd, omdat
zij in die categorie zijn aangeschreven. Met die organisaties beginnen we dus»(algemeen
overleg Maritiem, d.d. 6 december 2018 (Kamerstuk 31 409, nr. 216)) nader toelichten.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen:
22. Op welke organisaties deze beleidsregel van toepassing is. Op basis van welke criteria
wordt bepaald of organisaties wel of niet onder de nieuwe regels vallen?
Antwoord vragen 14 t/m 22
De beleidswijziging is van toepassing op alle schepen die staan geregistreerd als
pleziervaartuig in het Nederlandse vlagregister, maar die niet als zodanig – recreatief
– worden gebruikt. Dit betreft in hoofdzaak schepen van organisaties met ideële doelstellingen.
Vijf organisaties zijn aangeschreven omdat duidelijk is dat deze organisaties schepen
niet uitsluitend recreatief inzetten. Met deze organisaties is mijn ministerie nu
in gesprek. Voor de schepen die als pleziervaartuig staan ingeschreven in het Nederlandse
vlagregister en die stelselmatig worden gebruikt voor het aan boord nemen van drenkelingen
zal de beleidswijziging versneld in werking treden. Zie hiervoor de brief waarvan
deze beantwoording de bijlage is.
Ook andere organisaties vallen onder de beleidswijziging, als zij schepen hebben die
geregistreerd staan als pleziervaartuig, maar niet als zodanig gebruikt worden. De
beleidswijziging heeft betrekking op alle schepen ongeacht bijvoorbeeld lengte of
tonnage. Er worden geen boven- of ondergrenzen (bv. tonnage of lengte) gehanteerd.
Het gaat om alle activiteiten die niet als sport of recreatief gebruik kunnen worden
aangemerkt.
De leden van de GroenLinks fractie vragen:
23. Zich af wat het verschil is tussen het redden van drenkelingen voor de Nederlandse
kust of de Libische kust?
Antwoord vraag 23
Wanneer drenkelingen voor de Nederlandse kust uit het water moeten worden gehaald
of wanneer de bemanning van een schip op de Noordzee geëvacueerd moet worden, kunnen
deze mensen op zeer korte termijn in een dichtbij gelegen haven aan land worden gebracht
door schepen (of helikopters) die daartoe uitgerust zijn. De afgelopen periode is
gebleken dat de situatie voor de Libische kust anders is. Daar gaat het om mensen
die de overtocht van Afrika naar Europa willen maken in gammele en te kleine bootjes
en die worden opgepikt door diverse ideële organisaties. Inmiddels blijkt dat het
zeer moeilijk is geworden deze mensen in een dichtbij gelegen haven aan land te brengen,
waardoor zij wekenlang aan boord van het schip moeten verblijven. Daarvoor zijn deze
schepen soms onvoldoende toegerust en het veiligheidsrisico stijgt daardoor. Om mensen
langdurig aan boord te houden zijn voorzieningen nodig, zoals een adequate accommodatie.
De eisen die gesteld moeten worden om deze situatie voor alle opvarenden, ook de bemanning,
veilig te houden, worden in het kader van de beleidswijziging van toepassing.
Overgangstermijn
De leden van de VVD-fractie vragen:
24. Waarom is er gekozen voor een overgangstermijn van anderhalf jaar. Zou dit niet korter
kunnen? Of zou voor bepaalde schepen de termijn niet korter kunnen dan wel een variatie
in de overgangstermijn voor bepaalde schepen kunnen worden opgenomen (bijvoorbeeld
afhankelijk van waar de schepen gelegen zijn of bij actieve schepen)?
De leden van de CDA-fractie vragen:
25. Welke realistische overgangstermijn voor de schepen die nu in het Nederlandse vlagregister
staan ingeschreven, wordt beoogd.
Antwoord vragen 24 en 25
Een geschikte overgangstermijn zal na overleg met de organisaties met ideële doelstellingen
worden vastgesteld en afhangen van de veiligheidsrisico’s. Daarbij is nog geen concrete
periode afgesproken. Voor de schepen die als pleziervaartuig staan ingeschreven in
het Nederlandse vlagregister en die stelselmatig worden gebruikt voor het aan boord
nemen van drenkelingen zal de beleidswijziging versneld in werking treden. Zie hiervoor
de brief waarvan deze beantwoording de bijlage is.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen:
26. Kan de Minister aangeven waarom dit besluit per direct in werking moest treden? Was
er sprake van direct gevaar? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Antwoord vraag 26
De beleidswijziging is per direct van toepassing voor nieuw in het Nederlandse register
in te schrijven schepen, om te voorkomen dat schepen die nog niet in het Nederlandse
vlagregister staan ingeschreven, nog snel zouden worden ingeschreven om daarmee te
kunnen profiteren van het feit dat er aan pleziervaartuigen geen veiligheids- en bemanningseisen
worden gesteld. Dat vind ik een ongewenste situatie. Voor de schepen die al in het
Nederlandse vlagregister staan ingeschreven, zal na overleg een overgangstermijn worden
vastgesteld, afhankelijk van de veiligheidsrisico’s.
Uitzondering hierop zijn schepen die als pleziervaartuig staan ingeschreven in het
Nederlandse vlagregister en die stelselmatig drenkelingen uit zee oppikken. Voor deze
categorie schepen zal de beleidswijziging versneld in werking treden. Zie hiervoor
de brief waarvan deze beantwoording de bijlage is.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen:
27. Hoe een besluit al in werking kan zijn getreden terwijl het nog niet opgetekend lijkt
te zijn?
Antwoord vraag 27
De beleidswijziging is inderdaad direct van toepassing voor nieuw in het vlagregister
in te schrijven schepen. Deze beleidswijzing zal worden neergelegd in regelgeving.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen:
28. Welk traject de Minister voorziet voor bestaande organisaties. Hoe gaat de Minister
voorkomen dat de vernieuwde wetgeving ertoe gaat leiden dat bestaande organisaties
zich genoodzaakt zien hun maatschappelijke waardevolle werkzaamheden te staken?
Antwoord vraag 28
De beleidswijziging is uitsluitend gericht op de veilige inzet van schepen die als
pleziervaartuig staan geregistreerd, maar niet als zodanig worden gebruikt. Bij het
toepassen van bepaalde normen zal worden gekeken naar het feitelijke gebruik van het
schip. Het blijft mogelijk voor de organisaties om hun maatschappelijke werkzaamheden
te kunnen uitvoeren. Dit moet echter wel op een veilige manier plaatsvinden.
Normen
De leden van de VVD-fractie vragen:
29. Hoe wordt getoetst aan de veiligheidseisen en wat gebeurt er in de overgangsperiode?
Hoe communiceert de Minister hierover met de bemanning van het schip, vragen deze
leden.
Antwoord vraag 29
Zoals aangegeven in mijn brief van 26 september jl. over de beleidswijziging voor
schepen van organisaties met ideële doelstellingen (Kamerstuk 31 409, nr. 199) zullen de schepen moeten gaan voldoen aan veiligheids- en bemanningseisen, die gebaseerd
zullen zijn op internationaal geldende normen voor zeegaande schepen. Gebruikelijk
is dat zeeschepen – nadat deze zijn onderzocht door een klassenbureau – worden gecertificeerd,
waaruit blijkt dat het schip aan de eisen voldoet. Ik communiceer daarover ook met
de relevante organisaties. In de overgangsperiode geldt nog de huidige inschrijving
met de huidige eisen. Voor de schepen die als pleziervaartuig staan ingeschreven in
het Nederlandse vlagregister en die stelselmatig worden gebruikt voor het aan boord
nemen van drenkelingen zal de beleidswijziging versneld in werking treden. Zie hiervoor
de brief waarvan deze beantwoording de bijlage is.
De leden van de CDA-fractie vragen:
30. Aan welke voorschriften nu nog niet wordt voldaan in de wetenschap dat alle schepen
van de genoemde organisaties reeds op vrijwillige basis voldoen aan veel veiligheidsnormen.
Antwoord vraag 30
De normen waaraan de schepen voldoen, verschillen per schip. Een deel van de schepen
voldoet inderdaad al aan verschillende veiligheidsnormen, waardoor het voor deze schepen
eenvoudiger zal zijn om aan (een deel van) de nieuwe eisen te voldoen. Onderdelen
waar nog niet altijd aan wordt voldaan, zijn bijvoorbeeld het internationaal veiligheidscertificaat
(SOLAS) en het veiligheidsmanagementsysteem (ISM). Ook de bemanningsleden zijn over
het algemeen niet geheel gekwalificeerd in overeenstemming met de internationale voorschriften
daaromtrent (STCW).
De leden van de GroenLinks-fractie vragen:
31. Hoe zit het met schepen die meerdere taken kunnen uitvoeren of voor verschillende
doelen worden ingezet? Aan welke eisen moet een schip voldoen dat in week één gebruikt
wordt voor een protestactie, in week twee voor wetenschappelijk onderzoek, in week
drie om journalisten in staat te stellen verslag te doen bij een gebeurtenis op zee
en in week vier als tentoonstellingsruimte voor scholierenexcursies?
Antwoord op vraag 31
Het feitelijke gebruik van het schip is leidend voor de eisen die gesteld gaan worden.
Het kan dus zijn dat die eisen per schip verschillend zijn. Als een schip voor een
ander doel wordt ingezet, kunnen de eisen wijzigen. Echter, de basis van de veiligheidseisen,
zoals stabiliteit, brandbescherming, navigatiemiddelen e.d. zijn vergelijkbaar voor
verschillende typen schepen. Er zijn wel strengere eisen voor schepen die worden gebruikt
voor het transport en accommoderen van grote groepen personen. Onderzoeksschepen zijn
gecertificeerd volgens internationale normen en wel volgens de zogenaamde «Special Purpose Ships» Code van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), waarin rekening wordt gehouden
met het aantal onderzoekers aan boord. Naarmate er meer personen aan boord zijn, worden
de eisen strenger. Het internationaal geldende normenkader is van toepassing op dit
type schip.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen:
32. Op welke manier kan een organisatie met een ideële doelstelling momenteel inzicht
krijgen in de eisen waaraan voldaan moeten worden als men een zeegaand schip in gebruik
wil nemen?
Antwoord op vraag 32
Als men een zeegaand schip in gebruik wil nemen, ga ik er van uit dat het schip nog
niet staat geregistreerd in het Nederlandse vlagregister. In dat geval zal na de aanvraag
worden overlegd met de organisatie/eigenaar, waarbij het gebruik van het schip aan
de orde komt.
Gesprek ngo’s
De leden van de VVD vragen:
33. Kan de Minister verslag doen van het gesprek met de gezamenlijke organisaties naar
aanleiding van de brieven van 11 december jl. die door de Minister aan deze organisaties
zijn gestuurd.
De leden van de D66-fractie vragen:
34. Is er met alle organisaties en eigenaren die door deze beleidswijziging worden getroffen
gesproken? Wanneer en hoe werden de organisaties en eigenaren die deze schepen beheren
of bezitten geconsulteerd?
Antwoord vragen 33 en 34
Mijn ministerie is op dit moment in gesprek met de vijf organisaties die zijn aangeschreven.
Onderwerpen die al aan bod zijn geweest, zijn de achtergrond van de beleidswijziging,
de wijze waarop de beleidswijziging wordt uitgevoerd (apart te ontwikkelen normenkader
of via bestaande normenkaders) en de overgangstermijn. Afgesproken is het overleg
voort te zetten.
Er zijn nog geen gesprekken gevoerd met andere organisaties, dat volgt nadat de beleidswijziging
voor deze eerste categorieën verder uitgewerkt is.
Registratie
De leden van de VVD-fractie vragen:
35. In hoeverre een registratie bekend is bij het Kadaster? Is er sprake van oneigenlijk
gebruik en is er al gesproken met mensen van de Sea-Watch 3?
Antwoord vraag 35
Een schip kan te boek gesteld worden bij het Kadaster. Daarmee wordt het schip in
de openbare registers van het Kadaster geregistreerd, waarmee het eigendom vastligt.
De Sea-Watch 3 staat als zodanig geregistreerd. Sea Watch is een van de vijf organisaties
waarmee mijn ministerie overleg voert over de beleidswijziging.
Consequenties
De leden van de D66-fractie vragen:
36. Kan de Minister toelichten op welke wijze organisaties worden ondersteund en gecompenseerd
voor de beleidswijziging? Deze leden maken zich zorgen over de financiële consequenties
van de beleidswijziging voor de getroffen organisaties met ideële instellingen; en
37. Wat zijn de consequenties en effecten voor de getroffen organisaties (per organisatie)
en de Nederlandse scheepvaart?
Antwoord vragen 36 en 37
De schepen moeten gaan voldoen aan veiligheids- en bemanningseisen. Het kan zijn dat
dit aanpassingen aan het schip vergt of dat er extra voorzieningen getroffen moeten
worden. Dit kan financiële consequenties hebben, evenals het onderzoek dat uitgevoerd
moeten worden om vast te stellen of het schip voldoet en de certificering van het
schip. De kosten zullen zoals gebruikelijk ten laste komen van de eigenaar of de organisaties.
ICP
De leden van de VVD vragen:
38. Heeft de Seawatch3 een Internationaal Certificaat Pleziervaartuigen (ICP) heeft. Zo
ja, wanneer is deze afgegeven en staat de naam van het land er ook bij?
Antwoord op vraag 38
Dat is mij niet bekend. Een ICP wordt niet door een overheidsinstantie afgegeven,
maar door het Watersportverbond of de Koninklijke Nederlandse Motorboot Club. Een
ICP is een informeel eigendomsbewijs.
De leden van de VVD-fractie vragen:
39. Kan de Minister aangeven of en zo ja, hoe zij tegen deze bureaus optreedt? Achtergrond:
De beleidswijziging met als gevolg dat schepen van organisaties met ideële doelstellingen
niet langer als pleziervaartuig kunnen worden geregistreerd komt de reputatie van
de Nederlandse vlag ten goede. Er zijn echter bureaus die de registratie van schepen
als pleziervaartuig actief promoten. Deze bureaus hebben een negatieve uitstraling
op de Nederlandse vlag. Deze bureaus doen het door dubbelzinnige reclame-uitingen
voorkomen alsof een ICP gelijkgesteld is aan een zeebrief, wat evident niet het geval
is.
Antwoord op vraag 39
Een aantal van de door u bedoelde bureaus is door het ministerie aangeschreven met
het verzoek om te stoppen met het promoten van het ICP als gelijkgesteld aan een zeebrief.
Dat heeft wel effect gehad, maar de promotie is nog niet geheel gestopt. Wat hiertegen
verder kan worden ondernomen wordt nu door mijn ministerie juridisch onderzocht. Met
de Koninklijke Nederlandse Motorboot Club en het Watersportverbond is overleg gevoerd
over de status van het ICP. Deze status is daarop verduidelijkt en het model van het
ICP is aangepast, zodat uit het ICP nu ondubbelzinnig blijkt dat dit document geen
recht geeft de Nederlandse vlag te voeren. Genoemde organisaties zijn daarover ook
duidelijk in hun communicatie naar de klant. Zo staat nu op de website van het Watersportverbond:
«Let op: Een ICP is uitdrukkelijk geen bewijs van nationaliteit en registratie, zoals de zeebrief en geeft niet het recht
de Nederlandse vlag te voeren.»
Daarnaast is aan verschillende buitenlandse autoriteiten (zoals Malta, Duitsland en
Italië) het verschil tussen een ICP en een zeebrief uitgelegd.
De leden van de VVD-fractie vragen:
40. Wat de Koninklijke Nederlandsche Motorboot Club (KNMC) en de Watersportbond kunnen
doen om oneigenlijk gebruik van het ICP-document tegen te gaan. Hoe kan de Nederlandse
overheid hen hierin bijstaan? Is het ICP in te trekken vanwege misbruik?
Antwoord op vraag 40
Mijn ministerie is daarover in overleg met de KNMC en het Watersportverbond. De KNMC
en het Watersportverbond kunnen in elk geval blijven benadrukken dat het ICP een eigendomsbewijs
is en dat dit geen recht geeft op het voeren van de Nederlandse vlag. Daarnaast zal
Nederland uitleg blijven geven daar waar nodig. Het intrekken van het ICP is alleen
mogelijk als niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor afgifte of als bij de
aanvraag duidelijk onjuiste informatie is verstrekt. Overigens hebben de bonden een
aantal maal een geldig bestaand ICP omgeruild voor een nieuw ICP waarop duidelijk
staat aangegeven dat het ICP geen recht geeft de Nederlandse vlag te voeren.
Divers
De leden van de VVD-fractie vragen:
41. Heeft de Seawatch3 een Search and Rescue (SAR)-vergunning?
Antwoord op vraag 41
Nederland heeft geen wetgeving op basis waarvan vergunningen worden afgeven voor SAR
activiteiten.
De leden van de VVD-fractie vragen:
42. Heeft de Sea-Watch 3 een Nederlandse vlag. Zo ja, waar blijkt dit uit? Welke status
is van toepassing op dit schip?
Antwoord op vraag 42
Ja, het schip staat ingeschreven in het Nederlandse vlagregister, heeft derhalve de
Nederlandse nationaliteit en een geldige zeebrief. De Sea-Watch 3 is daarmee gerechtigd
de Nederlandse vlag te voeren.
De leden van de VVD-fractie vragen:
43. Welke consequenties verbindt de Minister aan het meegezonden signaal van het Landelijk
Informatie en Expertise Centrum (LIEC-signaal) dat enkele NGO's zich mogelijk schuldig
maken aan (hulp bij) mensensmokkel en/of dood door schuld?
Antwoord op vraag 43
Ik verwijs graag naar mijn reactie op het LIEC signaal, die per brief aan u is gezonden
op 17 januari jl. (Kamerstuk 31 409, nr. 217). Ik zie het signaal als ondersteunend aan mijn beleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.