Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het bericht dat ex-gedetineerden nog steeds niet tot nauwelijks verzekeringen kunnen afsluiten
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht dat ex-gedetineerden nog steeds niet tot nauwelijks verzekeringen kunnen afsluiten (ingezonden 30 januari 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 5 maart 2019). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1689.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het nieuws dat ex-gedetineerden nog steeds worden afgewezen
wanneer zij een verzekering aanvragen, ook als die verzekering niets te maken heeft
met het feit waar zij voor veroordeeld zijn?1 Wat vindt u hiervan?
Antwoord 1
Ja, ik heb daarvan kennisgenomen. Iemand die zijn straf heeft ondergaan, moet zo goed
mogelijk kunnen re-integreren in de samenleving. Daar hoort het kunnen afsluiten van
een verzekering ook bij. Het Verbond van Verzekeraars geeft aan dat ex-gedetineerden
niet stelselmatig voor een verzekering worden geweigerd. Volgens het Verbond van Verzekeraars
komen bij verzekeraars en het officiële klachteninstituut voor financiële dienstverlening
over afwijzingen amper klachten binnen.
Vraag 2
Herinnert u zich de eerdere kamer vragen over dit onderwerp?2 Kunt u aangeven of u denkt dat na uw toegezegde gesprek met het Verbond voor Verzekeraars
voldoende is veranderd in positief opzicht aangaande dit probleem?
Antwoord 2
Ik herinner mij deze vragen, die ik op 9 mei 2018 heb beantwoord. In het gesprek met
het Verbond van Verzekeraars is het belang van ex-gedetineerden om verzekeringen te
kunnen afsluiten naar voren gebracht. Naar aanleiding van dit gesprek heeft het Verbond
van Verzekeraars de leden verzocht om aandacht te besteden aan een goede uitleg waarom
iemand voor een verzekering wordt geweigerd. Wijst een verzekeraar de aanvraag van
een verzekering af, dan heeft de aanvrager recht op een goed gemotiveerde afwijzing.
Hierbij wordt de aanvrager op eventuele andere (beroeps)-mogelijkheden gewezen.
Vraag 3
Ziet u in dat niet iedereen de in vergelijking met gewone verzekeraars drie tot vier
keer zo hoge premie van De Vereende kan opbrengen en dat ex-gedetineerden zich daardoor
niet of nauwelijks kunnen verzekeren? Acht u het wenselijk dat ex-gedetineerden afzien
van het afsluiten van een verzekering vanwege de fors hogere kosten die daarmee gemoeid
zijn voor hen?
Antwoord 3
Een verzekeraar verzekert risico’s. Een risico-inschatting gebeurt bij elke aanvraag
van verzekering. Heeft een aanvrager een strafrechtelijk verleden, of zijn er andere
factoren die van invloed kunnen zijn, dan is het aan de verzekeraar om in het individuele
geval een afweging te maken of dit invloed heeft op het te verzekeren risico. De verzekeraar
is niet verplicht ieder risico te aanvaarden of onder dezelfde voorwaarden te accepteren.
Een hogere premie of weigering ligt voor de hand als er sprake is van eerdere verzekeringsfraude
of eerdere brandstichting in het geval van een inboedelverzekering. Hierdoor kan het
dus voorkomen dat ex-gedetineerden, maar ook anderen, zich alleen tegen een hogere
premie kunnen verzekeren. Het is evident dat niet iedere ex-gedetineerde in alle gevallen
een hogere premie kan of wil betalen. Dit geldt ook voor andere burgers.
Vraag 4
Hoe verhoudt het gegeven dat we willen dat ex-gedetineerden zo goed mogelijk resocialiseren
in de samenleving, om herhalingscriminaliteit te voorkomen, zich met het gegeven dat
ex-gedetineerden niet of nauwelijks betaalbare verzekeringen af kunnen sluiten?
Antwoord 4
In mijn visie op het gevangeniswezen «Recht doen, kansen bieden» heb ik mijn ambities
voor de re-integratie van gedetineerden geformuleerd. Deze visie is in september 2018
met uw Kamer besproken. Gedetineerden zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk
voor hun re-integratie. Ze krijgen daarbij wel hulp. Samen met gemeenten ondersteun
ik gedetineerden op de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie: onderdak, werk of
inkomen, schuldenproblematiek, een identiteitsbewijs en zorg. Als deze basisvoorwaarden
op orde zijn, bestaat een goede basis voor resocialisatie, waarvan het kunnen afsluiten
van een verzekering onderdeel is.
Vraag 5
Bent u bereid te bezien of artikel 7:928, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek zo
aangepast kan worden dat slechts een strafbaar feit dat minder dan 8 jaar geleden
is gepleegd en daadwerkelijk iets te maken heeft met de verzekering die wordt aangevraagd
verplicht moet worden gemeld, bijvoorbeeld door een uitputtende lijst te geven met
voor de betreffende verzekering relevante strafbare feiten? Zo nee, op welke wijze
gaat u er dan voor zorgen dat het uitgangspunt dat een relatie moet bestaan tussen
de aard van het delict en het type verzekering tot uitdrukking komt?
Antwoord 5
In artikel 7:928, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de verzekeraar
mag vragen naar het strafrechtelijk verleden. Dit mag voor zover strafrechtelijke
feiten zijn voorgevallen binnen de acht jaren die aan het sluiten van de verzekering
zijn voorafgegaan. De vraag naar het strafrechtelijke verleden moet volgens de wet
uitdrukkelijk worden gesteld, in niet voor misverstand vatbare termen. De wetgever
heeft bij de totstandkoming van de wet stilgestaan bij deze voorwaarden. Volgens de
wetgever zal de verzekeraar in zijn vraag moeten aangeven in welke strafbare feiten
hij geïnteresseerd is, en of hij daarbij alleen geïnteresseerd is in strafrechtelijke
veroordelingen, of wellicht ook in een vrijspraak, een schikking of een maatregel
bijvoorbeeld. Zo wordt bereikt dat als de daarover gestelde vragen juist zijn beantwoord,
de verzekeraar die feiten worden medegedeeld die voor zijn beslissing van belang zijn.
De verzekeringnemer kan dan later niet worden tegengeworpen, dat hij bepaalde feiten
omtrent het strafrechtelijk verleden niet heeft medegedeeld (Kamerstukken II 1999–2000,
19 529, nr. 5, p. 21). Het wordt voor degene die een verzekering wenst ook duidelijk, welke feiten
de verzekeraar betrekt in zijn beoordeling over het al dan niet verstrekken van een
verzekering.
Verzekeraars zijn private ondernemingen, die een vorm van dienstverlening bieden waarbij
de inschatting van risico’s een grote rol speelt. Verzekeraars zijn daarom allemaal
gespecialiseerd in risicoanalyse, die is gericht op de omstandigheden van het individuele
geval. Het wettelijke kader biedt tegen deze achtergrond verzekeraars begrijpelijkerwijs
de benodigde ruimte om hun analyse te verrichten. Aanpassing van de wet acht ik niet
opportuun.
Navraag bij het Verbond van Verzekeraars wijst uit dat verzekeraars gericht doorvragen
als de «strafrechtvraag» met «ja» wordt beantwoord. In het voorbeeld uit het bericht
van de Monitor is de betrokkene veroordeeld voor oplichting. Het Verbond geeft aan
dat verzekeraars gespitst zijn op het voorkomen van fraude, en dat het delict oplichting
(een vorm van fraude) daarom een in het kader van het afsluiten van een verzekering
relevant strafbaar feit is. Daarmee zullen verzekeraars in de risicobeoordeling rekening
houden.
Dit wil echter niet zeggen dat er in dergelijke gevallen geen verzekering kan worden
afgesloten. Voor personen en bedrijven die elders geen verzekering kunnen afsluiten,
is door een groot aantal verzekeraars De Vereende opgericht. De Vereende is onder
meer gespecialiseerd in het verzekeren van personen die moeite hebben om zich ergens
anders te verzekeren. De verzekeraar maakt per aanvraag een individuele inschatting
van het risico en berekent aan de hand hiervan de premie. De premie is vaak hoger
dan bij de meeste andere verzekeraars, hetgeen te rechtvaardigen is door het grotere
risico dat de verzekeraar loopt. Ook voor «niet-standaard» gevallen is het dus mogelijk
om een verzekering af te sluiten, al zal dit mogelijk zijn tegen een hogere premie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.