Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 28 januari 2019 (Beantwoording overige vragen)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1160
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 februari 2019
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 17 januari 2019 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad
van 28 januari 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1148).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 januari 2019 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 24 januari 2019 zijn de vragen, die
geagendeerd zijn voor de Landbouw- en Visserijraad van 28 januari 2019 en die betrekking
hebben op de vergadering van het SCoPAFF, beantwoord (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1150). Bij brief van 25 februari 2019 zijn de overige vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Konings
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
9
II
Antwoord / Reactie van de Minister
10
III
Volledige agenda
18
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven die geagendeerd staan
voor het schriftelijk overleg ter voorbereiding op de Landbouw- en Visserijraad van
28 januari 2019. Deze leden hebben hierover de volgende vragen.
In de geannoteerde agenda lezen de leden van de VVD-fractie dat er tijdens de Raad
gesproken zal worden over de voortgang van de onderhandelingen over de verordening
inzake de Nationaal Strategische Plannen binnen het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid
(GLB). Tegelijkertijd lezen deze leden dat er nog geen discussiedocumenten beschikbaar
zijn. Zij constateren dat dit niet bijdraagt aan een goede voorbereiding van de Kamer
om vooraf de juiste punten mee te geven. De leden van de VVD-fractie onderschrijven
de lijn (op basis van de beschikbare informatie) van de Minister om te zoeken naar
een passende en meer realistischere benadering, waarbij deze leden willen benadrukken
dat de termijnen van rapporteren ook daadwerkelijk iets moeten bijdragen. Zij vragen
of een jaarlijkse rapportage van toegevoegde waarde kan zijn. Zij vragen voorts een
toelichting van de Minister en een nadere duiding van de administratieve lasten die
een jaarlijkse rapportage met zich meebrengt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister van mening is dat de discussie over
de groene architectuur te weinig voortgang boekt. Voor deze leden is het belangrijk
dat er een flexibel kader is, maar tegelijkertijd het gelijke speelveld niet uit het
oog wordt verloren. Ook merken zij op dat op dit punt (wat overigens geldt voor het
gehele GLB) de vereenvoudiging niet uit het oog verloren mag worden. Graag horen zij
van de Minister (zeker voordat er overeenstemming wordt bereikt) op welke manier geborgd
is dat het gelijke speelveld in Europa voldoende is meegewogen en op welke manier
er invulling is gegeven aan de vereenvoudiging van het GLB.
In het algemeen constateren de leden van de VVD-fractie dat er nog te weinig concrete
voorstellen zijn gedaan om de vereenvoudiging van het GLB vorm te geven. Graag ontvangen
deze leden op dit punt een uitgebreide reactie van de Minister.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er te weinig richting is gegeven aan de
agendering van het Eiwitrapport van de Europese Commissie om hier concrete vragen
over te stellen. Deelt de Minister deze mening? Kan de Minister aangeven op welke
manier zij de Kamer beter gaat betrekken bij dit soort gedachtewisselingen?
Eerder hebben de leden van de VVD-fractie de Minister gevraagd een actievere opstelling
bij de aanpak van de antibioticaresistentie. Deze leden willen nogmaals benadrukken
dat dit, ook internationaal, een belangrijk onderwerp is. Het is belangrijk voor de
humane gezondheidszorg en uiteraard ook voor de diergezondheid. Nederland heeft de
afgelopen jaren forse stappen gezet in de aanpak van de antibioticaresistentie. Deze
leden zijn van mening dat de Minister een actieve rol en bijdrage zou moeten leveren
bij de oprichting van het internationaal centrum Antibioticaresistentie. Is de Minister
bereid om een actievere bijdrage te leveren (in plaats van het met belangstelling
aanhoren van de bijdrage van Denemarken) en samen met Denemarken dit onderwerp te
trekken? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie bedanken de Minister voor de informatie over de thematische
bespreking inzet nieuwe prestatiemodel, algemene doelstellingen en de positie van
de boer in de keten. De doelstelling in de herziening GLB, zoals opgenomen in de informatieparagraaf,
staat deze leden aan, temeer omdat de eerste hoofddoelstelling daadwerkelijk over
landbouw, de boeren (en de positie in de keten), voedselkwaliteit en technologie (innovatie)
gaat. Dat is in de communicatie wel eens anders geweest. De leden van de VVD-fractie
vragen de Minister een nadere duiding te geven over de Commissievoorstellen en de
minimumeisen die moeten worden nageleefd. Kan de Minister aangeven of er al besluitvorming
en/of overeenstemming heeft plaatsgevonden over deze minimumeisen? Zo nee, kan de
Minister aangeven wanneer hierover gesproken zal worden? De leden van de VVD-fractie
maken zich over een aantal doelstellingen/minimumeisen zorgen.
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de voortgang van de aanpak voor het
voorkomen van oneerlijke handelspraktijken. Het is goed dat er daadwerkelijk stappen
worden gezet. Kan de Minister aangeven wanneer de stukken en de bijbehorende appreciatie
naar de Kamer wordt gezonden? Met de voorgestelde aanpak van oneerlijke handelspraktijken
zijn we er volgens deze leden nog niet. Zij constateren dat de positie van de boer
in de keten nog onderbelicht is gebleven. Boeren hebben nog steeds te maken met eenzijdig
opgelegde eisen die bovenwettelijk zijn en waarvoor geen vergoeding wordt gegeven.
Niet voor niets is in het regeerakkoord opgenomen dat de Autoriteit Consument en Markt
(ACM) erop gaat toezien dat boeren hogere prijzen ontvangen van afnemers die bovenwettelijke
eisen stellen, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn. Kan de
Minister aangeven welke maatregelen op Europees niveau moeten worden genomen zodat
de ACM hiermee aan de slag kan gaan? Kan de Minister aangeven of hierover al gesproken
wordt? Kan de Minister aangeven welke stappen zij nationaal heeft gezet om ACM de
tools te geven die ook daadwerkelijk nodig zijn om dit punt uit het regeerakkoord
inhoud te geven?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het standpunt van de Minister
over de geharmoniseerde risico-indicator voor duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Deze leden hebben nog een aantal vragen over dit instrument. Zij zijn van mening dat
het onvoldoende duidelijk is wat de impact van deze geharmoniseerde risico-indicator
is. Kan de Minister aangeven wat de achtergrond van deze indicator is? Waarom, wanneer
en door wie is het initiatief tot deze indicator genomen? Op welke wijze is deze indicator
ontwikkeld? Op welke manier zijn de verschillende betrokkenen en de belanghebbenden
vanuit de sector betrokken bij de ontwikkeling van de indicator? En wanneer en op
welke wijze zijn zij uitgenodigd om input te geven? Kan de Minister aangeven voor
welke doelgroep deze indicator is ontwikkeld? Sluit deze indicator aan bij de Nederlandse
benadering van Integrated Pest Management (IPM) en de systeemaanpak? Zo ja, waaruit
blijkt dit? Het lijkt dat de indicator veel meer gericht is op specifieke stoffen
terwijl Nederland juist inzet op een teeltbrede benadering. Graag ontvangen de leden
van de VVD-fractie een uitgebreide toelichting.
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat het besluit over de geharmoniseerde
risico-indicator staat geagendeerd voor de vergadering van het Standing Committee
on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF). Kan de Minister een uitgebreide toelichting
geven waarom een besluit met deze strekking in een ambtelijke werkgroep geagendeerd
staat? Kan de Minister aangeven wanneer de Raad over dit onderwerp spreekt?
In de brief over de voorgenomen Nederlandse standpunten inzake de onderwerpen die
mogelijk ter stemming worden voorgelegd aan het eerstvolgende SCoPAFF over regelgeving
inzake gewasbeschermingsmiddelen lezen de leden van de VVD-fractie voorts dat de Nederlandse
delegatie voornemens is om in te stemmen met het voorstel van de Europese Commissie
om de werkzame stof chloorprofam niet langer toe te staan. Deze leden verbazen zich
over deze stellingname. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Ctgb) zag mogelijkheden voor een veilig gebruik. Echter, de Europese
Commissie zag om procedurele redenen onvoldoende mogelijkheden om het voorstel tot
niet-verlenging te wijzigen. Kan de Minister hierop een uitgebreide toelichting geven?
Wat vindt de Minister van deze bureaucratie en het op deze manier belemmeren van boeren
en tuinders die afhankelijk zijn van deze werkzame stof? Vindt de Minister het acceptabel
dat om procedurele redenen zo een vergaand besluit wordt genomen? Kan de Minister
aangeven welk alternatief er voor de telers is?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister een uitgebreide toelichting
kan geven op de aangekondigde maatregel dat de machines om mest uit te rijden voorzien
moeten worden van een GPS-systeem. Waar komt deze maatregel vandaan, wat is de onderbouwing
van deze maatregel en wat zijn de gevolgen voor de administratieve lasten en lastenverzwaring
voor de boer? Wat is de beoogde opbrengst van deze maatregel?
De leden van de VVD-fractie hebben ook vragen over de pulsvisserij. Deze leden merken
op dat enkele dagen geleden bleek dat geen verder onderzoek gedaan zal worden naar
mogelijke fraude inzake de Nederlandse pulsvisserij, omdat geen tekortkomingen aan
het licht zijn gekomen.1 Wat de leden van de VVD-fractie betreft, moet de Minister dit actief uitdragen bij
andere lidstaten, ook met het oog op de onderhandelingen over het wel of niet toestaan
van de pulstechniek. Kan de Minister toezeggen dat zij dit specifieke punt zal meenemen
in de discussie rondom de pulsvisserij? Indien zij dit niet kan toezeggen, waarom
niet? Deelt de Minister de mening dat er nu al veel te lang onduidelijkheid is voor
Nederlandse vissers met betrekking tot deze techniek en dat snel een oplossing gevonden
moet worden? Wanneer verwacht de Minister een uitkomst van de discussie? Kan zij daarnaast
een indruk geven van de inspanningen die de afgelopen maanden in Europa zijn geweest
om een goede uitkomst voor de Nederlandse vissers na te streven?
De leden van de VVD-fractie zien de onzekerheid rondom de brexit voortduren, ook voor
Nederlandse boeren, tuinders en vissers. Eerder hebben de leden van de VVD-fractie
vragen gesteld over de voorbereiding van Nederlandse boeren, tuinders, vissers en
andere ondernemers op verschillende scenario’s. Wat de leden van de VVD-fractie betreft
ligt hier een rol voor de ondernemers zelf, maar ook voor de overheid. In de brief
die de Kamer vorige week van de Minister van Buitenlandse Zaken ontving (Kamerstuk
23 987, nr. 304) stond dat er aanvullende campagnes komen. Kan de Minister aangeven hoe deze campagnes
eruit zien en of deze ook specifiek ingaan op ondernemers in de Nederlandse agri-
en foodsector? Daarnaast roepen de leden van de VVD-fractie de Minister op echt aan
de slag te gaan met extra keuringspersoneel bij douane en Nederlandse Voedsel- en
Warenautoriteit (NVWA). Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is en deelt
zij de mening dat Nederlandse ondernemers in de agri- en foodsector zeer grote nadelen
kunnen ondervinden van een niet toereikende voorbereiding op diverse scenario’s rondom
de brexit?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie voor welke teelten het niet langer toelaten
van de stof ethoprophos gevolgen zal hebben en wat die gevolgen zijn. Zijn alternatieven
mogelijk? Zo ja, welke? Zo nee, op welke wijze wil de Minister er in overleg met de
sector voor zorgen dat alternatieven zo snel mogelijk voor handen komen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Landbouw- en Visserijraad op 28 januari 2019 en aanverwante onderwerpen. Hierover
hebben deze leden nog vragen.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat onafhankelijke, wetenschappelijke
adviezen van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en het Ctgb gevolgd
moeten worden ten aanzien van de toelating van stoffen en middelen. Deze adviezen
liggen in eerste instantie voor op ambtelijk niveau en deze leden zien bij die eerste
afstemming op Europees niveau geen rol voor de Kamer, mede omdat de Kamer niet toegerust
is om zich te buigen over deze technische adviezen en de opvolging daarvan. Hoe kijkt
de Minister hiernaar? Deelt de Minister de mening dat de focus van de Minister en
de Kamer zou moeten liggen op het regelgevend kader voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en niet op de toelating van elke individuele stof en middel? Zo ja, wil zij met voorstellen
komen om hieraan tegemoet te komen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het Oostenrijks voorzitterschap aan de
lidstaten heeft gevraagd wat zij vinden van de huidige ontwikkelingen van het goedkeurings-
en machtigingssysteem op EU-niveau en wat volgens de lidstaten de gevolgen zijn voor
de Europese landbouw en landbouwers van de niet-goedkeuring van bepaalde werkzame
stoffen. Deze leden vragen de Minister hoe zij heeft gereageerd op dit verzoek. Komt
zij hierbij ook op voor een gelijkspeelveld en welk thema een rode lijn is in het
regeerakkoord? Ten aanzien van het gelijk speelveld zijn schriftelijke vragen gesteld
over de toelating van neonicotinoïden-coating op suikerbietenzaad in andere Europese
lidstaten.2 Wanneer worden deze beantwoord? Deelt de Minister de mening dat de omstandigheden
in Vlaanderen en Nederland zeer vergelijkbaar zijn en dat daarmee ook de toelating
vergelijkbaar zou moeten zijn? Kan de Minister aangeven of over de toelating van deze
zaadcoating voor de suikerbietenteelt gesproken is met de sector en het Ctgb? Als
deze zaadcoating niet alsnog wordt toegelaten, is de Minister dan wel bereid om te
bekijken of dit verbod dit jaar leidt tot een hogere milieubelasting en hogere kosten
voor telers? Daarnaast komt in het rapport «Chemical hazards in our food: EU food
safety policy protects us but faces challenges» van de Europese Rekenkamer naar voren
dat de EFSA meer financiële armslag behoeft. Hoe denkt de Minister daarover, zo vragen
de leden van de CDA-fractie.
De leden van de CDA-fractie hebben daarnaast vragen over het toekomstige GLB. Deze
leden zijn groot voorstander van het verruimen van de mogelijkheden voor samenwerking
tussen landbouwers. Hoe wil de Minister het voorstel van de Europese Commissie precies
veranderd zien op dit punt, zo vragen zij. Gaat de Minister ervoor pleiten dat activiteiten
van producentenorganisaties zoals afspraken over productie en prijzen en van brancheorganisaties
over verduurzaming en prijzen uitdrukkelijk worden toegestaan?
Ten aanzien van de aanpak van oneerlijke handelspraktijken vragen de leden van de
CDA-fractie of het politieke akkoord gedeeld kan worden met de Kamer en of de Minister
voornemens is om striktere regelgeving te gaan invoeren dan wordt voorgesteld in de
richtlijn.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister naar de voortgang ten aanzien van de
toelating van de puls.
De leden van de CDA-fractie vragen om een update met betrekking tot de uitvoering
van het fosfaatreductieplan en het fosfaatrechtenstelsel. Deze leden vragen met name
naar de stand van zaken van de afhandeling van beschikkingen en knelgevallen, bezwaren,
afhandeling verzoeken individueel disproportionele last en opvolging rechterlijke
uitspraken.
De leden van de CDA-fractie waren zeer verbaasd over het verplichten van GPS bij transport
van alle mest. Hoeveel gaat dit wel niet kosten en voor wie? Zal hierdoor een agrariër
die zelf zijn mest uitrijdt opeens fors moeten investeren in een nieuwe giertank?
Kan de Minister verduidelijken wat voor onderzoek zij doet naar het digitaal en realtime verantwoorden van het vervoeren van mest en hoe hierbij kosten en inkomensgevolgen
worden meegenomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de Landbouw-
en Visserijraad van 17 en 18 december 2019. Deze leden zijn verheugd om kennis te
nemen van het feit dat veel lidstaten pleiten voor een hogere milieu en klimaatambitie
in het nieuwe GLB. Daarnaast vernemen deze leden dat enkele lidstaten pleiten voor
een verdere vereenvoudiging van de uitvoering van het GLB. Hoewel de leden van de
GroenLinks-fractie een vereenvoudiging in principe positief zouden vinden met betrekking
tot bepaalde elementen van het GLB, betwijfelen zij of verdere vereenvoudiging wel
samen gaat met een hoge milieu en klimaatambitie. Kan de Minister concreet toelichten
hoe zij deze twee ontwikkelingen gezamenlijk voor zich ziet?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn erg benieuwd naar de uitwerking van het prestatiemodel,
ten aanzien waarvan deze leden hebben vernomen dat er een discussie zal plaatsvinden
over de «mogelijke vergroening». Kan de Minister toelichten om wat voor vergroeningsmaatregelen
het gaat? Deze leden hechten veel belang aan de vergroening van het GLB en hopen daarom
ook dat de Minister zich daarvoor hard zal maken. Kan de Minister te kennen geven
op welke manier zij dat gaat doen?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn erg verheugd dat de Europese Commissie actie
onderneemt om gehoor te geven aan het burgerinitiatief «Verbied glyfosaat en bescherm
mens en milieu tegen giftige bestrijdingsmiddelen». Deze leden zijn gezien het recente
nieuws over de sterke link tussen de EFSA en bedrijven in de biotechnologie en chemische
industrie blij met het initiatief om van de EFSA een transparante organisatie te maken.
Deze leden maken zich daarom des te meer zorgen over de Nederlandse positie dat het
van belang is dat vertrouwelijkheid van onderzoek behouden moet blijven om geen afbreuk
te doen aan eventuele bedrijfsgeheimen. Kan de Minister aangeven of zij zich desalniettemin
hard gaat maken voor een zo sterk mogelijke transparantie van de EFSA?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn daarnaast zeer teleurgesteld dat de Europese
Commissie geen gehoor heeft gegeven aan de oproep van burgers om glyfosaat (Round
Up) te verbieden. Deze leden hechten veel belang aan dit verbod en zijn daarom zeer
verheugd met het Franse voorbeeld waar de rechter de verkoop van het product heeft
verboden. Wat vindt de Minister van het Franse verbod en is zij bereid het Franse
voorbeeld te volgen?
Tot slot zijn de leden van de GroenLinks-fractie bezorgd over het bericht van de Europese
Rekenkamer dat de EFSA haar werk niet goed kan doen, omdat zij te veel werk heeft
aan het controleren van chemicaliën. Het gevolg hiervan is dat er niet voldoende capaciteit
is om voedselveiligheid met betrekking tot onder meer enzymen, voedselaroma’s en additieven
goed te controleren. De leden van de GroenLinks-fractie vinden dit een zeer zorgelijke
ontwikkeling en vragen daarom aan de Minister hoe zij zich in gaat zetten om dit te
verbeteren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorlopige agenda van de Landbouw-
en Visserijraad van 28 januari 2019 en de Nederlandse standpunten in deze. Zij hebben
hierover geen bijzondere opmerkingen. Deze leden zijn wel verontrustende berichten
ter ore gekomen, dat in Griekenland de pelsdierhouderij een grote groei doormaakt,
mede door financiële steun vanuit zowel het GLB (plattelandsfonds) als de structuurfondsen
van de EU. Zij zijn van mening dat het zeer onwenselijk is dat Europese middelen hiervoor
worden aangewend en vragen de Minister of zij bereid is zich hier in de Raad en andere
relevante Europese platforms tegen uit te spreken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor
de Landbouw- en Visserijraad op 28 januari 2019 en aanverwante onderwerpen.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich zorgen om de gang
van zaken rond het Beeguidance document van EFSA en hebben hierover enkele vragen.
Kan de Minister de Kamer laten weten hoe de discussie tot nu toe is verlopen en wat
daarin (steeds) de opstelling van Nederland is geweest? Is het oorspronkelijke voorstel
in de loop der tijd gewijzigd? Zo ja, hoe? Hoe heeft Nederland zich daar steeds over
opgesteld? Wat is het voorstel dat nu op tafel ligt tijdens de SCoPAFF-vergadering?
Hoe verhoudt dit zich tot het oorspronkelijke voorstel van de EFSA? Wat is de huidige
positie van Nederland ten opzichte van het voorstel en hoe zit dat met de andere lidstaten?
Wanneer worden de stemmingen over dit voorstel verwacht?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben tevens vragen over de
deal die de Europese Commissie wil gaan sluiten met Oekraïne over het associatieverdrag.
Deze leden hebben al voor het sluiten van het Oekraïneverdrag gewaarschuwd dat dit
de deur open zet voor de import van Oekraïense goederen die gepaard gaan met ernstig
dierenleed, milieuschade en soms kinderarbeid. Nu er een fout in het associatieverdrag
blijkt te zitten waardoor er onbeperkt kippenborstvlees naar de Europese Unie kan
worden geëxporteerd, en hier gretig gebruik van wordt gemaakt door vleeskippengigant
MHP, wil de Europese Commissie volgens berichten in de media in ruil voor het herstellen
van de fout het quotum voor de import van kippenvlees verruimen. Klopt dit? Kan de
Minister toelichten hoe het voorstel van de Europese Commissie richting Oekraïne eruit
ziet of zal zien? Hoe beoordeelt de Minister dit voorstel voor quotumverruiming? Wat
is de positie van andere lidstaten op dit punt?
Voorts hebben de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen over het
besluit van Frankrijk om het middel Round Up te verbieden Vorige week besloot de Franse
rechtbank om de verkoop van Round Up te verbieden, omdat het middel vanuit het voorzorgsbeginsel
niet had moeten worden toegelaten. De Kamer heeft zich op verzoek van deze leden bij
herhaling uitgesproken voor een nationaal verbod op een aantal middelen die in Europa
zijn toegelaten. Dit zou volgens het kabinet niet mogelijk zijn. Nu heeft de Franse
rechtbank bevestigd dat het wel degelijk mogelijk is om met een beroep op het voorzorgsbeginsel
nationaal een verbod in te stellen op een middel dat in Europees verband is toegelaten.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben gevraagd om een kabinetsappreciatie
van de uitspraak van de Franse rechtbank. Wanneer zal de Minister deze aan de Kamer
sturen?
Ten aanzien van de toelating van werkzame stoffen hebben de leden van de Partij voor
de Dieren-fractie de volgende inbreng. Voorafgaand aan de vorige SCoPAFF-vergadering
heeft een Kamermeerderheid de Minister middels een motie van deze leden opgeroepen
tegen een voorstel van de Europese Commissie te stemmen over de automatische verlenging
van de toelating van een groot aantal pesticiden, terwijl de voorgeschreven wetenschappelijke
veiligheidstoets niet heeft plaatsgevonden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1145). Zij vragen de Minister hoe de stemming hierover is verlopen.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben ook vragen over kooihuisvesting.
Deze leden vinden het onbestaanbaar dat er in de Europese veehouderij nog honderden
miljoenen dieren een groot deel van hun leven worden opgesloten in kooien, waaronder
211 miljoen legkippen. Zij willen een einde aan alle kooihuisvesting van dieren. Per
2021 wordt huisvesting van leghennen in verrijkte kooien verboden. Hier moeten in
Nederland nu nog 6,2 miljoen leghennen hun leven in slijten. Koloniekooien blijven
echter nog wel toegestaan, terwijl deze op geen enkele manier tegemoet komen aan de
natuurlijke behoeften van kippen.
Is de Minister bereid zich in te zetten voor een verbod op koloniekooien, zowel nationaal
als binnen Europa? Is de Minister bereid om zich in te zetten op een versnelde afbouw
van de verrijkte kooi in Nederland?
Tot slot vernamen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Europese Commissie
voornemens is een tweede Europees Reference Centre in te stellen, waarbij de nadruk
ligt op (het welzijn van) pelsdieren. Een groot aantal lidstaten heeft al een verbod
ingesteld of aangekondigd op de pelsdierfokkerij. De oprichting van een dergelijk
centrum zou deze ontwikkelingen en een verdere uitrol in andere lidstaten mogelijk
kunnen remmen. Deelt de Minister deze zorg? Is de Minister bereid zich uit te spreken
tegen de oprichting van dit centrum? Is de Minister bereid haar pleidooi voor een
Europees verbod op de pelsdierhouderij te herhalen, zoals de Kamer via een motie heeft
gevraagd (Kamerstuk 30 826, nr. 21)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van onder meer de geannoteerde agenda
voor de komende Landbouw- en Visserijraad. Deze leden willen haar nog enkele vragen
voorleggen.
Onderzoek wijst uit dat de handelsovereenkomst van de Europese Unie met Canada (CETA)
ruimte laat voor import van producten op basis van gewassen waarvan het dna aangepast
is met behulp van de techniek Crispr-Cas. Voedselproducenten zijn niet verplicht te
vermelden dat Crispr-Cas is toegepast. Er zijn ook geen geschikte laboratoriumanalyses
beschikbaar om dit te detecteren. De leden van de SGP-fractie constateren dat de Europese
Unie enerzijds toepassing van Crispr-Cas in de plantenteelt onder het strenge regime
ten aanzien van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) blijft scharen, maar anderzijds
ruim baan geeft voor import van buitenlandse producten waarbij Crispr-Cas toegepast
wordt. Deze leden constateren een ongelijk speelveld. Is de Minister bereid dit aan
te kaarten?
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over het voorgestelde prestatiemodel
in de Verordening over de strategische plannen. De Europese Commissie stelt voor om
andere beleidsinstrumenten dan de GLB-interventies te betrekken bij de monitoring
van resultaatindicatoren. Deze leden vrezen oneigenlijke interferentie van de (goedkeuring
van) strategische plannen en het GLB met nationaal milieubeleid. Zij willen voorkomen
dat strategische plannen afgewezen worden, omdat de Europese Commissie nationaal (milieu)beleid
buitenom het GLB onvoldoende vindt. Zij horen graag hoe de Minister hier tegenaan
kijkt. Is het de inzet van de Minister om oneigenlijke interferentie te voorkomen
en toepassing van resultaatindicatoren sec te koppelen aan de inzet van GLB-instrumenten?
De Minister zal tijdens de Landbouw- en Visserijraad pleiten voor een flexibel kader
met betrekking tot de groene architectuur van de eerste pijler. De leden van de SGP-fractie
delen haar inzet. Ook zij vinden de verzwaarde vergroeningseisen niet passen. Deze
leden horen graag hoe andere lidstaten zich opstellen ten aanzien van deze vergroeningseisen
en de genoemde groene architectuur. Zet de Minister ook in op versoepeling van de
vergroeningseisen, zoals ruimte voor alternatieven voor gewasrotatie, geen verbod
op het scheuren van blijvend grasland in Natura 2000-gebieden, het meetellen van landschapselementen
en een werkbare eis met betrekking tot bodembedekking in de winterperiode?
De leden van de SGP-fractie waarderen de inzet van de Minister op meer mogelijkheden
voor samenwerking in producenten- en brancheorganisaties en voor verduidelijking van
de uitzonderingen op het mededingingsrecht. Zet zij daarbij ook in op een uitzondering
voor producentenorganisaties om prijsafspraken en andere mededinging beperkende afspraken
te maken?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het Ctgb nog mogelijkheden ziet voor veilig
gebruik van de werkzame stof chloorprofam in de teelt van sla en uien. Desondanks
wil Nederland instemmen met het voorstel voor niet-verlenging, alleen vanwege procedurele
redenen. Waarom kiest de Minister niet voor een tegenstem op basis van de inhoud?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de voortgang van de aanpak voor het
voorkomen van oneerlijke handelspraktijken. Het is goed dat er daadwerkelijk stappen
worden gezet. Kan de Minister aangeven wanneer de stukken en de bijbehorende appreciatie
naar de Kamer wordt gezonden? Met de voorgestelde aanpak van oneerlijke handelspraktijken
zijn we er volgens deze leden nog niet. Zij constateren dat de positie van de boer
in de keten nog onderbelicht is gebleven. Boeren hebben nog steeds te maken met eenzijdig
opgelegde eisen die bovenwettelijk zijn en waarvoor geen vergoeding wordt gegeven.
Niet voor niets is in het regeerakkoord opgenomen dat de Autoriteit Consument en Markt
(ACM) erop gaat toezien dat boeren hogere prijzen ontvangen van afnemers die bovenwettelijke
eisen stellen, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn. Kan de
Minister aangeven welke maatregelen op Europees niveau moeten worden genomen zodat
de ACM hiermee aan de slag kan gaan? Kan de Minister aangeven of hierover al gesproken
wordt? Kan de Minister aangeven welke stappen zij nationaal heeft gezet om ACM de
tools te geven die ook daadwerkelijk nodig zijn om dit punt uit het regeerakkoord
inhoud te geven?
U kunt mijn schriftelijke appreciatie van het voorlopige politieke akkoord over de
Richtlijn Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen in relatie tot
de oorspronkelijke Nederlandse onderhandelingsinzet binnenkort tegemoet zien. In mijn
brief hierover zal ik tevens aangeven hoe ik de Richtlijn nationaal ga omzetten met
inachtneming van de relevante passages uit het Regeerakkoord.
Het voorlopige politieke akkoord is echter pas definitief als zowel de Raad als het
Europees Parlement het voorstel – op basis van een juridisch en taalkundig gereviseerde
tekst – hebben goedgekeurd en de richtlijn gepubliceerd is in het Publicatieblad van
de EU. De verwachting is dat publicatie plaats zal vinden in mei 2019. Pas dan kan
de richtlijn omgezet worden in nationale wetgeving via de gebruikelijke wetgevingsprocedure.
Hiervoor zijn geen aanvullende EU-maatregelen nodig. De tekst van het voorlopige akkoord
wordt op dit moment juridisch en taalkundig gereviseerd en is daarom nog niet publiekelijk
beschikbaar.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister een uitgebreide toelichting
kan geven op de aangekondigde maatregel dat de machines om mest uit te rijden voorzien
moeten worden van een GPS-systeem. Waar komt deze maatregel vandaan, wat is de onderbouwing
van deze maatregel en wat zijn de gevolgen voor de administratieve lasten en lastenverzwaring
voor de boer? Wat is de beoogde opbrengst van deze maatregel?
De maatregel voor het in «realtime» en digitaal verantwoorden van mestaanwending,
waar u waarschijnlijk op doelt, komt voort vanuit de Versterkte Handhavingsstrategie
Mest die ik u op 29 september jl. heb toegezonden (Kamerstuk 33 037, nr. 331). De vaste Commissie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij verzocht
te reageren op een brief betreffende deze maatregel. In de reactie op dat verzoek
zal ik ook ingaan op uw vragen hierover.
De leden van de VVD-fractie hebben ook vragen over de pulsvisserij. Deze leden merken
op dat enkele dagen geleden bleek dat geen verder onderzoek gedaan zal worden naar
mogelijke fraude inzake de Nederlandse pulsvisserij, omdat geen tekortkomingen aan
het licht zijn gekomen.3 Wat de leden van de VVD-fractie betreft, moet de Minister dit actief uitdragen bij
andere lidstaten, ook met het oog op de onderhandelingen over het wel of niet toestaan
van de pulstechniek. Kan de Minister toezeggen dat zij dit specifieke punt zal meenemen
in de discussie rondom de pulsvisserij? Indien zij dit niet kan toezeggen, waarom
niet? Deelt de Minister de mening dat er nu al veel te lang onduidelijkheid is voor
Nederlandse vissers met betrekking tot deze techniek en dat snel een oplossing gevonden
moet worden? Wanneer verwacht de Minister een uitkomst van de discussie? Kan zij daarnaast
een indruk geven van de inspanningen die de afgelopen maanden in Europa zijn geweest
om een goede uitkomst voor de Nederlandse vissers na te streven?
Ik ben blij met de bovengenoemde uitspraak van het Europees bureau voor fraudebestrijding
(OLAF). Vanzelfsprekend gebruik ik dit waar dit nuttig is in de discussies over de
toekomst van de pulsvisserij, waarbij ik er wel op moet wijzen dat deze uitspraak
betrekking heeft op de verstrekking van (onderzoeks)subsidies voor pulsvisserij en
niet op de introductie en toepassing van deze visserij in Nederland.
Ik blijf mij, gesteund door het kabinet, met alle kracht inzetten voor de pulsvisserij.
Ik zal u separaat op de hoogte houden van de laatste ontwikkelingen. Zoals toegezegd
tijdens het vragenuur van 12 februari jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 52, mondelinge
vragen van het lid Weverling over het bericht dat het totaalverbod op pulsvisserij
in Europa nabij is) heb ik u voorafgaand aan het debat over de pulsvisserij op 21 februari
jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 57, debat over een mogelijk verbod op pulsvisserij)
mijn appreciatie van het politiek akkoord gestuurd dat op 13 februari is gesloten
in de triloog over de Verordening Technische Maatregelen.
De leden van de VVD-fractie zien de onzekerheid rondom de brexit voortduren, ook voor
Nederlandse boeren, tuinders en vissers. Eerder hebben de leden van de VVD-fractie
vragen gesteld over de voorbereiding van Nederlandse boeren, tuinders, vissers en
andere ondernemers op verschillende scenario’s. Wat de leden van de VVD-fractie betreft
ligt hier een rol voor de ondernemers zelf, maar ook voor de overheid. In de brief
die de Kamer vorige week van de Minister van Buitenlandse Zaken ontving (Kamerstuk
23 987, nr. 304) stond dat er aanvullende campagnes komen. Kan de Minister aangeven hoe deze campagnes
eruit zien en of deze ook specifiek ingaan op ondernemers in de Nederlandse agri-
en foodsector? Daarnaast roepen de leden van de VVD-fractie de Minister op echt aan
de slag te gaan met extra keuringspersoneel bij douane en Nederlandse Voedsel- en
Warenautoriteit (NVWA). Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is en deelt
zij de mening dat Nederlandse ondernemers in de agri- en foodsector zeer grote nadelen
kunnen ondervinden van een niet toereikende voorbereiding op diverse scenario’s rondom
de brexit?
Aanvullend aan de Rijksbrede mediacampagne die deze week van start is gegaan heb ik
medio januari een campagne uitgezet om het agrofood-bedrijfsleven te attenderen op
het belang van onderlinge samenwerking binnen de keten in hun voorbereidingen op een
no-deal-scenario. Via filmpjes die via campagnes in de (sociale) media worden verspreid,
wordt op het belang gewezen om als agrofood-sector binnen de gehele (transport)keten
samen te werken in de voorbereiding op een no deal. Zeker in het geval van just-in-time
en gecombineerd vervoer van verschillende (vers)zendingen naar het Verenigd Koninkrijk
is het van belang dat leverancier, exporteur en transporteur van alle in de vrachtwagen
aanwezige goederen goed samenwerken. Die samenwerking is nodig om aan alle bij grensprocessen
betrokken voorwaarden te voldoen en elkaar en de keurings- en uitvoeringsdiensten
te voorzien van de juiste informatie. Om te voorzien in informatiebehoeftes wordt
communicatie over de gevolgen van een no-deal-scenario op de beleidsterreinen die
onder mijn verantwoordelijkheid vallen zo breed mogelijk verspreid via de bestaande
kanalen zoals websites van de keuringsdiensten en sectororganisaties, het Brexit-loket
(ook via de Brexit Impact Scan. Voor de laatste stand van zaken van de Brexit-voorbereidingen
van de NVWA en werving van extra keuringspersoneel verwijs ik u naar de beantwoording
op de vragen van de leden Lodders en Weverling die ik 28 januari (Aanhangsel Handelingen
II 2018/19, nr. 1320) naar uw Kamer heb verzonden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat onafhankelijke, wetenschappelijke
adviezen van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en het Ctgb gevolgd
moeten worden ten aanzien van de toelating van stoffen en middelen. Deze adviezen
liggen in eerste instantie voor op ambtelijk niveau en deze leden zien bij die eerste
afstemming op Europees niveau geen rol voor de Kamer, mede omdat de Kamer niet toegerust
is om zich te buigen over deze technische adviezen en de opvolging daarvan. Hoe kijkt
de Minister hiernaar? Deelt de Minister de mening dat de focus van de Minister en
de Kamer zou moeten liggen op het regelgevend kader voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en niet op de toelating van elke individuele stof en middel? Zo ja, wil zij met voorstellen
komen om hieraan tegemoet te komen?
Ik ben het eens met de leden van de CDA-fractie dat de onafhankelijke, wetenschappelijke
adviezen van EFSA en Ctgb leidend zijn bij de toelating van stoffen en middelen voor
gewasbescherming. Ik kan mij ook vinden in de opvatting van de leden van de CDA-fractie
dat de focus van het politieke debat zou moeten liggen op het regelgevend kader en
niet zozeer op individuele beoordelingen die binnen dat kader plaatsvinden. Echter,
overleg met uw Kamer over individuele stoffen is vaak ingegeven door (Kamer)vragen
of moties die door leden van uw Kamer zijn ingediend. Ik hecht eraan om voor uw Kamer
zo transparant mogelijk te zijn over mijn handelen. Daarom heb ik uw Kamer recent
geïnformeerd over alle voorgenomen stemmingen in SCoPAFF, ook over individuele stoffen
en zal dit ook blijven doen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het Oostenrijks voorzitterschap aan de
lidstaten heeft gevraagd wat zij vinden van de huidige ontwikkelingen van het goedkeurings-
en machtigingssysteem op EU-niveau en wat volgens de lidstaten de gevolgen zijn voor
de Europese landbouw en landbouwers van de niet-goedkeuring van bepaalde werkzame
stoffen. Deze leden vragen de Minister hoe zij heeft gereageerd op dit verzoek. Komt
zij hierbij ook op voor een gelijkspeelveld en welk thema een rode lijn is in het
regeerakkoord?
Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 19 november
2018 een gedachtewisseling geagendeerd over uitdagingen in het veld van plantgezondheid
en gewasbescherming. Ik heb uw Kamer geïnformeerd over mijn inbreng en over de inbreng
van de Europese Commissie en de andere lidstaten. Mijn inbreng betrof het zo breed
mogelijk toepassen van geïntegreerde gewasbescherming, het vereenvoudigen van de procedures
voor de goedkeuring van laag-risicostoffen en de toelating van laag-risicomiddelen.
Ik heb daarnaast aangegeven dat de «Minor Uses Coordination Facility» een goed instrument
is voor de registratie van middelen voor kleine toepassingen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1139). Deze inbreng betreft verbeteringen in het Europees gewasbeschermingsmiddelenbeleid,
waarmee dus ook sprake is van een gelijk speelveld. Daarbij merk ik wel op dat het
Europese beleid lidstaten beperkte ruimte biedt voor nationale afwegingen (bijvoorbeeld
tijdelijke vrijstellingen).
Ten aanzien van het gelijk speelveld zijn schriftelijke vragen gesteld over de toelating
van neonicotinoïden-coating op suikerbietenzaad in andere Europese lidstaten.4 Wanneer worden deze beantwoord? Deelt de Minister de mening dat de omstandigheden
in Vlaanderen en Nederland zeer vergelijkbaar zijn en dat daarmee ook de toelating
vergelijkbaar zou moeten zijn? Kan de Minister aangeven of over de toelating van deze
zaadcoating voor de suikerbietenteelt gesproken is met de sector en het Ctgb? Als
deze zaadcoating niet alsnog wordt toegelaten, is de Minister dan wel bereid om te
bekijken of dit verbod dit jaar leidt tot een hogere milieubelasting en hogere kosten
voor telers? Daarnaast komt in het rapport «Chemical hazards in our food: EU food
safety policy protects us but faces challenges» van de Europese Rekenkamer naar voren
dat de EFSA meer financiële armslag behoeft. Hoe denkt de Minister daarover, zo vragen
de leden van de CDA-fractie.
Ik heb uw Kamer op 28 januari 2019 geïnformeerd over mijn beslissing op het verzoek
tot tijdelijke vrijstelling van het gewasbeschermingsmiddel Cruiser SB en op mijn
standpunt ten aanzien van de vrijstelling in België.
Het rapport van de Europese Rekenkamer bevat voorstellen voor verbetering aan de Europese
Commissie. Het rapport gaat over de volle breedte van het werkterrein van de EFSA
en betreft dus meer dan alleen gewasbescherming. Mogelijk dat de bevindingen van de
Europese Commissie leiden tot voorstellen die aan de Raad en het Europees Parlement
worden voorgelegd. Ik wacht de eventuele voorstellen van de Europese Commissie af.
Ten aanzien van de aanpak van oneerlijke handelspraktijken vragen de leden van de
CDA-fractie of het politieke akkoord gedeeld kan worden met de Kamer en of de Minister
voornemens is om striktere regelgeving te gaan invoeren dan wordt voorgesteld in de
richtlijn.
De tekst van het voorlopige akkoord over de Richtlijn Oneerlijke handelspraktijken
in de voedselvoorzieningsketen wordt op dit moment juridisch en taalkundig gereviseerd
en is daarom nog niet publiekelijk beschikbaar. Hoe ik nationaal invulling ga geven
aan de Richtlijn zal ik nader uiteenzetten in mijn schriftelijke appreciatie van het
voorlopige politieke akkoord die ik uw Kamer heb toegezegd tijdens het AO 11 september
jl. (Kamerstuk 34 953, nr. 4) over uw behandelvoorbehoud op EU-voorstel Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen,
en die u binnenkort tegemoet kunt zien.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister naar de voortgang ten aanzien van de
toelating van de puls.
Voor het antwoord op deze vraag van de fractie van het CDA verwijs ik naar mijn antwoord
op de vragen van de VVD-fractie over de pulsvisserij.
De leden van de CDA-fractie vragen om een update met betrekking tot de uitvoering
van het fosfaatreductieplan en het fosfaatrechtenstelsel. Deze leden vragen met name
naar de stand van zaken van de afhandeling van beschikkingen en knelgevallen, bezwaren,
afhandeling verzoeken individueel disproportionele last en opvolging rechterlijke
uitspraken.
Ik ben voornemens uw Kamer binnenkort de gevraagde update toe te zenden.
De leden van de CDA-fractie waren zeer verbaasd over het verplichten van GPS bij transport
van alle mest. Hoeveel gaat dit wel niet kosten en voor wie? Zal hierdoor een agrariër
die zelf zijn mest uitrijdt opeens fors moeten investeren in een nieuwe giertank?
Kan de Minister verduidelijken wat voor onderzoek zij doet naar het digitaal en realtime
verantwoorden van het vervoeren van mest en hoe hierbij kosten en inkomensgevolgen
worden meegenomen?
De maatregel om mesttransporten verdergaand «realtime» en digitaal te laten verantwoorden
en het streven om de aanwending van mest per 1 januari 2021 ook digitaal en «realtime»
te laten verantwoorden komen voort uit de Versterkte Handhavingsstrategie Mest. Zoals
ook aangegeven in mijn antwoord op een vergelijkbare vraag van de fractie van de VVD
ontvangt u op korte termijn mijn reactie op het verzoek van de vaste Commissie van
het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit waarbij ook ingegaan zal worden
op uw vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn erg verheugd dat de Europese Commissie actie
onderneemt om gehoor te geven aan het burgerinitiatief «Verbied glyfosaat en bescherm
mens en milieu tegen giftige bestrijdingsmiddelen». Deze leden zijn gezien het recente
nieuws over de sterke link tussen de EFSA en bedrijven in de biotechnologie en chemische
industrie blij met het initiatief om van de EFSA een transparante organisatie te maken.
Deze leden maken zich daarom des te meer zorgen over de Nederlandse positie dat het
van belang is dat vertrouwelijkheid van onderzoek behouden moet blijven om geen afbreuk
te doen aan eventuele bedrijfsgeheimen. Kan de Minister aangeven of zij zich desalniettemin
hard gaat maken voor een zo sterk mogelijke transparantie van de EFSA?
Ik ben voorstander van een zo groot mogelijke transparantie. Er is echter een grens
hieraan. Dit geldt ook binnen het domein van gewasbeschermingsmiddelen. Deze grens
wordt bepaald door Europese regelgeving, waar we ons aan moeten houden. Als de Europese
Unie wil blijven beschikken over een breed pakket aan werkzame stoffen – inclusief
laag-risicostoffen – en de lidstaten willen blijven beschikken over een breed pakket
aan gewasbeschermingsmiddelen, dan moet er rekening worden gehouden met het feit dat
bepaalde informatie vertrouwelijk blijft, zodat bedrijven investeren in nieuwe aanvragen
of verlenging van bestaande goedkeuringen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn daarnaast zeer teleurgesteld dat de Europese
Commissie geen gehoor heeft gegeven aan de oproep van burgers om glyfosaat (Round
Up) te verbieden. Deze leden hechten veel belang aan dit verbod en zijn daarom zeer
verheugd met het Franse voorbeeld waar de rechter de verkoop van het product heeft
verboden. Wat vindt de Minister van het Franse verbod en is zij bereid het Franse
voorbeeld te volgen?
Ik heb van uw Kamer het verzoek gekregen om te reageren op het besluit van de Franse
rechtbank. Uw Kamer heeft deze op 11 februari jl. van mij ontvangen.
Tot slot zijn de leden van de GroenLinks-fractie bezorgd over het bericht van de Europese
Rekenkamer dat de EFSA haar werk niet goed kan doen, omdat zij te veel werk heeft
aan het controleren van chemicaliën. Het gevolg hiervan is dat er niet voldoende capaciteit
is om voedselveiligheid met betrekking tot onder meer enzymen, voedselaroma’s en additieven
goed te controleren. De leden van de GroenLinks-fractie vinden dit een zeer zorgelijke
ontwikkeling en vragen daarom aan de Minister hoe zij zich in gaat zetten om dit te
verbeteren.
Ik verwijs de leden van de GroenLinks-Fractie naar mijn antwoord op vragen over het
rapport van de Europese Rekenkamer van de leden van de CDA-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorlopige agenda van de Landbouw-
en Visserijraad van 28 januari 2019 en de Nederlandse standpunten in deze. Zij hebben
hierover geen bijzondere opmerkingen. Deze leden zijn wel verontrustende berichten
ter ore gekomen, dat in Griekenland de pelsdierhouderij een grote groei doormaakt,
mede door financiële steun vanuit zowel het GLB (plattelandsfonds) als de structuurfondsen
van de EU. Zij zijn van mening dat het zeer onwenselijk is dat Europese middelen hiervoor
worden aangewend en vragen de Minister of zij bereid is zich hier in de Raad en andere
relevante Europese platforms tegen uit te spreken.
De Europese Commissie ziet toe op de benutting van de Europese Fondsen. Ik neem daarom
aan dat indien steun gegeven wordt, dat plaatsvindt binnen de voorwaarden van het
GLB, de EU-structuurfondsen en andere relevante Europeesrechtelijke kaders. Het is
niet aan mij om te treden in de keuzen die individuele lidstaten hierin maken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben tevens vragen over de
deal die de Europese Commissie wil gaan sluiten met Oekraïne over het associatieverdrag.
Deze leden hebben al voor het sluiten van het Oekraïneverdrag gewaarschuwd dat dit
de deur open zet voor de import van Oekraïense goederen die gepaard gaan met ernstig
dierenleed, milieuschade en soms kinderarbeid. Nu er een fout in het associatieverdrag
blijkt te zitten waardoor er onbeperkt kippenborstvlees naar de Europese Unie kan
worden geëxporteerd, en hier gretig gebruik van wordt gemaakt door vleeskippengigant
MHP, wil de Europese Commissie volgens berichten in de media in ruil voor het herstellen
van de fout het quotum voor de import van kippenvlees verruimen. Klopt dit? Kan de
Minister toelichten hoe het voorstel van de Europese Commissie richting Oekraïne eruit
ziet of zal zien? Hoe beoordeelt de Minister dit voorstel voor quotumverruiming? Wat
is de positie van andere lidstaten op dit punt?
Het kabinet wil graag snel een oplossing voor de onvoorziene import van pluimveevlees
uit Oekraïne onder GN-codes 0207 13 70 en 0207 14 70.5 De Europese Commissie is sinds afgelopen zomer in gesprek met de Oekraïne om oplossingen
hiervoor te vinden. Zoals is aangegeven in antwoord op Kamervragen van de leden Leijten
en Futselaar6 ondersteunt het kabinet nadrukkelijk de inspanningen van de Europese Commissie om
deze ongewenste heffingsvrije export van het nieuwe type borstkappen met een stuk
vleugel met GN-codes 0207 13 70 en 0207 14 70 naar de Europese Unie aan banden te
leggen. De Commissie heeft de onderhandelingen met Oekraïne hierover geopend. De Commissie
wil bovengenoemde tarieflijnen aan het bestaande quotum toevoegen en de grootte van
het quotum herzien.
Nederland heeft op ambtelijk niveau, net als een grote meerderheid van lidstaten,
ingestemd met het mandaat voor de onderhandelingen om het quotum te herzien, de tarieflijnen
hieraan toe te voegen en het meestbegunstigingsrecht weer in te voeren voor invoer
boven het quotum. Het mandaat kunt u vinden op de website van de Commissie.7 De Europese Commissie houdt de lidstaten op de hoogte van het verloop van de onderhandelingen
via de Raad Buitenlandse Zaken en Handel. De Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking zal uw Kamer over het mandaat informeren in de kwartaaloverzicht
handels- en investeringsakkoorden bij de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken
Handel.
Voorts hebben de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen over het
besluit van Frankrijk om het middel Round Up te verbieden Vorige week besloot de Franse
rechtbank om de verkoop van Round Up te verbieden, omdat het middel vanuit het voorzorgsbeginsel
niet had moeten worden toegelaten. De Kamer heeft zich op verzoek van deze leden bij
herhaling uitgesproken voor een nationaal verbod op een aantal middelen die in Europa
zijn toegelaten. Dit zou volgens het kabinet niet mogelijk zijn. Nu heeft de Franse
rechtbank bevestigd dat het wel degelijk mogelijk is om met een beroep op het voorzorgsbeginsel
nationaal een verbod in te stellen op een middel dat in Europees verband is toegelaten.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben gevraagd om een kabinetsappreciatie
van de uitspraak van de Franse rechtbank. Wanneer zal de Minister deze aan de Kamer
sturen?
Ik verwijs de leden van de PvdD-fractie naar mijn antwoord op vragen van de GroenLinks-fractie
over het besluit van de Franse rechtbank.
Ten aanzien van de toelating van werkzame stoffen hebben de leden van de Partij voor
de Dieren-fractie de volgende inbreng. Voorafgaand aan de vorige SCoPAFF-vergadering
heeft een Kamermeerderheid de Minister middels een motie van deze leden opgeroepen
tegen een voorstel van de Europese Commissie te stemmen over de automatische verlenging
van de toelating van een groot aantal pesticiden, terwijl de voorgeschreven wetenschappelijke
veiligheidstoets niet heeft plaatsgevonden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1145). Zij vragen de Minister hoe de stemming hierover is verlopen.
In Verordening (EG) 1107/2009 is vastgelegd dat de termijn van goedkeuring van werkzame
stoffen die worden herbeoordeeld, maar waarvan de beoordeling van het ingediende dossier
buiten de schuld van de aanvrager niet tijdig kan worden afgerond, tijdelijk kan worden
verlengd. In dit geval betrof het een voorstel van de Europese Commissie met één besluit
over een pakket van 42 stoffen, waaronder 16 stoffen van biologische oorsprong (micro-organismen)
die potentiële laagrisicostoffen betreffen. De Nederlandse delegatie heeft het voorstel
van de Commissie gesteund en zich met een stemverklaring verzet tegen de procedurele
tijdelijke verlenging van de werkzame stoffen thiacloprid en epoxiconazool. De tijdelijke
verlenging van het pakket van 42 werkzame stoffen is met een ruime gekwalificeerde
meerderheid door de lidstaten aangenomen.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben ook vragen over kooihuisvesting.
Deze leden vinden het onbestaanbaar dat er in de Europese veehouderij nog honderden
miljoenen dieren een groot deel van hun leven worden opgesloten in kooien, waaronder
211 miljoen legkippen. Zij willen een einde aan alle kooihuisvesting van dieren. Per
2021 wordt huisvesting van leghennen in verrijkte kooien verboden. Hier moeten in
Nederland nu nog 6,2 miljoen leghennen hun leven in slijten. Koloniekooien blijven
echter nog wel toegestaan, terwijl deze op geen enkele manier tegemoet komen aan de
natuurlijke behoeften van kippen.
Is de Minister bereid zich in te zetten voor een verbod op koloniekooien, zowel nationaal
als binnen Europa? Is de Minister bereid om zich in te zetten op een versnelde afbouw
van de verrijkte kooi in Nederland?
Zowel de verrijkte kooi als de koloniekooien vallen onder de aangepaste kooien volgens
de geldende Europese legkippenrichtlijn (1999/74/EG). In Nederland is met het verbod
op de niet aangepaste kooien vanaf 2012 direct besloten de verrijkte kooi uit te faseren.
De huisvesting is alleen nog toegestaan voor die houders die voor 18 april 2008 deze
stallen al hadden staan of hiervoor voor die tijd een vergunning hadden en deze voor
18 april 2010 hebben gebouwd. Vanaf 31 december 2020 loopt deze overgangsregeling
af. Ik ben niet voornemens om zo kort voor het aflopen van deze termijn, de verrijkte
kooi ineens sneller te gaan uitfaseren. Vanuit het oogpunt van «level playing field»
– ook in relatie tot derde landen – ben ik, zoals ook aangegeven tijdens het VSO Landbouw-
en Visserijraad op 24 januari jl., niet voornemens mij in te zetten op een volledig
verbod op koloniekooien, noch in Nederland, noch in de EU.
Tot slot vernamen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Europese Commissie
voornemens is een tweede Europees Reference Centre in te stellen, waarbij de nadruk
ligt op (het welzijn van) pelsdieren. Een groot aantal lidstaten heeft al een verbod
ingesteld of aangekondigd op de pelsdierfokkerij. De oprichting van een dergelijk
centrum zou deze ontwikkelingen en een verdere uitrol in andere lidstaten mogelijk
kunnen remmen. Deelt de Minister deze zorg? Is de Minister bereid zich uit te spreken
tegen de oprichting van dit centrum? Is de Minister bereid haar pleidooi voor een
Europees verbod op de pelsdierhouderij te herhalen, zoals de Kamer via een motie heeft
gevraagd (Kamerstuk 30 826, nr. 21)?
Het tweede Europese Referentie Centrum dat de Europese Commissie voornemens is in
te stellen, zal zich gaan bezighouden met het welzijn van pluimvee, konijnen en pelsdieren.
Het kan mijns inziens voor de diercategorieën pluimvee en konijnen, maar ook ten aanzien
van de nertsenhouderij ondersteuning bieden bij beter toezicht door lidstaten op het
welzijn van nertsen, daar waar deze dieren nog gehouden worden. Ik zie geen aanleiding
mij uit te spreken tegen de oprichting door de Europese Commissie van een referentiecentrum
voor het welzijn van pluimvee, konijnen en pelsdieren. Dat Nederland voorstander is
van een volledig verbod op de pelsdierhouderij is de Europese Commissie bekend.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Onderzoek wijst uit dat de handelsovereenkomst van de Europese Unie met Canada (CETA)
ruimte laat voor import van producten op basis van gewassen waarvan het dna aangepast
is met behulp van de techniek Crispr-Cas. Voedselproducenten zijn niet verplicht te
vermelden dat Crispr-Cas is toegepast. Er zijn ook geen geschikte laboratoriumanalyses
beschikbaar om dit te detecteren. De leden van de SGP-fractie constateren dat de Europese
Unie enerzijds toepassing van Crispr-Cas in de plantenteelt onder het strenge regime
ten aanzien van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) blijft scharen, maar anderzijds
ruim baan geeft voor import van buitenlandse producten waarbij Crispr-Cas toegepast
wordt. Deze leden constateren een ongelijk speelveld. Is de Minister bereid dit aan
te kaarten?
Voor import van producten vanuit Canada in de EU gelden dezelfde eisen als de eisen
die gelden voor EU-landen die producten op de Europese interne markt willen brengen.
Hier zal ik verder op ingaan bij de beantwoording van schriftelijke vragen gesteld
door de leden Alkaya en Futselaar aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
en mijzelf.
III Volledige agenda
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 28 januari 2019. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1148 – Brief regering d.d. 17-01-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 december 2018. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1147 – Brief regering d.d. 17-01-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
Voorgenomen Nederlandse standpunten inzake de agendapunten die mogelijk ter stemming
worden voor gelegd aan het Permanent Comittee Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF).
Kamerstuk 27 858, nr. 436 – Brief regering d.d. 11-12-2018, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
Kabinetsappreciatie van het voorstel van de Europese Commissie voor de directe betalingen
en plattelandsontwikkeling met het oog op het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB) vanaf 2021. Kamerstuk 28 625, nr. 263 – Brief regering d.d. 14-01-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
Voorgenomen Nederlandse standpunten inzake de onderwerpen die mogelijk ter stemming
worden voorgelegd aan het eerstvolgende Standing Comittee Plants, Animals, Food and
Feed (SCoPAFF) over regelgeving gewasbeschermingsmiddelen. Kamerstuk 27 858, nr. 439 – Brief regering d.d. 23-01-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R. Konings, adjunct-griffier