Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Remco Dijkstra, Van den Bosch en Lodders over het bericht 'Bestuurslid luidt noodklok: 'Waterschap Rivierenland heeft straks een half miljard schuld'
Vragen van de leden RemcoDijkstra, Van den Bosch en Lodders (allen VVD) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Bestuurslid luidt noodklok: «Waterschap Rivierenland heeft straks een half miljard schuld» (ingezonden 23 januari 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
14 februari 2019).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het artikel «Waterschap Rivierenland heeft straks een half
miljard schuld»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe wordt de financiële positie van waterschappen in de gaten gehouden? Wie is daarvoor
direct en indirect verantwoordelijk?
Antwoord 2
Ieder waterschap is zelf verantwoordelijk voor de eigen financiële positie. Het algemeen
bestuur geeft hierbij de kaders aan en stelt het binnen deze kaders passende financieel
beleid vast. Het dagelijks bestuur voert het financieel beleid uit en informeert het
algemeen bestuur lopende het jaar door middel van tussentijdse rapportages over de
uitvoering. Na afloop van het jaar legt het dagelijks bestuur formeel verantwoording
af aan het algemeen bestuur met het jaarverslag en de jaarrekening. De tussentijdse
rapportages en de jaarstukken stellen het algemeen bestuur in staat zijn controlerende
functie uit te oefenen, waarbij het algemeen bestuur steunt op de bevindingen van
de openbare accountant van het waterschap.
Daarnaast hebben vrijwel alle waterschappen een rekenkamerfunctie (of een soortgelijk
orgaan), die het algemeen bestuur adviseert.
Verder dienen decentrale overheden, waaronder de waterschappen, zich te houden aan
de Wet financiering decentrale overheden (Wet FIDO). Op grond van deze wet geldt ten
aanzien van het risico voor rentestijgingen dat de waterschappen zijn gebonden aan
een renterisiconorm. De provincies zijn belast met het toezicht op naleving van deze
wet bij de waterschappen.
Vraag 3
Hoe wordt er voorkomen dat waterschappen zichzelf verder in de schulden steken, dit
vervolgens afwentelen op de belastingbetalers, terwijl tegelijkertijd de investeringen
om voor waterveiligheid te zorgen waarschijnlijk alleen maar zullen toenemen?
Antwoord 3
Het algemeen bestuur, waarin de belastingbetalers door verkiezingen worden vertegenwoordigd,
stelt de kaders en het beleid vast, waaronder de kaders voor de belastingheffing.
De waterschapsbesturen geven, rekening houdend met de fysische en demografische gesteldheid
van hun gebied, invulling aan de normen en eisen die aan het waterbeheer worden gesteld,
het niveau van de taakuitoefening en de hoogte van de benodigde belastingen. Ook controleert
het algemeen bestuur de uitvoering daarvan door het dagelijks bestuur.
De schuldpositie en de ontwikkeling daarvan zijn onderdeel van de financiële positie
en dus de verantwoordelijkheid van een waterschap zelf. Voorts houdt zoals aangegeven
de provincie toezicht op de naleving van de Wet FIDO.
De waterschappen financieren hun investeringen over het algemeen met leningen, waarvan
de rente en aflossingen door de belastingbetalers worden betaald als onderdeel van
hun aanslag waterschapsbelastingen. Daardoor betalen de belastingplichtigen niet in
één keer voor een investering, maar gespreid over de periode waarin zij nut van de
investering hebben. Waterschappen kunnen relatief goedkoop geld lenen. Zij hebben
in de afgelopen jaren omvangrijke investeringen uitgevoerd en hebben deze gefinancierd
met een relatief beperkte lastenontwikkeling.
Ook hebben de waterpartners met het Bestuursakkoord Water (BAW 2011) meerjarige afspraken
gemaakt over doelmatigheidsmaatregelen, die ertoe moeten leiden dat er vanaf 2020
jaarlijks structureel 750 miljoen euro wordt bespaard op de stijgende kosten van het
waterbeheer. In het verlengde hiervan zijn afspraken gemaakt over een gematigde lastenstijging.
Tot op heden ligt de realisatie van deze afspraken op koers. Jaarlijks wordt de Kamer
hierover in mei geïnformeerd met de Staat van ons Water.
Met betrekking tot de investeringen in waterveiligheid is het van belang te wijzen
op de in 2013 aangenomen wetswijziging Doelmatigheid en bekostiging Hoogwaterbescherming.
De wijziging geeft structurele borging aan de afspraken uit het BAW 2011 over de bekostiging
van maatregelen, die zijn opgenomen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) voor
de versterking van primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen. Daarin is
de stap gezet naar gedeelde financiële verantwoordelijkheid met een 50/50 financiering
door rijk en waterschappen.
Op basis van deze afspraken is op dit moment jaarlijks gemiddeld een budget beschikbaar
van 384 miljoen euro (stand begroting Deltafonds 2019). Het voor het HWBP beschikbare
budget loopt qua periode gelijk op met de Deltafondsbegroting. De gedeelde financiering
is mede ingegeven door onzekerheid over de omvang van het HWBP, periodieke actualisering
van de wettelijke normering en de wens dat lokale lasten zich gematigd ontwikkelen.
Om de doelmatigheid en beheersbaarheid van dit programma te bevorderen wordt 10% door
het investerende waterschap zelf gefinancierd als onderdeel van de bijdrage van de
waterschappen.
In vervolg hierop is in het kader van het Deltaprogramma in juni 2014 tussen Rijk
en waterschappen geconstateerd dat naar aanleiding van de uitkomsten van de eerste
landelijke beoordelingsronde meer helderheid ontstaat over de omvang van de opgave.
Deze beoordelingsronde is gereed in 2023, waarna wordt bezien of aanvullende afspraken
nodig zijn. Dan zal ook de evaluatie plaats vinden van de afspraken over de financiering
zoals vastgelegd in het BAW. Daarbij zal mede in ogenschouw worden genomen hoe de
waterschapslasten zich hebben ontwikkeld.
Vraag 4
Wat vindt u van een toename van de schulden van 80 miljoen euro in vier jaar tijd,
naar nu 440 miljoen euro voor waterschap Rivierenland? Herkent u deze cijfers en heeft
u zicht op de financiële positie per waterschap/per inwoner?
Antwoord 4
Gelet op de geschetste eigen verantwoordelijkheid van het waterschap is het de verantwoordelijkheid
van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland om hierover een oordeel te vellen.
De cijfers zijn herkenbaar. De openbare financiële stukken van een waterschap, met
name het jaarverslag en de jaarrekening, geven inzicht in haar financiële positie.
Daarnaast geven de waterschappen hier collectief inzicht in via hun rapportages Waterschapspeil
en Waterschapsspiegel alsmede de website waterschapsspiegel.nl. Vanaf deze website
zijn ook de genoemde twee rapportages te downloaden. In Waterschapsspiegel worden
de waterschappen op een groot aantal onderwerpen, waaronder verschillende aspecten
van de financiële positie, in vergelijkende zin naast elkaar gezet.
Vraag 5
Wat is de trend als het gaat om de toename van kosten voor aanpassing van dijkvakken?
Is het waarneembaar dat vanwege een einde aan de economische crisis inmiddels de offertes
hoger uitvallen en kosten van uitvoering van de werkzaamheden steeds duurder worden?
Welke scenario’s, calculaties en alternatieven worden er door u bedacht wanneer de
kosten sneller toenemen dan eerder werd verwacht?
Antwoord 5
Recentelijk is bij drie projecten de raming voor het Voorkeursalternatief (VKA) hoger
uitgevallen dan de initiële globale inschatting. Nu volgt de planuitwerkingsfase,
waarin de voorkeursalternatieven verder geoptimaliseerd worden. Deze optimalisatie
kan tot bijstelling van de ramingen van deze drie projecten leiden.
Op dit moment zijn circa 70 projecten geprogrammeerd binnen het HWBP. Op basis van
drie gevallen waarin de ramingen hoger uitvallen kan nog niet gesproken worden over
een trend. Momenteel wordt onderzocht of dit bij meer grote projecten speelt, wat
de oorzaken zijn en of optimalisaties te verwachten zijn. De drie projecten worden
in het onderzoek meegenomen.
Op basis van dit onderzoek zullen Rijk en waterschappen gezamenlijk bezien of er aanleiding
is tot vervolgstappen. Uitgangspunt vormt het voor het HWBP beschikbare meerjarige
budget. Veel van de projecten op het programma moeten nog aanbesteed worden de komende
jaren. De ontwikkelingen in de markt worden nauwlettend gemonitord. Als de kosten
in een periode van hoge marktspanning oplopen, dan zal in eerste instantie bezien
worden of hierop gestuurd kan worden via de programmering. Bovendien wordt via onderzoek
naar innovaties gewerkt aan kostenverlagingen en efficiencyverbeteringen voor het
HWBP. Waterschappen hebben de verantwoordelijkheid om deze innovaties optimaal toe
te passen.
Zoals in antwoord op vraag 3 aangegeven duurt het tot 2023 voordat de waterbeheerders
(RWS en de waterschappen) alle dijken in Nederland hebben beoordeeld. In 2023 ontstaat
er inzicht in het veiligheidsbeeld op basis van de nieuwe normen. Dan weten we beter
wat de feitelijke toestand is van alle dijken in Nederland, hoeveel dijken er versterkt
moeten worden en of de totale opgave gefinancierd kan worden met de jaarlijkse bijdrage
van rijk en waterschappen. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat de langetermijnplanning
van de dijkversterkingen in het geding komt. Mocht het lopende onderzoek hiertoe aanleiding
geven dan zal ik de Kamer nader informeren.
Vraag 6
In hoeverre komen de veiligheidseisen of de planning van de versterking van de dijken
in Nederland in het geding?
Antwoord 6
We verdedigen in Nederland ver vooruit. De HWBP-maatregelen dienen om de veiligheid
van alle primaire keringen uiterlijk in 2050 op orde te hebben. Jaarlijks programmeren
we de dijkversterkingen die de hoogste urgentie hebben waardoor we het veiligheidsrisico
minimaliseren.
Op de planning is ingegaan in het antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Als de rentestand stijgt, welke waarborgen zijn er om geplande investeringen toch
doorgang te laten vinden, zonder dat de waterschapslasten voor inwoners enorm gaan
toenemen?
Antwoord 7
De infrastructuur van de waterschappen (onder andere 18.000 km waterkeringen, 225.000
km waterlopen, 6.175 gemalen en 325 rioolwaterzuiveringsinstallaties) is essentieel
om in Nederland veilig en goed te kunnen wonen, werken, ondernemen en recreëren. Investeringen,
die ervoor zorgen dat deze infrastructuur zijn functie ook bij veranderende omstandigheden
– klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling, verstedelijking en industrialisatie
– kan blijven vervullen, zijn noodzakelijk en moeten worden uitgevoerd.
In het antwoord op vraag 2 ben ik ingegaan op de Wet FIDO en het toezicht door provincies
op naleving van de renterisiconorm.
In het antwoord op vraag 3 heb ik reeds aangegeven dat de waterschappen de afgelopen
decennia grote opgaven – en dus omvangrijke investeringen – hebben gerealiseerd met
een relatief beperkte lastenontwikkeling. Gemiddeld genomen lag de rentestand veel
hoger dan nu en naar verwachting in de komende jaren het geval zal zijn. Met innovatieve
oplossingen, samenwerking met andere partijen en efficiencymaatregelen houden de waterschappen
de lastenstijgingen, inclusief het eventuele effect van een rentestijging dat daar
onderdeel van is, voor burgers en bedrijven zo laag mogelijk.
Ook heb ik in antwoord op vraag 3 gewezen op de gedeelde financiering van het HWBP,
waarbij de investeringsopgaven voor een beperkt deel rechtstreeks worden gedragen
door het investerende waterschap.
In het antwoord op vraag 5 heb ik gewezen op het programmatische karakter van het
HWBP en de mogelijkheden om meerjarig te sturen.
Vraag 8
Zijn de waterschappen in Nederland voldoende financieel solide? Welke schuldquote
is acceptabel?
Antwoord 8
In het Waterschapspeil 2018 kan het meest recente gepresenteerde financiële beeld
van de sector worden gevolgd. Daarin is te constateren dat belangrijke indicatoren
gunstig zijn of zich gunstig ontwikkelen: de schuldquote daalt, de risico’s zijn adequaat
financieel afgedekt en de lastenontwikkeling is gematigd.
Er is geen wettelijke of algemeen aanvaarde norm voor de schuldquote van een waterschap.
Het is aan het algemeen bestuur van een waterschap om zich hierover uit te spreken.
Voorts is het aan de waterschappen om de risico’s die in potentie aan een bepaalde
schuldpositie verbonden zijn in beeld te brengen, met maatregelen te beheersen en
waar nodig restrisico’s financieel af te dekken. De wijze waarop de waterschappen
daar invulling aan geven is beschreven in het Waterschapspeil 2018. Kortheidshalve
verwijs ik u naar de pagina´s 55 en 56 van deze rapportage (www.waterschapspeil.nl).
Vraag 9
Kunt u aangeven of de waterschappen zich houden aan de kerntaken? Zo ja, waaruit blijkt
dat? Zo nee, welke taken behoren niet tot de kerntaken en zijn wel uitgevoerd? Welke
kosten zijn daaraan verbonden?
Antwoord 9
Anders dan de andere overheden Rijk, provincies en gemeenten zijn de taken van de
waterschappen vastgelegd en wettelijk beperkt. Artikel 1 van de Waterschapswet bepaalt
welke taken aan waterschappen kunnen worden opgedragen: de zorg voor het watersysteem
en de zorg voor het zuiveren van afvalwater. Daarnaast kan op grond van hetzelfde
artikel »de zorg voor een of meer andere waterstaatsaangelegenheden» aan de waterschappen
worden opgedragen.2
In het waterschapsreglement bepaalt de provincie welke taken een individueel waterschap
daadwerkelijk moet uitvoeren. De activiteiten die een waterschap uitvoert moeten alle
een bijdrage leveren aan de taken die haar zijn opgedragen. Als toezichthouders toetsen
de provincies de taakuitoefening door de waterschappen, waarbij zij nagaan of er geen
«taakvreemde» activiteiten worden ontplooid. Indien hier sprake van zou zijn, wijzen
de provincies de waterschappen hierop en treden zij met hen in overleg. Waar nodig
nemen de provincies maatregelen om een einde te maken aan taakvreemde activiteiten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.