Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tielen over het bericht ‘Mijn grootste fout is dat ik hulp heb gezocht voor mijn kind'
Vragen van het lid Tielen (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht «Mijn grootste fout is dat ik hulp heb gezocht voor mijn kind» (ingezonden 21 februari 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 28 maart 2019). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1893.
Vraag 1
Kent u het bericht «Mijn grootste fout is dat ik hulp heb gezocht voor mijn kind»
in de Leeuwarder Courant van 11 februari 2019?1 Kent u de andere artikelen die de Leeuwarder Courant over jeugdbescherming publiceerde
deze maand?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met zowel dit bericht als de andere artikelen over jeugdbescherming.
Vraag 2
Kent u soortgelijke situaties in andere regio’s, waarbij ouders en kinderen terechtkomen
in uitzichtloze juridische conflicten onderling en met hulpverlenende instanties die
schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid en ontwikkeling van kinderen?
Antwoord 2
Ik ben bekend met verhalen van andere ouders die soortgelijke ervaringen als deze
vader hebben met hulpverlenende instanties. Deze verhalen zijn niet regiogebonden.
Er zijn mij ook verhalen bekend waarbij ouders in langdurige juridische conflicten
met elkaar zijn terechtgekomen. Bij een deel van deze groep ouders is de hulpverlening
niet bij machte om het patroon waarin deze ouders met elkaar zitten te doorbreken.
De inzet van de hulpverlening kan er dan toe leiden dat de situatie voor het kind
juist verergert. Dit is niet in het belang van de betrokken kinderen. Daarom is het
Programma Scheiden zonder Schade van start gegaan, waarbij de inzet er op gericht
is de schade voor kinderen bij een scheiding zoveel mogelijk te beperken. Een belangrijk
onderdeel van het uitvoeringsprogramma is de professionele bewustwording en vorming.
Zo is één van de acties het borgen dat in de opleiding van de relevante beroepsgroepen
aandacht is voor de verschillende aspecten van relatie- en scheidingsproblematiek.
Vraag 3
Deelt u de mening dat alle instanties betrokken bij jeugdbescherming erop gericht
moeten zijn dat kinderen veilig kunnen opgroeien, ondanks dat ouders die verantwoordelijkheid
niet volledig zelf op zich nemen? Deelt u de mening dat het contact en de omgang met
ouders altijd een plek behoren te hebben in de bescherming van het kind?
Antwoord 3
Ja, ik deel deze mening. Kinderen hebben recht op een veilige opvoedingsomgeving.
In situaties waarin kinderen bescherming nodig hebben, dient in beginsel altijd plek
te zijn voor omgang met beide ouders. Dit is ook verankerd in art. 9 van het Verdrag
inzake de rechten van het kind (IVRK) en in de wet. In sommige gevallen kan er sprake
zijn van omstandigheden die maken dat omgang met (één van) de ouders niet in het belang
van het kind is en soms zelfs dat belang schaadt. In een limitatief aantal opgesomde
gevallen biedt de wet (art. 1:377a BW) de mogelijkheid om de ouder(s) het contact
met het kind (tijdelijk) te ontzeggen.
Maar ook wanneer een kind in het kader van jeugdbescherming uit huis geplaatst is
kan, als contact met ouders het belang van het kind schaadt, dat contact door de gecertificeerde
instelling worden beperkt (art1:265f BW).
Vraag 4
Deelt u de mening dat het voor ouders, noch voor kinderen, niet goed te begrijpen
is wat de verschillende rollen en verantwoordelijkheden zijn van de hulpverlenende
instanties die jeugdbescherming verlenen, waaronder Veilig Thuis, de Raad voor de
Kinderbescherming en de gezinsvoogden van gecertificeerde instellingen, waardoor ouders
niet weten bij welke instantie ze met welke hulpvragen of klachten terecht kunnen?
Antwoord 4
Deze mening deel ik slechts ten dele. De verschillende instanties in de jeugdbeschermingsketen
hebben alle duidelijk afgebakende taken en verantwoordelijkheden. Onderdeel van de
werkwijze van de desbetreffende instanties is dat zij in het contact met kinderen
en ouders duidelijk en op begrijpelijke wijze communiceren wat hun specifieke rol
is in de betrokkenheid bij het kind en de ouders en hen doorverwijzen indien er sprake
is van een (hulp)vraag die elders thuishoort. Daarbij hebben de betrokken instanties
de plicht om kinderen en ouders tijdig en volledig te informeren over de mogelijkheden
tot het indienen van een klacht en tot wie zij zich kunnen wenden voor ondersteuning
hierbij.
In de praktijk blijkt dat in sommige gevallen ouders en kinderen zich niet of onvoldoende
geïnformeerd voelen. Daar de betrokkenheid van jeugdbeschermingsinstanties een grote
impact heeft op het leven van ouders en kinderen, acht ik het van belang dat hier
verdere aandacht naar uitgaat. Dit punt maakt dan ook onderdeel uit van het «Actieplan
Verbeteren Feitenonderzoek in de Jeugdbeschermingsketen» (actielijn 2), dat momenteel
in uitvoering is. In het actieplan is onder meer opgenomen dat de verschillende instanties
in de jeugdbeschermingsketen er nog meer voor zorgen dat ouders en kinderen zorgvuldig
uitgelegd krijgen wat jeugdbescherming inhoudt en wat hun rechtspositie is. Dit omvat
ook zorgvuldige uitleg over wat de betrokkenheid van elke organisatie betekent, mede
in relatie tot de positie van het kind en ouders.
Vraag 5, 7
Kunt u verhelderen wat de rollen en (wettelijke) verantwoordelijkheden zijn van de
hulpverlenende instanties die werken aan jeugdbescherming, wat de verschillen zijn
tussen die instanties en hoe de processen zijn ingericht? Kunt u dat in woorden beschrijven
en in stroomschema’s uittekenen?
Herkent u de constatering, op basis van gesprekken met diverse instanties en professionals,
dat het imago van jeugdbescherming bij ouders en andere hulpverleners negatief is
en wordt gerelateerd aan uithuisplaatsingen, geschonden omgangsregelingen en niet
nagekomen van rechterlijke uitspraken? Zo ja, kunt u met feiten aantonen dat deze
beelden niet de werkelijkheid weergeven? Zo nee, wat is u bekend over het imago van
jeugdbeschermingsinstanties?
Antwoord 5, 7
In de jeugdbeschermingsketen zijn verschillende organisaties actief. Veelal hebben
kinderen en ouders in jeugdbeschermingscasuïstiek een verleden in de jeugdhulp en
hebben zij al eerder te maken gehad met instellingen, zoals het wijkteam, Veilig Thuis
(het voormalige Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling), Gecertificeerde
Instellingen of de Raad voor de Kinderbescherming. Uit de bijeenkomsten met het Landelijk
overleg Cliëntenraden is gebleken dat zowel gezinnen als professionals dit geregeld
ervaren als een onoverzichtelijk en complex geheel waarbij de samenwerking in de keten
niet optimaal wordt benut. Organisaties in de jeugdbeschermingsketen informeren kinderen
en ouders veelal via standaard brieven, folders, websites en in gesprekken die professionals
hebben met kinderen en ouders. De wijze waarop dit informeren in de praktijk gebeurt,
verschilt per organisatie. Van aansprekende voorbeelden zijn enkele filmpjes gemaakt
door Gecertificeerde Instellingen waarin voor verschillende casussen uitleg wordt
gegeven over de gang van zaken, rollen en verantwoordelijkheden. De Raad voor de Kinderbescherming
geeft stapsgewijze uitleg op de website waarop ook een animatiefilmpje over hoe de
Raad voor de Kinderbescherming werkt en ook op Rechtspraak.nl zijn informatiefilmpjes
te vinden. Daarnaast is binnen de Raad voor de Rechtspraak een werkgroep Positie en (recht op) participatie van minderjarigen in familie- en jeugdzaken opgericht die werkt aan de verbetering van de rechterlijke motivering ter verduidelijking
voor kinderen en ouders. Vanwege de complexiteit en verscheidenheid van casuïstiek
en de regionale verschillen kan er niet worden gesproken over één procesgang of één
beschermingstraject waarover duidelijkheid kan worden gegeven.
Een goede en stapsgewijze beschrijving van de inrichting van het proces is te vinden
op de website: www.regelhulp.nl/ik-heb-hulp-nodig/maatregelen-kinderbescherming.
Daarnaast is in het actieplan feitenonderzoek opgenomen om door JenV, VNG, en VWS
in samenwerking met Gecertificeerde Instellingen, Raad voor de Kinderbescherming,
Veilig Thuis, Landelijk Overleg Cliëntenraden en de Rechtspraak filmpjes en praatplaten
te laten ontwikkelen om kinderen en ouders te informeren over de procesgang.
In de filmpjes wordt op toegankelijke wijze uitleg gegeven over de procesgang voor,
tijdens en na de rechtszitting en de rollen en verwachtingen van de betrokken procespartijen.2 In de praatplaten worden aan de hand van eenvoudige schematische tekeningen de procesgang,
rollen en verwachtingen inzichtelijk gemaakt.
In het procesmodel Jeugdbeschermingsketen 20153 vindt u op pagina 9 een schema met het overzichtsproces van de jeugdbeschermingsketen.
Vraag 6
Herkent u het signaal dat ouders weerstand ervaren om tijdig hulp in te schakelen
bij echtscheiding, co-ouderschapsplannen en omgangsregelingen?
Antwoord 6
Ouders onderkennen niet altijd dat zij hulp nodig hebben bij het regelen van en bij
de verwerking van hun scheiding. Ook weten ouders niet altijd waar zij met hun vragen
terecht kunnen.
Het Programma Scheiden zonder Schade is erop gericht ouders en hun kinderen vroegtijdig
te ondersteunen bij hun scheiding. Onderdeel van het programma is dat in een «regiolab»
geëxperimenteerd gaat worden met een gemeentelijk scheidingsloket waarin ouders worden
toegerust, gefaciliteerd en begeleid. Daarbij is continue aandacht voor het kind cruciaal.
Voorts wordt ingezet op publieke bewustwording.
Vraag 8
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het aangekondigde uitvoeringsprogramma
«Scheiden zonder schade»? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de vorderingen
en kan de Kamer zich uitspreken over uw eventuele voornemens?
Antwoord 8
Het Programma Scheiden zonder Schade is sinds september 2018 van start gegaan en uw
Kamer wordt over de voortgang voorjaar 2019 geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.