Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ploumen over het bericht dat patiënten kankermedicijnen kregen uit een afgekeurde Chinese fabriek
Vragen van het lid Ploumen (PvdA) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht dat patiënten kankermedicijnen kregen uit een afgekeurde Chinese fabriek (ingezonden 15 februari 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 26 maart 2019). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1790.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het feit dat kankerpatiënten in 2016 medicijnen hebben gekregen
waarvan de werkzame stof afkomstig was van een afgekeurde Chinese fabriek, waar sprake
was van ernstig risico op vervuiling van producten? Zo ja, sinds wanneer en wat is
uw reactie?1
Antwoord 1
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat soms medicijnen met grondstoffen uit fabrieken die
niet voldoen aan de strenge Europese wet- en regelgeving worden toegelaten op de Nederlandse
markt. Voor mijn reactie verwijs ik naar mijn antwoorden op de volgende vragen.
Vraag 2
Klopt het dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) twee afgekeurde grondstoffen
niet uit de handel haalde omdat er geen andere leverancier beschikbaar was? Zo ja,
wat vindt u daarvan?
Antwoord 2
De fabriek die de betreffende twee grondstoffen – en ook nog 18 andere grondstoffen
voor geneesmiddelen op de Nederlandse markt – had geproduceerd, bleek tijdens een
inspectie vanuit Europa niet te voldoen aan de strenge Europese eisen die worden gesteld
aan producenten van grondstoffen voor geneesmiddelen. Vanwege dit inspectieresultaat
werden grondstoffen van deze fabriek vervolgens geweerd van de Europese markt. Echter,
alvorens deze grondstoffen te weren, hebben de autoriteiten van de lidstaten zich
de vraag gesteld of er door het weren van die grondstoffen tekorten dreigden van kritische
geneesmiddelen. In Nederland hebben de IGJ en het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
(CBG) vastgesteld dat voor twee van de grondstoffen gold dat patiënten niet zonder
geneesmiddelen konden die uit die grondstoffen waren vervaardigd.
Het aantal tijdens de Europese inspectie aangetroffen tekortkomingen in het kwaliteitssysteem
van de betreffende fabriek was fors. Tegelijk waren er geen concrete aanwijzingen
dat de grondstoffen zelf vervuild waren, en de analyses door de betrokken registratiehouders
(de bedrijven die het uiteindelijke geneesmiddel op de markt brengen) van zowel grondstof
als eindproduct bevestigden dit beeld. In het belang van de patiënten die met deze
geneesmiddelen behandeld moesten worden, heeft de inspectie ervoor gekozen de twee
kritische geneesmiddelen toe te laten zo lang als er geen alternatief beschikbaar
kwam. De als niet-kritisch geduide geneesmiddelen vervaardigd uit de 18 overige grondstoffen
werden geweerd.
Ik begrijp van de inspectie dat zij al langere tijd zo nu en dan met dergelijke situaties
geconfronteerd wordt. De inspectie maakt daarbij, in samenwerking met het CBG, steeds
een zorgvuldige afweging tussen risico’s, in dit geval tussen het risico van een grondstof
zonder aangetoonde onvolkomenheden uit een fabriek die niet voldoet aan de eisen versus
het risico voor patiënten dat een voor hen onmisbaar geneesmiddel niet beschikbaar
is. De inspectie neemt daarbij het belang van de patiënt als uitgangspunt voor haar
besluiten. Ik vind dat de inspectie in de onderhavige casus op zorgvuldige wijze deze
overweging heeft gemaakt.
Vraag 3
Welke gevolgen zou het gebruik van deze twee vervuilde grondstoffen theoretisch kunnen
hebben?
Antwoord 3
De betreffende grondstoffen en geneesmiddelen die daaruit zijn vervaardigd, zijn uitgebreid
geanalyseerd door de registratiehouders van de eindproducten. Daarbij zijn geen onvolkomenheden
aangetoond.
Vraag 4
Hoeveel patiënten hebben geneesmiddelen met vervuilde grondstoffen gekregen?
Antwoord 4
Er is geen sprake van vervuilde grondstoffen.
Vraag 5
Waarom zegt de IGJ niet welke fabrikanten grondstoffen uit de afgekeurde fabriek in
Nederland op de markt hebben gebracht?
Antwoord 5
Een deel van de informatie die aan de inspectie wordt gestuurd in het kader van haar
toezichtsbevoegdheden, betreft bedrijfs- en fabricagegegevens. Op grond van artikel
10, lid 1, aanhef en onder c van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) blijft het
verstrekken van informatie achterwege indien dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft
die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn
meegedeeld. De wet verbiedt het de inspectie in beginsel dus om dergelijke informatie
openbaar te maken. De vraag van welke leveranciers een registratiehouder van een geneesmiddel
zijn grondstoffen afneemt of omgekeerd, de vraag aan welke registratiehouders een
grondstofleverancier haar producten levert, zijn voorbeelden van dergelijke informatie.
Naar aanleiding van het feit dat deze vraag in media en politiek veelvuldig gesteld
is, hebben de betreffende registratiehouders – na verzoek daartoe van de inspectie
– aangegeven in dit geval geen bezwaar te hebben tegen openbaarmaking van deze informatie
als daarom gevraagd wordt. De IGJ heeft aan de registratiehouders gevraagd deze informatie
ook zelf openbaar te maken. Ik kan u aangeven dat het de volgende geneesmiddelen/
registratiehouders betreft:
Mitomycine:
Mitomycine SEP 20 mg, poeder voor oplossing voor injectie of infusie of voor intravesicaal
gebruik, van registratiehouder Specialty European Pharma Ltd. Ditzelfde product, met
grondstof van Zhejiang Hisun Pharmaceuticals, is in de betreffende periode van registratiehouder
gewisseld en heette daarna Mitomycine Substipharm 20 mg, poeder voor oplossing voor
injectie of infusie of voor intravesicaal gebruik. (Deze registratie is overigens
na deze casus weer overgenomen door het bedrijf Vygoris Ltd. Nu heet het product Mytoycine
Vygoris 20 mg, poeder voor oplossing voor injectie of infusie of voor intravesicaal
gebruik; in het huidige product zit mitomycine-grondstof van een andere grondstofleverancier.)
Methotrexaat:
Methotrexaat Accord 25 mg/ml, oplossing voor injectie respectievelijk Methotrexaat
Accord 100 mg/ml concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie, van registratiehouder
Accord Healthcare Ltd.
Vraag 6
Vindt u het normaal dat de IGJ genoegen neemt met een onderzoek naar de vervuilde
grondstoffen door de fabrikant, die een belang heeft bij het toch op de markt brengen
van het geneesmiddel, zonder zelf onderzoek te doen? Zo ja waarom?
Antwoord 6
De registratiehouder is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de geneesmiddelen zie
zij op de markt brengt. In Europees verband is in wetgeving vastgelegd dat het bedrijf
dat de eindproducten verkoopt, de benodigde tests en andere kwaliteitscontroles uitvoert.
Daar houden de Europese inspecties toezicht op; ze controleren of het bedrijf de kwaliteitscontroles
van de geneesmiddelen goed uitvoert. In een situatie zoals hier geschetst, zou het
ook niet mogelijk zijn dat de overheid geneesmiddelen in het kader van een dergelijk
besluit zélf gaat testen: alleen al het opzetten van een testmethode kan bijvoorbeeld
weken of maanden duren, maar het nemen van zo’n besluit kan zo lang niet wachten,
in het belang van de patiënt. Overigens was er geen sprake van vervuilde grondstoffen.
Vraag 7 en 8
Bent u het eens met de IGJ die ervoor koos om het vervuilde middel toe te laten, zonder
daarbij patiënten en artsen op de hoogte te stellen?
Deelt u de mening dat tenminste de keuze tussen geen middel of een vervuild middel
aan de patiënt en zijn/haar behandelend arts gelaten moet worden en het niet aan de
IGJ is deze keuze te maken zonder daarover te communiceren?
Antwoord 7 en 8
Ik verwijs naar mijn beantwoording op vragen 2 en 4 voor wat betreft de onterechte
suggestie dat het hierbij om een vervuild middel zou gaan: in dit geval zijn de grondstoffen
en eindproducten uitgebreid door de registratiehouder onderzocht en zijn geen onvolkomenheden
aangetoond en er is dan ook geen sprake van vervuilde grondstoffen. Het is de taak
van de inspectie om tot zorgvuldige besluitvorming te komen als zich een situatie
zoals deze voordoet.
Voor wat betreft de communicatie heeft de inspectie op haar website hierover het volgende
geschreven. «Medicijnen met grondstoffen uit fabrieken die niet voldoen aan de strenge
Europese wet- en regelgeving worden inderdaad soms toegelaten op de Nederlandse markt.
Dit omdat er anders tekorten kunnen ontstaan van zogenoemde kritische geneesmiddelen.
Dat zijn belangrijke geneesmiddelen waar geen of onvoldoende alternatieven voor beschikbaar
zijn. In dit soort situaties kijken we altijd goed naar wat er precies aan de hand
is met het geneesmiddel en wat de risico’s zijn voor de patiënt. Die zijn in dit soort
situaties altijd nihil of zeer klein, anders laten we het geneesmiddel niet toe.
Het klopt dat wij hier tot nog toe niet over hebben gecommuniceerd met patiëntenverenigingen
en beroepsgroepen. Het is een erg ingewikkelde boodschap. Enerzijds dat er een probleem
is bij de fabrikant; anderzijds dat het geneesmiddel zelf, in de ogen van IGJ en CBG
in orde is. Of in ieder geval zodanig in orde dat het alternatief – helemaal niet
gebruiken – een (veel) slechtere keuze is voor de patiënt en behandelaar. Een boodschap
die, ondanks de kleine risico’s, tot onrust kan leiden. Zonder dat we daarbij een
zinvol handelingsperspectief kunnen meegeven voor arts of patiënt.
Dat gezegd zijnde, begrijpen we dat patiënten en behandelaars het willen weten wanneer
wij deze afweging gemaakt hebben. Daarom zullen wij in gesprek gaan met de vertegenwoordigers
van patiënten- en beroepsgroepen over de manier waarop wij over onze afwegingen kunnen
communiceren in de toekomst.»
Ik begrijp dat dit een lastige boodschap is, maar ben het met de inspectie eens dat
het feit dat het om een lastige boodschap gaat, geen reden zou moeten zijn om dan
maar niets te communiceren. Ik vind het een goede zaak dat de inspectie ook op dit
punt meer openheid wil geven en daartoe stappen gaat zetten in overleg met patiënten-
en beroepsgroepen.
Vraag 9
Op welke manier zou druk uitgeoefend kunnen worden op fabrikanten die geneesmiddelen
met vervuilde grondstoffen op de Nederlandse markt brengen?
Antwoord 9
Er is een uitgebreid en internationaal werkend systeem van vergunningverlening, onderzoek
en toezicht dat daartoe dient. Gelukkig werkt dat systeem goed in de zin dat de kwaliteit
van een geneesmiddel slechts bij uitzondering ter discussie staat. Maar productdefecten
komen helaas ook bij geneesmiddelen wel eens voor. Op het moment dat dit speelt hebben
autoriteiten zoals IGJ en CBG voldoende middelen om op te treden om de patiëntveiligheid
te borgen, bijvoorbeeld door producten van de markt te laten halen, grondstoffen te
weren en vergunningen te schorsen of in te trekken.
Vraag 10
Wat gaat u doen om te voorkomen dat dit nog eens zo gebeurt? Bent u bereid in gesprek
met de IGJ te gaan, hen te verzoeken een mogelijk volgende keer openheid van zaken
te geven en de Kamer over de uitkomst van dit gesprek te berichten? Zo ja wanneer?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zie mijn antwoord op vraag 8. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomsten van de
gesprekken die de IGJ aan gaat met vertegenwoordigers van patiënten- en beroepsgroepen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.