Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ziengs over het bericht ‘Heerhugowaard blij verrast met opstelterrein’
Vragen van het lid Ziengs (VVD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Heerhugowaard «blij verrast» met opstelterrein» (ingezonden 8 februari 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-Van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 15 maart 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Heerhugowaard «blij verrast» met opstelterrein»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven waarom ProRail teruggekomen is op haar eerdere besluit om een opstelterrein
in Uitgeest aan te leggen en in plaats daarvan het opstelterrein in Heerhugowaard
aanlegt?
Antwoord 2
In de plannen van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) voor de corridor Alkmaar-Amsterdam
zaten zowel een opstelterrein in Uitgeest als in Heerhugowaard. ProRail heeft een
variantenstudie verricht naar de maatregelen die nodig zijn om hoogfrequent spoorvervoer
op de corridor Alkmaar-Amsterdam mogelijk te maken. Daaruit bleek dat de kostenraming
voor de corridor fors hoger is dan het beschikbare budget. Met name de hogere kostenramingen
voor de opstelterreinen Uitgeest en Heerhugowaard waren hier debet aan.
Tegelijkertijd wordt gewerkt aan een programma Behandelen en Opstellen. Uit een landelijke
analyse van dit programma bleek begin 2018 dat de opstelbehoefte in de regio Noord-Holland
kleiner was dan aanvankelijk was berekend. NS en ProRail hebben vervolgens gekeken
naar oplossingen voor het budgetvraagstuk binnen PHS in combinatie met de veranderende
opstelbehoefte. Gekeken is naar varianten waarbij de opstelterreinen kleiner gemaakt
zouden worden of waarbij een van de opstelterreinen zou komen te vervallen. Alleen
de variant waarbij het opstelterrein te Uitgeest niet gerealiseerd zou worden, bleek
kansrijk om binnen budget te blijven bij het gelijk houden van het projectdoel (een
PHS-dienstregeling te gaan rijden). Op basis van deze constatering hebben IenW, ProRail,
NS en DB Cargo zich in september 2018 voorgenomen het opstelterrein te Uitgeest niet
te gaan realiseren. Dit onder voorbehoud van een impactanalyse om de totaalimpact
in beeld te brengen (o.a. geluid en overwegveiligheid). Met de resultaten van deze
impactanalyse is eind januari gezamenlijk besloten om het opstelterrein in Uitgeest
te laten vervallen. Ook omdat de impact van het beoogde opstelterrein in Uitgeest
(qua landschap, weidevogels en de Stelling van Amsterdam) groter was dan de impact
van het opstelterrein op bedrijventerrein De Vaandel in Heerhugowaard. Via een zogenaamd
corridoroverleg voor de PHS-corridor Alkmaar-Amsterdam is de regio hierbij betrokken.
Vraag 3
Is het waar dat er een ministerieel besluit ter grondslag lag aan het opstelterrein
bij Uitgeest?
Antwoord 3
In 2015 heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden met gemeentes en provincie Noord-Holland
over verschillende locatieopties voor het opstelterrein voor sprintermaterieel. Op
basis van de gevoerde gesprekken heeft de toenmalig Staatssecretaris van Infrastructuur
en Milieu begin 2016 aan de provincie Noord-Holland gemeld dat de locatie langs de
N203, ten oosten van de A9, is vastgesteld als locatie voor een opstelterrein bij
Uitgeest. Dit betrof destijds het zogenaamde besluit voorkeursalternatief. De verschillende
voorkeursalternatieven voor de projecten binnen PHS Alkmaar-Amsterdam zijn vervolgens
uitgewerkt in voorkeursvarianten. Daarover heeft inmiddels ook besluitvorming plaatsgevonden.
De verschillende voorkeursvarianten voor PHS Alkmaar-Amsterdam (waaronder het opstelterrein
Heerhugowaard) worden nu verder uitgewerkt in een ontwerp tracé besluit. Na het doorlopen
van de tracéwetprocedure neem ik een definitief besluit.
Vraag 4
Is het waar dat het veranderen van de locatie voor het aan te leggen opstelterrein
van Uitgeest naar Heerhugowaard een ambtelijk besluit is geweest zonder dat er aanvullend
verkeersonderzoek is gedaan?
Antwoord 4
Voor PHS Alkmaar-Amsterdam neem ik een definitief besluit over de te treffen maatregelen
met een (ontwerp)tracébesluit. In de periode voorafgaand aan dat besluit vinden conform
de MIRT-systematiek steeds afwegingen plaats op bestuurlijk niveau. Daarbij wordt
verder getrechterd richting een besluit en wordt nieuwe informatie adaptief meegenomen.
Voor PHS Alkmaar-Amsterdam is een overwegveiligheidsanalyse gedaan die in kaart brengt
of de bestaande situaties nog steeds volstaan wanneer er hoogfrequent gereden wordt.
Op basis van die analyse is een maatregelenpakket vastgesteld in overleg met de betreffende
gemeentes. In de afgelopen maanden is aanvullend onderzoek gedaan om het verschil
ten aanzien van de overwegveiligheid in kaart te brengen wanneer het opstelterrein
in Uitgeest niet gebouwd zou worden. De uitkomst hiervan is dat de situatie niet significant
wijzigt. De extra treinen rijden verdeeld over de dag voor en na de spitsen. Aangezien
de spits op deze corridor maatgevend is voor de overwegveiligheid (meeste treinen
en meeste kruisende verkeer) brengt het besluit geen gewijzigd inzicht ten aanzien
van overwegveiligheid: met de verschillende voorziene maatregelen is de veiligheid
op orde. In het aanvullende onderzoek zat geen nadere verkeersanalyse. Op verzoek
van drie gemeenten vindt nu aanvullend verkeersonderzoek plaats voor de lokale aansluitende
wegen, zodat zij dit kunnen benutten voor de informatievoorziening aan inwoners en
als wegbeheerder.
Vraag 5
Kunt u aangeven wat voor gevolgen de verdere invoering van het Programma Hoogfrequent
Spoorvervoer (PHS) heeft voor het regionale spoor en de leefomgeving van de gebieden
die aan deze corridors komen te liggen?
Antwoord 5
Met PHS krijgen de regio Alkmaar en de regio Zaanstreek een hoogwaardige treinverbinding
met Amsterdam. De ambities van de regionale overheden om (fors) te verdichten rondom
stations, wordt hiermee gefaciliteerd en gestimuleerd. Dit is goed voor de ruimtelijk-economische
ontwikkeling van het gebied. Uiteraard hebben meer reizigerstreinen ook effecten op
de leefomgeving, zoals geluid en meer passages over overwegen. Hiervoor worden passende
maatregelen getroffen, die worden opgenomen in het Ontwerp Tracébesluit. Dit Ontwerp
Tracébesluit wordt komend jaar opgesteld op basis van onder andere effectstudies op
de leefomgeving.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoe PHS niet tot onevenredig lange dichtligtijden van spoorbomen zal
leiden?
Antwoord 6
Er is geen sprake van onevenredig lange dichtligtijden door PHS. Het programma PHS
is in 2010 vastgesteld met nadrukkelijke steun van alle betrokken provincies en gemeenten,
omdat hoogfrequent treinvervoer in ieders belang is. Dat meer treinen tot langere
dichtligtijden leidt, is altijd bekend geweest. Het effect is echter niet onevenredig
groot.
Vraag 7
Kunt u de gevolgen voor de lokale verkeersituaties in kaart brengen, nu duidelijk
is dat door de invoer van PHS in de gemeenten Zaanstad, Castricum, Heiloo en Alkmaar
de dichtligtijden van spoorbomen sterk toe zullen nemen?
Antwoord 7
Binnen het Landelijk Programma Overwegen (LVO), het Programma Niet Actief Beveiligde
Overwegen (NABO) en PHS Alkmaar-Amsterdam worden reeds (de noodzakelijke) maatregelen
getroffen om de veiligheid op overwegen te verbeteren. Er is met een gewijzigd beeld
over de opstelterreinen geen sprake van toename van het veiligheidsrisico op de overwegen.
De dichtligtijden kunnen toenemen, maar uit de analyse blijkt dat dit niet leidt tot
een verhoging van het veiligheidsrisico. Zoals ik in het antwoord op vraag 4 heb toegelicht
wordt momenteel op verzoek van drie gemeenten aanvullend verkeersonderzoek gedaan,
zodat zij dit kunnen benutten voor de informatievoorziening aan inwoners en als wegbeheerder.
Vraag 8
Kunt u aangeven of er in bepaalde situaties een ongelijkvloerse kruising gewenst is?
Zo ja, wiens verantwoordelijkheid is de aanleg van een ongelijkvloerse kruising?
Antwoord 8
Op basis van de eerder genoemde overwegveiligheidsanalyse is voor een groot aantal
overwegen op de corridor PHS Alkmaar-Amsterdam reeds besloten maatregelen te treffen
om de veiligheid te waarborgen. Hierover zijn afspraken gemaakt met de betreffende
wegbeheerders. Voor de overwegen Guisweg in Zaandam en voor de Beverwijkerstraatweg
in Castricum is een verbetering van de doorstroming nodig. Voor beide overwegen is
een oplossing in beeld. In Zaandam betreft dit een ongelijkvloerse kruising in samenhang
met de herontwikkeling van het wegenknooppunt. De financiering hiervoor is nog niet
volledig rond. Daarover vinden gesprekken plaats in het kader van de Corridorstudie
Amsterdam-Hoorn2.
In Castricum betreft dit een gelijkvloerse oplossing waarbij diverse maatregelen worden
genomen om de doorstroming te bevorderen en de veiligheid van de weggebruikers te
verbeteren. Dit is onderdeel van het LVO. Het LVO werkt op basis van cofinanciering.
Het LVO heeft het maatregelpakket positief beoordeeld en verzoekt de gemeente om cofinanciering
op de vervolgstudie. Ik ga er vanuit dat de gemeente Castricum de aanpak van deze
overweg voortvarend oppakt.
In z’n algemeenheid kan de noodzaak van een ongelijkvloerse kruising zowel voortkomen
uit de toenemende hoeveelheid treinen als de toenemende hoeveelheid wegverkeer. De
verantwoordelijkheid hiervoor is divers en dat maakt een kostenverdeling ook divers.
Zo wordt bijvoorbeeld naar een gezamenlijke aanpak voor de Guisweg in Zaandam gekeken
en wordt de onderdoorgang Vennewatersweg in Heiloo door ProRail aangelegd in opdracht
van de gemeente Heiloo.
Vraag 9
Is er een plan van aanpak opgesteld door ProRail om de overweg in Castricum op de
Beverwijksestraatweg bereikbaar te houden, nu er dagelijks 32 extra (lege) treinen
voorbij zullen komen?
Antwoord 9
In de huidige dienstregeling rijden al 26 lege treinen tussen Uitgeest en Alkmaar.
De inschatting is dat dit aantal door het genomen besluit over opstelterrein Uitgeest
met zeven treinen toeneemt. Deze treinen rijden voor de ochtendspits en na de avondspits.
De vanuit LVO vastgestelde oplossing voor de Beverwijkerstraatweg voorziet in verschillende
maatregelen om de doorstroming te verbeteren. Deze maatregelen voldoen op het drukste
moment in de spits en dus ook daarbuiten. Het is daarom belangrijk dat deze aanpassingen
worden doorgevoerd.
Vraag 10
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, doch uiterlijk voor het algemeen overleg spoor
van 28 maart 2019, beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.