Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Ojik over het bericht dat een door Nederland uitgezette asielzoeker uit Bahrein zonder eerlijk proces is veroordeeld tot levenslang
Vragen van het lid Van Ojik (GroenLinks) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht dat een door Nederland uitgezette asielzoeker uit Bahrein zonder eerlijk proces is veroordeeld tot levenslang (ingezonden 7 maart 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Buitenlandse Zaken (ontvangen 21 maart 2019)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Uitgezette Bahreini zonder eerlijk proces veroordeeld
tot levenslang»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Houdt u, ook nu Ali Mohammed al-Showaikh zonder eerlijk proces lijkt te zijn veroordeeld
tot een levenslange gevangenisstraf, vast aan uw eerdere standpunt dat u over zijn
zaak niets kunt melden in verband met zijn privacy?2 Zo ja, kunt u motiveren in welke mate het respecteren van zijn privacy voor al-Showaikh
meerwaarde heeft gedurende zijn verblijf in een Bahreinse cel?
Antwoord 2
Met het oog op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, ben ik niet vrij individuele
feiten en omstandigheden uit een asieldossier in de openbaarheid te brengen. In elke
asielprocedure wordt de vertrouwelijkheid van hetgeen door de asielzoeker in de asielprocedure
naar voren wordt gebracht ook benadrukt. De in de vraag genoemde veroordeling maakt
dat niet anders.
Ook meer algemeen ben ik van mening dat terughoudendheid op zijn plaats is waar het
gaat om het door de overheid naar buiten brengen van feiten en/of oordelen over individuele
dossier. Tegelijk hecht ik sterk aan een goede parlementaire controle en het periodiek
afleggen van verantwoording door bewindspersonen en overheidsorganen. Ik ben mij bewust
van de spanning die tussen beide uitgangspunten lijkt te kunnen ontstaan. In het interpellatiedebat
zet ik graag de relevante beleidskaders en de wijze van toetsing door de IND en onafhankelijke
rechtspraak uiteen om op die manier met uw Kamer het gesprek te kunnen voeren.
Vraag 3
Kan, nu vast staat dat Ali Mohammed al-Showaikh na zijn uitzetting uit Nederland bij
aankomst in Bahrein direct gevangen is gezet en mishandeld en vervolgens op basis
van een vaag geformuleerde terrorismebepaling wordt veroordeeld tot levenslang, worden
gesteld dat de uitzetting in strijd was met het beginsel van non-refoulement? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 3
De gevangenzetting en veroordeling van de heer Al-Showaikh geven zeker aanleiding
tot zorg. Er kan echter niet gesteld worden dat daarmee ook vaststaat dat de in Nederland
gevoerde asielprocedure gebrekkig is geweest en dat de uitzetting in strijd was met
het beginsel van non-refoulement. Die conclusie gaat er vanuit dat de behandeling
bij terugkeer voorzien was en desalniettemin toch de toelatingsaanvraag is afgewezen.
De IND en de rechter hadden geen reden dit te voorzien. Ik meen dat op basis van de
beschikbare informatie destijds in redelijkheid kon worden geoordeeld dat niet aannemelijk
was gemaakt dat de heer Al-Showaikh bij terugkeer te vrezen had voor vervolging.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat de broer van Al-Showaikh met een vergelijkbaar verzoek
tot bescherming wel asiel heeft gekregen in Duitsland? Bent u van mening dat binnen
de EU de erkenning van asielmotieven voldoende wordt afgestemd? Zo nee, bent u voornemens
om initiatief te nemen tot meer harmonisatie binnen de EU?
Antwoord 4
Deze vraag lijkt als aanname te hanteren dat aan beide aanvragen (ongeveer) eenzelfde
asielrelaas ten grondslag heeft gelegen. Zonder het volledige dossier van de broer
van betrokkene te kennen en zonder inhoudelijk in te gaan op de betreffende relazen,
kan ik in algemene zin zeggen dat van twee gelijke asielrelazen zelden tot nooit sprake
zal zijn.
Dat neemt niet weg dat in meer algemene zin Nederland meent dat verdere harmonisatie
van de verschillende asielsystemen binnen de EU mogelijk en gewenst is. Al meerdere
Nederlandse kabinetten hebben zich hier voor ingezet.
Nederland heeft ook een voortrekkersrol binnen de harmonisatie van het asielgebonden
landenbeleid en neemt actief deel aan de diverse projecten die het Europees Ondersteuningsbureau
voor asielzaken (EASO) daarvoor heeft opgezet.
Hoe waardevol dit alles ook is, een asielaanvraag zal steeds een individuele afweging
vergen. Slechts zelden zullen gevallen werkelijk in alle opzichten gelijk zijn.
Vraag 5
Bent u bereid om diplomatiek contact op te nemen met de Bahreinse autoriteiten over
het oppakken en veroordelen van Al-Showaikh? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Wat onderneemt u om Al-Showaikh bij te staan en zijn vrijlating te bespoedigen?
Antwoord 6
De heer Al-Showaikh is geen Nederlands staatsburger en komt dus niet in aanmerking
voor consulaire bijstand. Nederland heeft geen ambassade in Bahrein. De Nederlandse
ambassade te Koeweit, die mede geaccrediteerd is voor Bahrein, volgt het verloop van
de beroepsprocedure en is voornemens waar mogelijk de behandeling van het beroep bij
te wonen. Nederland heeft de zorgen over deze zaak verschillende keren overgebracht
aan de Bahreinse autoriteiten.
Vraag 7 en 8
Welke conclusies trekt u uit wat Al-Showaikh is overkomen, voor toekomstige uitzettingen
naar Bahrein?
Komt het vaker voor dat afgewezen en uit Nederland terug gestuurde asielzoekers bij
terugkeer gevangen worden gezet? Als dat zo is, wordt daar dan bij nieuwe beslissingen
op asielverzoeken rekening mee gehouden?
Antwoord 7 en 8
Het is in het verleden een enkele keer eerder gebeurd dat kort na een uitzetting er
berichten waren dat een uitgezette afgewezen asielzoeker werd vastgezet of (anderszins)
behandeld werd in strijd met de mensenrechten. Een relatief kortdurende detentie aan
de grens om de identiteit en achtergrond van een persoon vast te stellen zonder dat
sprake van onmenselijke behandeling reken ik niet tot zo een gebeurtenis.
Het is daarbij niet altijd mogelijk geweest de juistheid van die berichten vast te
stellen. Daarnaast is het ook niet altijd mogelijk gebleken de causaliteit vast te
stellen van hetgeen naar voren is gebracht in de doorlopen asielprocedure en de gebeurtenissen
na terugkeer.
Het is immers mogelijk dat bij terugkeer een persoon wordt vastgezet om andere redenen
dan de redenen die de persoon naar voren heeft gebracht in de asielprocedure. Het
is bijvoorbeeld denkbaar dat een persoon wordt gezocht vanwege commune delicten, maar
die persoon andere (onvoldoende geloofwaardige) gronden heeft ingebracht bij het asielverzoek.
Een afwijzing van het asielverzoek kan dan terecht zijn, maar in dat voorbeeld zou
gevangenzetting bij terugkeer toch dreigen. Met dit voorbeeld wil ik niet speculeren
over casuïstiek uit het verleden en zeker ook niet over de casus die aanleiding vormt
voor deze vragenset. Ik wil enkel duidelijk maken dat de causaliteit tussen een asielbeoordeling
en behandeling bij terugkeer niet rechtlijnig hoeft te zijn en lastig te beoordelen
is.
Dat neemt niet weg dat alle nieuwe feiten en omstandigheden die bekend worden over
de veiligheids- en mensenrechtensituatie in herkomstlanden worden meegewogen bij de
beoordeling van lopende en nieuwe asielverzoeken. Of gevangenzetting na terugkeer
zo een nieuw feit is, moet echter per geval worden bezien.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kuiken (PvdA),
ingezonden 7 maart 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1978)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.