Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over zwijgcontract in de jeugdbescherming
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over zwijgcontract in de jeugdbescherming (ingezonden 30 januari 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (ontvangen 20 maart 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2018–2019, nr. 1686.
Vraag 1
Kent u het bericht «Inspectie tikt Jeugdbescherming op de vingers om zwijgcontract»?1
Antwoord 1
Ja, dit bericht is mij bekend.
Vraag 2
Belemmerde het genoemde zwijgcontract het bewuste slachtoffer in het doen van aangifte
van seksueel misbruik? Zo ja, op welke manier en deelt u de mening dat dit zeer ongewenst
is?
Antwoord 2
Nee, deze vaststellingsovereenkomst met onwenselijke bepalingen («zwijgcontract»)
heeft het bewuste slachtoffer niet belemmerd in het doen van aangifte van seksueel
misbruik. De vaststellingsovereenkomst is na aangifte van het slachtoffer en uiteindelijke
veroordeling van de dader tot stand gekomen.
Na deze veroordeling hebben de bevindingen van de commissie Samson geleid tot excuses
van Jeugdbescherming Gelderland aan het slachtoffer en een uitkering van een door
het Schadefonds Geweldsmisdrijven vastgestelde schadevergoeding. Een jaar hierna werd
de zaak opnieuw in de openbaarheid gebracht en werd door het slachtoffer een aanvullende
schadevergoeding geëist. Dit heeft geleid tot de vaststellingsovereenkomst waarin
afspraken zijn gemaakt over een aanvullende schadevergoeding en dat het slachtoffer
niet zou spreken met de pers.
Het afsluiten van een dergelijk contract tussen een slachtoffer en een jeugdinstelling
vind ik zeer ongewenst. Een dergelijk handelen past niet binnen een sector waarin
open en transparant werken en verantwoording voorop dient te staan. Zie verder het
antwoord op vraag 5.
Vraag 3
Kan het slachtoffer alsnog melding of aangifte doen? Zo ja, kunt u het slachtoffer
daarvan op de hoogte laten brengen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Zoals reeds beschreven ter beantwoording van vraag 2, heeft het slachtoffer in kwestie
vele jaren vóór de ondertekening van het contract aangifte gedaan van het misbruik
en dit heeft ook geleid tot een veroordeling van de dader. Het alsnog doen van aangifte
is hier daarom niet aan de orde.
Vraag 4
Deelt u de oproep van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd om pleegzorgorganisaties
de screening van pleegouders te laten verbeteren? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zoals genoemd in mijn brief van 8 maart 2018 aan uw Kamer zijn in verband met de uitvoering
van het actieplan Pleegzorg sinds 2018 al verschillende verbeteracties ingezet ten
aanzien van de screening van pleegouders.2 Dit mede op aanbeveling van de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ)
en de Inspectie Justitie en Veiligheid.
Deze verbeteracties zien allereerst toe op verbeteringen in het proces rondom het
indienen van een aanvraag voor afgifte van een «Verklaring van geen Bezwaar» (hierna:
VGB) door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de RvdK). Pleegzorgaanbieders
dienen in een verzoek aan de RvdK standaard op te nemen of het om een pleeggezin of
een plaatsing in het netwerk van het kind gaat. Hiermee kunnen de mogelijke risico’s
en snelheid waarmee gestart moet worden met de screeningshandelingen beter worden
ingeschat. De RvdK heeft hiertoe het aanvraagformulier voor een VGB-screening aangepast.
Dit formulier is verspreid onder de pleegzorgaanbieders en wordt nu standaard gebruikt.
Daarnaast is met de pleegzorgaanbieders afgesproken dat zij de RvdK meteen informeren
over veranderingen in de status van de VGB-aanvraag.
Ten tweede heeft de RvdK een aantal maatregelen getroffen die toezien op het sneller
en efficiënter laten verlopen van de VGB-screening. De screening van de RvdK richt
zich op de aspirant pleegouder(s), diens LAT-relatie, uitwonende echtgenoot en alle
ingeschreven personen van 12 jaar en ouder op het adres. In sommige gevallen ontbreken
nog gegevens of is er nog geen toestemming van personen op het aanvraagformulier.
Als een kind dan al is geplaatst in het netwerk, start de RvdK direct met het opvragen
van informatie uit het Justitieel Documentatie Register en het raadplegen van het
eigen registratiesysteem, om inzichtelijk te krijgen of er sprake is geweest van eerdere
bemoeienis van de RvdK. De belanghebbenden worden dan achteraf geïnformeerd over de
verrichte screeningshandelingen.
Tot slot rondt Jeugdzorg Nederland binnen het kader van het Actieplan Pleegzorg de
evaluatie van het kwaliteitskader «Voorbereiding en screening aspirant pleegouders»
binnenkort af. De evaluatie heeft als doel om inzichtelijk te krijgen of het proces
van voorbereiding en screening voldoende waarborgen biedt voor een veilige plaatsing
bij geschikte pleegouders en of er nog verbeteracties nodig zijn.
Vraag 5
Deelt u de mening dat zwijgcontracten in de zorg zo snel mogelijk verboden moeten
worden? Zo ja, waarom is een dergelijk verbod er nog niet en op welke termijn gaat
u hier wel voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 vind ik het afsluiten van zwijgcontracten
in de zorg zeer onwenselijk. Op dit moment wordt bezien of de wet aanpassing behoeft.
Uw Kamer zal hierover zo spoedig mogelijk door de Minister van VWS worden geïnformeerd.
Vraag 6
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de aard en omvang van zwijgcontracten in de
(jeugd)zorg? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer de resultaten daarvan verwachten?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
In de periode van april 2016 tot en met mei 2017 heeft de IGJ reeds een onderzoek
gedaan naar aard en omvang van vaststellingsovereenkomsten met onwenselijke bepalingen
in het zorgdomein. Zowel de IGJ als de toenmalige Minister van VWS hebben destijds
mensen die een dergelijke overeenkomst hebben ondertekend meermaals opgeroepen deze
te melden bij de IGJ. Tijdens dit onderzoek heeft de IGJ 55 meldingen ontvangen, bij
8 daarvan bleek sprake te zijn van vaststellingsovereenkomsten met ongewenste afspraken.3 Sindsdien zijn er nog 7 meldingen binnengekomen waaronder de melding over Jeugdbescherming
Gelderland. Dit is de eerste melding die de IGJ heeft ontvangen over de jeugdbescherming.
Het ligt niet in de reden op dit moment vervolgonderzoek in te stellen.
Vraag 7
Bent u bereid om een onderzoek op te starten naar een mogelijke zwijgcultuur binnen
de jeugdbescherming, ook gezien recentelijke signalen omtrent Jeugdbescherming Brabant,
om te achterhalen of we met individuele gevallen te maken hebben? Zo ja, op welke
termijn kan de Kamer de resultaten daarvan verwachten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Nee, op dit moment acht ik een dergelijk onderzoek niet aan de orde. De IGJ heeft
geen aanwijzingen dat sprake is van een zwijgcultuur binnen de jeugdbescherming. Zie
verder mijn antwoord op vraag 6.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.