Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Voordewind over het rapport van Amnesty International Nederland inzake uitzettingen naar Soedan
Vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het rapport van Amnesty International Nederland inzake uitzettingen naar Soedan (ingezonden 7 januari 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 14 februari
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1361.
Vraag 1
Kent u het rapport van Amnesty International Nederland van 2 augustus 2018 waarin
zorgen worden geuit over eerdere uitzettingen naar Soedan en de signalen die er zijn
dat bij eerdere uitzettingen van uitgeprocedeerde asielzoekers naar Soedan sprake
is geweest van detentie en marteling?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Kent u de aanbevelingen die Amnesty International Nederland doet in dit rapport om
problemen bij andere uitzettingen naar Soedan te voorkomen? Zo ja, deelt u de mening
dat uitzettingen naar Soedan dienen te worden opgeschort totdat aan deze waarborgen
bij uitzettingen naar Soedan wordt voldaan?
Deelt u de mening dat de uitzetting van Ezzedin Rahmatallah Mehimmid niet voldoet
aan deze aanbevelingen en dus dient te worden opgeschort?
Antwoord 2, 3
De aanbevelingen zijn mij bekend. Ik heb hierover met Amnesty International Nederland
gesproken in mei en november 2018. In deze gesprekken heb ik toegelicht waarom ik
geen aanleiding zie om deze aanbevelingen op te volgen en de terugkeerprocedure naar
Sudan te wijzigen. Dat ik geen reden zie om de aanbevelingen van Amnesty Internationaal
Nederland op te volgen, neemt niet weg dat ik de situatie in Sudan nauwlettend volg
en hierop adequaat zal reageren indien dit nodig blijkt. Op individuele zaken ga ik
verder niet in.
Amnesty International Nederland doet in haar brief een aantal aanbevelingen. Deze
zien op het uitvoeren van een extra toets aan artikel 3 van het EVRM vlak voorafgaand
aan uitzetting, de inzet van een tolk bij presentaties aan Sudanese autoriteiten in
Nederland en het zodanig inrichten van de terugkeerprocedure dat voorkomen wordt dat
een uitzetting de bijzondere aandacht van de Sudanese veiligheidsdienst trekt (onder
meer door het betrachten van terughoudendheid met de inzet van beambten van de Koninklijke
Marechaussee bij uitzettingen). Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op aanbevelingen
uit een rapport van het Belgische Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en
de Staatlozen (CGVS) van 8 april 2018. Ik wil graag vooropstellen dat de zaken van
Sudanese vreemdelingen waarnaar door het CGVS onderzoek is gedaan zich op belangrijke
punten onderscheiden van zaken van Sudanese vreemdelingen voor wie gedwongen terugkeer
naar Sudan aan de orde is vanuit Nederland. Zo is het rapport van de CGVS opgesteld
naar aanleiding van de uitzetting uit België van enkele Sudanese vreemdelingen die
in België geen asielaanvraag hadden willen indienen en daar derhalve geen asielprocedure
hadden doorlopen. De Sudanese vreemdelingen voor wie gedwongen terugkeer naar Sudan
aan de orde is vanuit Nederland betreffen vrijwel allen personen die eerder asiel
hebben gevraagd en voor wie derhalve in een asielprocedure is vastgesteld dat er geen
sprake is van een risico op vervolging of onmenselijke behandeling bij terugkeer.
Hierover heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd.1
In de Nederlandse asielprocedure wordt het asielrelaas van vreemdelingen zorgvuldig
beoordeeld in het licht van algemene bekende informatie, waaronder informatie uit
het ambtsbericht of nadien verschenen openbare bronnen. Onderdeel van deze beoordeling
is of vreemdelingen bij terugkeer een reëel risico in de zin van artikel 3 van het
EVRM lopen. Tot het moment van uitzetting staat het een vreemdeling vrij een herhaalde
asielaanvraag te doen op grond van nieuwe feiten en omstandigheden dan wel een verzoek
om een voorlopige voorziening te doen bij de rechtbank. De huidige inrichting van
de procedure biedt dan ook de mogelijkheid om voorafgaand aan terugkeer een extra
toets aan artikel 3 van het EVRM te laten plaatsvinden.
De aanbeveling om een tolk in te zetten tijdens presentaties aan de diplomatieke vertegenwoordigers
van Sudan zal niet worden opgevolgd. Presentaties zijn gericht op het verkrijgen van
vervangende reisdocumenten en niet op de beoordeling van een verblijfsaanvraag. Dit
is in overeenstemming met het uitgangspunt in het beleid dat een presentatie een gesprek
is tussen een vertegenwoordiger van een herkomstland en een vermeende onderdaan van
dat land waarbij Nederland geen partij is. Het doel van de Nederlandse aanwezigheid
is daarbij enkel de facilitering van de aanvraag van vervangende reisdocumenten en
het waarnemen van het gesprek. Het is vaste praktijk van de DT&V om een inhoudelijke
terugkoppeling te vragen van het gesprek van de betrokken vreemdeling, die wordt vastgelegd
in een presentatieverslag. Bovendien wordt de vreemdeling voorafgaand aan de presentatie
geïnformeerd dat hij geen antwoord hoeft te geven op vragen over asielgronden.
Voor het wijzigen van de procedure bij gedwongen terugkeer zie ik evenmin aanleiding.
Zelfstandige terugkeer zonder begeleiding door de Koninklijke Marechaussee is voor
vreemdelingen altijd mogelijk. Hier wordt door de DT&V op ingezet. Pas indien een
vreemdeling weigert te vertrekken kan worden overgegaan tot gedwongen terugkeer. De
Koninklijke Marechaussee beoordeelt per zaak door hoeveel beambten een vreemdeling
tijdens de uitzetting wordt begeleid. Dit is afhankelijk van de individuele omstandigheden
en met het oog op veiligheid tijdens de vlucht. Mij is niet bekend welke rol de Sudanese
veiligheidsdiensten spelen bij de terugkeer van individuele vreemdelingen. Dat neemt
niet weg dat ik bij Sudan, noch enig ander land, uitsluit dat veiligheidsdiensten
zicht hebben op terugkerende onderdanen, evenzeer als dat Nederlandse veiligheidsdiensten
dat hebben op terugkeerders naar Nederland. Het meest recent verschenen ambtsbericht
over Sudan geeft in ieder geval geen aanleiding om te oordelen dat Sudanezen die terugkeren
naar hun land van herkomst enkel om die reden in de bijzondere aandacht van de Sudanese
autoriteiten, waaronder de Sudanese veiligheidsdiensten, staan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.