Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de harde kritiek vanuit de rechtspraak op het beleid waardoor het vertrouwen in en het gezag van de rechtspraak ondermijnd wordt
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de harde kritiek vanuit de rechtspraak op het beleid waardoor het vertrouwen in en het gezag van de rechtspraak ondermijnd wordt (ingezonden 25 februari 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 15 maart 2019).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de harde kritiek vanuit de rechtspraak op het kabinetsbeleid
van de afgelopen jaren en uw beleid in het bijzonder, zoals in het bericht van 22 februari
verwoord door de president van de Haagse rechtbank?1
Antwoord 1
Ik heb, om te beginnen, oog en oor voor de zorgen die er bestaan binnen de rechtspraak.
De rechtspraak kampt met financiële tekorten en de digitalisering is achter gebleven.
Rechters ervaren een hoge werkdruk, de doorlooptijden blijven hoog en de rechtspraak
kan winnen aan maatschappelijke relevantie. De uitdagingen zijn groot. Over al deze
onderwerpen ben ik overigens constructief in overleg met de Raad voor de rechtspraak.
Daarbovenop ga ik, mede naar aanleiding van een discussie daarover met uw Kamer, met
onder meer Tegenlichtrechters en de NVvR in gesprek over de ervaren kloof tussen de
werkvloer en de bestuurders in de rechtspraak en de daaraan ten grondslag liggende
oorzaken.
Dat laat onverlet dat ik mij niet herken ik het beeld dat opeenvolgende kabinetten
al jaren lang bezig lijken de positie van de rechter zoveel mogelijk terug te dringen.
Ik herken dat beeld niet voor de voorgaande kabinetten, maar zeker ook niet voor het
beleid van het huidige kabinet. Ik maak me sterk en blijf dat doen voor het behoud
van de prominente en onafhankelijke positie die de rechtspraak in onze rechtsstaat
inneemt. Onze rechtsstaat is immers gebaseerd op wetten en regels en de mogelijkheid
om uiteindelijk een onafhankelijke rechter een oordeel te vragen over de toepassing
daarvan. Om die positie te behouden ondersteun ik de beweging die binnen de rechtspraak
zelf is opgekomen om de maatschappelijke effectiviteit van de rechtspraak nog groter
te maken. Ook maak ik mij sterk voor een gezonde financiële positie van de rechtspraak.
In dat kader pas ik bijvoorbeeld het bekostigingssysteem aan en betrek ik de uitkomsten
van het doorlichtingsonderzoek bij het komen tot prijzen voor de rechtspraak voor
de periode 2020–2022. Om de toegang tot de rechter verder te waarborgen worden de
griffierechttarieven voor vorderingen tot vijfduizend euro verlaagd. In het strafrecht
komt er een rechterlijke toets bij hoge transacties.
Dat de gang naar de rechter zo veel mogelijk vermeden moet worden, en dat budgettaire
overwegingen de aanleiding zijn om alternatieve geschilbeslechting te bevorderen,
herken ik niet. Zoals ik heb aangegeven in mijn brieven over rechtsbijstand en maatschappelijk
effectieve rechtspraak gaat het mij erom dat problemen van mensen snel, effectief
en laagdrempelig worden opgelost.2 Dat kan via de rechter, maar een rechterlijk vonnis levert, zoals de rechtspraak
zelf ook ziet, niet altijd een duurzame oplossing voor de (onderliggende) problemen
van mensen op.3 In het nieuwe stelsel voor rechtsbijstand komt er laagdrempelige informatie en advies
voor iedereen over verschillende vormen van geschiloplossing en de bijbehorende voor-
en nadelen, met een gedegen beoordeling van wat nou écht kan bijdragen aan een oplossing
van hun problemen. Dit zou ook heel goed een laagdrempelige vorm van rechtspraak kunnen
zijn, zoals de buurtrechter, schuldenrechter of echtscheidingsrechter. De ambitie
om de rechtspraak maatschappelijk effectiever te maken sluit goed aan bij waar het
me bij de herziening van rechtsbijstand om te doen is: problemen van mensen snel,
effectief en laagdrempelig oplossen.
Vraag 2
Schrikt u er van dat de president van de Haagse rechtbank het nodig vindt om «het
verhaal van de rechtspraak» nu op deze wijze te vertellen, daarbij verwijzend naar
de trieste ontwikkelingen met de rechtsstaat in Polen, waar de rechtspraak te laat
was met het benadrukken van het belang van onafhankelijke rechtspraak en vrije pers?
Vraag 3
Trekt u zich deze kritiek aan? Zo nee, hoe is dat mogelijk?
Vraag 4
Op welke wijze gaat u iets doen met deze stevige en inhoudelijke kritiek? Kunt u uw
antwoord onderbouwen?
Antwoord 2, 3 en 4
De opmerkingen van de president van rechtbank Den Haag hebben mij verbaasd. Ik deel
de kritiek niet en neem dan ook afstand van de voorbeelden die worden genoemd als
onderbouwing van de «sluipende ondermijning» van de rechtspraak. Zo is er geen grond
voor de vaststelling dat de invoering van strafbeschikkingen door het Openbaar Ministerie
hebben geleid tot «duizenden onterecht veroordeelden».4 Het voorbeeld inzake e-court heeft mijn wenkbrauwen doen fronsen, omdat de wetgever de rechtsstatelijke waarborging
van deze vorm van geschiloplossing bij de rechtspraak zelf heeft neergelegd, in de vorm van een rechterlijke toets voor verschaffing van een
titel tot tenuitvoerlegging. Eerder heb ik mijn zorgen over e-court met uw Kamer gedeeld en geconstateerd dat er binnen de rechtspraak verschillende
inzichten bestaan over de diepgang van de toetsing die nodig is voor titelverschaffing.5 Het is niet aan mij (de rechtspraak is immers onafhankelijk) in deze beoordeling
te treden. Ook is geen sprake van een «ernstige beperking tot de toegang tot het recht»
door de invoering van te hoge griffierechten.6 Met betrekking tot een door velen als problematisch ervaren griffierecht voor vorderingen
tussen € 500 en € 5.000 heb ik bovendien voorstellen gedaan voor een verlaging.7
De ontwikkelingen in Polen zijn gelukkig op geen enkele manier vergelijkbaar met de
situatie in Nederland. De onafhankelijkheid van de rechtspraak is in Nederland, anders
dan in Polen, goed gewaarborgd. Uit het EU Justice Scoreboard 2018 blijkt dat Nederland
voor de gepercipieerde onafhankelijkheid hoog scoort, waarbij de ontwikkeling, in
tegenstelling tot in Polen, een oplopende trend vertoont.8 Niet voor niets is het vertrouwen van mensen in de rechtspraak in Nederland hoog.
En niet voor niets behoort Nederland op de wereldindex voor de rechtsstatelijkheid,
the World Rule of Law Index, al jarenlang tot de top.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.