Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Yesilgöz-Zegerius, Agnes Mulder, Sienot en Dik-Faber over het bericht ‘Ministerie erkent blunder met energierekening: Tweede Kamer boos’
Vragen van de leden Yesilgoz-Zegerius (VVD), Sienot (D66), Dik-Faber (ChristenUnie) en AgnesMulder (CDA) aan de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën over het bericht «Ministerie erkent blunder met energierekening: Tweede Kamer boos» (ingezonden 20 februari 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 25 februari 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Ministerie erkent blunder met energierekening: Tweede
Kamer boos»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u toelichten wat er is misgegaan?
Antwoord 2
Veel huishoudens zijn onaangenaam verrast door de stijging van de energierekening.
Dit roept terecht vragen op over uitlatingen die vanuit het kabinet zijn gedaan over
de verwachte ontwikkeling van de energierekening.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft in 2017 ramingen van de energierekening
gemaakt op basis van de inzichten van toen. Het kabinet baseert zich wat betreft haar
verwachtingen van de energierekening altijd op de ramingen van het PBL. In dit geval
is dat de meest recente Nationale Energieverkenning (NEV), uit 2017. Na het verschijnen
van de NEV 2017 zijn de energieprijzen op de markt gestegen.
In 2018 heeft het PBL geen nieuwe editie van de NEV opgesteld. De directie van het
PBL heeft hiertoe besloten in april 2018 en hierover gecommuniceerd via een persbericht.
De belangrijkste reden hiervoor was dat vanwege de lopende onderhandelingen voor het
Klimaatakkoord er geen betrouwbare projecties konden worden gemaakt. Die zouden immers
weer achterhaald zijn als het akkoord zou zijn gesloten en er allerlei maatregelen
waren genomen. Daarnaast speelde mee in het besluit dat vanwege het werk aan het Klimaatakkoord
het PBL veel onderzoekscapaciteit beschikbaar moest stellen om de benodigde analyses
te doen, waardoor de benodigde diepgang en zorgvuldigheid van de NEV en analyses voor
het Klimaatakkoord onder druk zouden komen te staan. Uw Kamer is hierover geïnformeerd
in de Kamerbrief van 26 april 2018 over de Update Kostennotitie (Kamerstuk 32 813, nr. 186).
Het kabinet had zich eind vorig jaar minder stellig moeten uitlaten en meer moeten
benadrukken dat het hier ging om een raming uit 2017. Ook zijn signalen vanuit de
samenleving dat de gas- en elektriciteitsprijzen veel sneller stegen dan gedacht,
op dat moment onvoldoende geëxpliciteerd. Dit is het PBL niet aan te rekenen. De komende
tijd wil het kabinet met het PBL, met het Nibud, maar ook met partijen in de samenleving
bezien hoe we de informatie op dit punt kunnen verbeteren.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke raming er op welk moment gebruikt werd en waarom?
Antwoord 3
Het kabinet baseert zich wat betreft zijn verwachtingen van de energierekening altijd
op de ramingen van het PBL. Het PBL is op hun terrein de onafhankelijke rekenmeester
die het kabinet adviseert.
De meest recente raming is gemaakt in najaar 2017 en is gebaseerd op:
– de Nationale Energieverkenning uit 2017;
– een actualisatie van tabel 5.2 uit de NEV 2017 uit hoofde van de maatregelen uit het
regeerakkoord (Kamerstuk 34 762, nr. 15);
– een interpolatie voor de jaren 2018 en 2019, waarbij de trend tussen de jaren 2017
en 2020 is gebruikt.
Vraag 4
Waarom hanteert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een ander gemiddeld energiegebruik
dan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)? Wat ligt hier ten grondslag aan?
Antwoord 4
Het kabinet baseert zich wat betreft haar verwachtingen van de energierekening altijd
op de raming van de Nationale Energieverkenning van het PBL. De NEV wordt samengesteld
door een consortium van het PBL, ECN part of TNO, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO.nl) en het CBS.
In de NEV 2017 wordt onder meer een raming gemaakt voor het totale gas- en elektriciteitsverbruik
in woningen. Gegeven het totale aantal huishoudens in Nederland resulteert dan een
gemiddeld gas- en elektriciteitsgebruik per huishouden. Dan blijkt dat sprake is van
een dalende trend in het gemiddelde huishoudensgebruik van gas en elektriciteit. Ook
in de statistieken van het CBS blijkt deze dalende tendens.
Voor het ramen van de gemiddelde energierekening (persbericht 16 februari jl.) heeft
het CBS gerekend met een gemiddeld gasverbruik over de periode 2013–2017 en een gemiddeld
elektriciteitsverbruik over de periode 2015–2017 bij een voorbeeldhuishouden van 2
volwassenen en 2 kinderen. Het gemiddelde gas- en elektriciteitsverbruik zoals het
PBL en het CBS dat in de NEV inschatten, wijkt daar substantieel van af, omdat de
dalende trend door het CBS niet is meegenomen en is uitgegaan van een groter huishouden
dan in de NEV.
Vraag 5
Ging het PBL uit van constant energieverbruik over de jaren heen? Zo ja, ging hij
uit van een stijging of daling en heeft deze trend zich gematerialiseerd? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 5
Uit realisaties van het CBS blijkt dat er een trendmatige daling van het gas- en elektriciteitsverbruik
bij huishoudens plaatsvindt. De raming van het PBL in de NEV 2017 spoort met die door
het CBS gesignaleerde trend.
Vraag 6
In hoeverre heeft deze misrekening ook gevolgen voor de doorrekening van het Klimaatakkoord?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de onafhankelijke rekenmeesters van de overheid
om te zorgen dat bij de doorberekeningen van het Klimaatakkoord wordt gewerkt met
een goed beeld van de betaalbaarheid van de energierekening?
Antwoord 6
Er zijn geen gevolgen. Dit is geen diskwalificatie van de doorrekening van het klimaatakkoord.
Het CPB is gevraagd te kijken naar budgettaire effecten en de lasten- en inkomenseffecten
van zowel het Klimaatakkoord als het energie- en klimaatbeleid uit het basispad (het
regeerakkoord en Energieakkoord). In het ramen van de inkomenseffecten van het energie-
en klimaatbeleid wordt door het CPB geen gebruik gemaakt van de leveringstarieven
van de NEV. Het CPB bekijkt hier alleen de effecten van het beleid in 2021 en 2030.
Het betreft effecten op het inkomen van huishoudens die het gevolg zijn van beleid,
en tot uiting komen via de energierekening. Tevens neemt het CPB daarin de indirecte
effecten van het beleid mee, bijvoorbeeld doordat bedrijven hun hogere energielasten
doorberekenen aan huishoudens.
De doorrekening van het PBL ziet niet op de effecten op de energierekening. Het PBL
berekent de CO2-reductie-effecten van de maatregelen en de kosten die de maatschappij als geheel
(burgers en bedrijven) hiervoor moet maken, los van de vraag waar deze kosten neerslaan.
Het PBL bekijkt hierbij de situatie in 2030: het jaar waarin het doel van -49% moet
zijn gerealiseerd.
Het PBL maakt hier ook de effecten zichtbaar van de meest recente prognoses van CO2-prijs en de energieprijzen (de World Energy Outlook van het Internationaal Energie
Agentschap). Er is nogmaals bij het PBL via de reguliere ambtelijke kanalen het belang
benadrukt van een zo actueel mogelijke doorrekening.
Het kabinet heeft bovendien het PBL gevraagd om een actualisatie te geven van de NEV
2017 wat betreft de energierekening voor huishoudens. Dit verzoek staat echter los
van de doorrekening en heeft voor de resultaten of kwaliteit van de doorrekeningen
door het CPB en het PBL ook geen gevolgen.
Vraag 7, 8
Kunt u aangeven wat de geraamde stijging van de energierekening was ten tijde van
het vaststellen van de begroting voor 2019?
Wat is de precieze geraamde stijging nu? Wat verklaart het verschil?
Antwoord 7, 8
Ten tijde van het vaststellen van de EZK-begroting voor 2019 was de raming op basis
van de Nationale Energieverkenning 2017 een toename van de totale energierekening
van ongeveer 108 euro ten opzichte van 2018.
Ten grondslag daaraan lag een dalend verbruik van elektriciteit en gas, een min of
meer gelijkblijvende leveringstarief voor gas en elektriciteit, een aanpassing van
de energiebelasting en een verdere stijging van de ODE-tarieven, beide conform regeerakkoord.
Ik kan nu geen precieze raming geven. Ik heb het PBL gevraagd om een geactualiseerde
beeld van de energierekening binnen een paar weken op te stellen. Dat zal leiden tot
verschillen met de raming uit de NEV 2017 aangezien de leveringstarieven in de markt
voor gas en elektriciteit hoger uitvallen dan eerder ingeschat.
Vraag 9
Welk deel van de stijging van de energierekening is te wijten aan maatregelen van
dit kabinet (zoals de maatregelen in het Belastingplan 2019) en welk deel is te wijten
aan marktontwikkelingen en andere maatregelen?
Antwoord 9
Ongeveer de helft van de door het CBS gerapporteerde toename van de energierekening
komt voort uit hogere leveringstarieven en een door het CBS hoger ingeschat verbruik.
Oorzaak voor de hogere leveringstarieven zijn de hogere inkooptarieven in de markt
waarmee energieleveranciers worden geconfronteerd en die zij doorberekenen aan hun
afnemers. De redenen voor de hogere inkooptarieven zijn ontwikkelingen op de olie-
en gasmarkt, de hogere CO2-prijs, en de energiesituatie in België.
De andere helft van de door het CBS gerapporteerde toename van de energierekening
komt voort uit overheidsbeleid (het regeerakkoord), te weten de stijgende energiebelasting
(EB), opslag duurzame energie (ODE) en de verlaging van de belastingvermindering in
de energiebelasting die de energierekening verhogen. Het overheidsbeleid was bekend.
De aanpassing van de energiebelasting conform het regeerakkoord is met uw Kamer besproken
bij de behandeling van het Belastingplan 2019 en de wijziging van de ODE-tarieven
voor 2019 is in het kader van het wetsvoorstel ODE 2019 door uw Kamer behandeld.
Vraag 10
Klopt het dat naast de belastingen ook de prijzen van energie en leveringskosten van
energie hoger uitvallen? Zo ja, wat is de verklaring voor deze stijging?
Antwoord 10
Het klopt dat de leveringstarieven van energieleveranciers zijn gestegen doordat zij
met hogere inkoopprijzen zijn geconfronteerd en deze doorgaans doorberekenen aan hun
afnemers. Dit komt door een stijging van de gas- en elektriciteitsprijzen op de markt,
maar ook door een hogere CO2-prijs.
Vraag 11
Hield het kabinet rekening met een stijging van de energieprijzen die energieleveranciers
rekenen? Zo ja, in welke mate is dit meegenomen in de berekening die het kabinet heeft
gemaakt omtrent de stijgende energierekening? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Het kabinet hield op basis van de analyses van het PBL in de NEV 2017 in publicaties
rond de energierekening rekening met ongeveer gelijkblijvende prijzen. De effecten
van tussentijds wijzigende energieprijzen zijn via de inflatieraming van het CPB wel
meegenomen in ramingen van de koopkrachtontwikkeling.
Vraag 12
Welke delen van de stijging van de energierekening waren eerder niet te voorzien?
Waarom niet?
Antwoord 12
De zogenoemde beleidsmatige stijging van de energierekening is voorzien want deze
hangt direct samen met de aanpassingen in de sfeer van de energiebelasting en de verhoging
van de ODE in 2019, beide conform het regeerakkoord.
De rest van de stijging ligt aan hogere leveringstarieven op de markt. Deze kostenstijgingen
werden vanaf december jl. meer zichtbaar.
Vraag 13
Wordt de prijsstijging meegenomen in de raming van het CPB van 2019?
Antwoord 13
Ja. Het CPB raamt de ontwikkeling van alle prijzen samen. De energierekening maakt
in de koopkrachtberekeningen van het CPB onderdeel uit van de verwachte inflatie.
Het CPB maakt zelf een inschatting welk effect energieprijzen en hogere energiebelastingen
hebben op de inflatie. De raming dat de meeste huishoudens er in 2019 in koopkracht
op vooruit zouden gaan, is gebaseerd op een inflatieraming van het CPB van 2,4%. Het
eerste cijfer van het CBS over januari 2019, waarin het effect van de hogere btw en
energierekening is verwerkt, laat zien dat de inflatie is uitkomt op 2,2%, wat in
lijn is met de CPB-raming voor 2019.
Vraag 14
Hoe komt het dat er gedateerde ramingen van het PBL werden gebruikt? In hoeverre waren
deze ramingen van het PBL überhaupt betrouwbaar en valide?
Antwoord 14
Het kabinet baseert zich wat betreft haar verwachtingen van de energierekening altijd
op de raming van de Nationale Energieverkenning van het PBL.
De reden voor het gebruiken van achteraf gedateerde ramingen was dat het PBL in 2018
geen nieuwe editie van de NEV kon opstellen. De directie van het PBL heeft hiertoe
besloten in april 2018 en hierover gecommuniceerd via een persbericht. De belangrijkste
reden hiervoor was dat vanwege de lopende onderhandelingen voor het Klimaatakkoord
er geen betrouwbare projecties konden worden gemaakt. Die zouden immers weer achterhaald
zijn als het akkoord zou zijn gesloten en er allerlei maatregelen waren genomen. Daarnaast
speelde mee in het besluit dat vanwege het werk aan het Klimaatakkoord het PBL veel
onderzoekscapaciteit beschikbaar moest stellen om de benodigde analyses te doen, waardoor
de benodigde diepgang en zorgvuldigheid van de NEV en analyses voor het Klimaatakkoord
onder druk zouden komen te staan. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de Kamerbrief
van 26 april 2018 over de Update Kostennotitie (Kamerstuk 32 813, nr. 186).
Het kabinet had zich eind vorig jaar minder stellig moeten uitlaten en meer moeten
benadrukken dat het hier ging om een raming uit 2017.
Vraag 15
Is het gesprek met het PBL aangegaan over de gedateerde ramingen? Is aangedrongen
op nieuwere ramingen en het belang daarvan?
Antwoord 15
Ja, ik heb het PBL gevraagd om zo spoedig mogelijk een geactualiseerd beeld te geven.
Het PBL heeft toegezegd deze actualisatie spoedig te zullen leveren.
Vraag 16
Wat is het effect op de maatregelen in het Belastingplan 2019? Waarop is de terugsluis
van de publieke maatregelen in de inkomstenbelasting gebaseerd?
Antwoord 16
Er is geen effect op de maatregelen in de energiebelasting en overigens ook niet op
de ODE. De actualisering betreft met name de hogere leveringstarieven, waar deze beleidsmaatregelen
niets mee van doen hebben. De terugsluis is gebaseerd op het totale budgettaire beeld
van de maatregelen in de sfeer van de energiebelasting. Dat beeld zal niet wijzigen.
Vraag 17
Is er duidelijkheid over de effecten van deze hoger dan voorziene stijging op de koopkracht?
Antwoord 17
Een belangrijke notie is dat het opgetreden verschil tussen de NEV 2017 en het persbericht
van het CBS van 16 februari 2019 niet de validiteit van de eerdere koopkrachtraming
aantast.
De energierekening is onderdeel van de koopkrachtontwikkeling. Wat betreft de aannames
van de gehele koopkrachtontwikkeling geldt dat het kabinet aansluit bij de ramingen
van het CPB. De onderliggende inflatieraming bevat de meest recente inzichten van
de ontwikkeling van alle prijzen, inclusief de energieprijzen. De raming dat de meeste
huishoudens er in 2019 in koopkracht op vooruit zouden gaan, is gebaseerd op een inflatieraming
van het CPB van 2,4%. Het eerste cijfer van het CBS over januari, waarin het effect
van de hogere btw en energierekening is verwerkt, laat zien dat de inflatie uitkomt
op 2,2%, wat in lijn is met de CPB-raming voor 2019.
Hoewel niet zeker is hoe de inflatie zich de komende maanden gaat ontwikkelen, laten
de cijfers zien dat er op dit moment geen reden is om aan te nemen dat de koopkrachtcijfers
niet zouden kloppen. In maart aanstaande zal het CPB een nieuwe raming maken van de
koopkrachtontwikkeling en daarbij de meeste recente inzichten meenemen. Het kabinet
zal zich vervolgens buigen over de uitkomsten van het CPB.
Vraag 18
Wanneer komen er nieuwe berekeningen over de energierekening? Hoe wordt ervoor gezorgd
dat er bij de nieuwe berekeningen wordt uitgegaan van de juiste cijfers?
Antwoord 18
Ik heb het PBL gevraagd om een geactualiseerd beeld van de energierekening binnen
een paar weken op te stellen en dit tegelijkertijd met de doorrekening van het Klimaatakkoord
klaar te hebben.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.