Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wiersma over de berichten 'Robotisering noopt tot snelle omscholing' en 'Werkgevers zitten te springen om praktisch personeel'
Vragen van het lid Wiersma (VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de berichten «Robotisering noopt tot snelle omscholing» en «Werkgevers zitten te springen om praktisch personeel» (ingezonden 28 januari 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 13 februari
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Robotisering noopt tot snelle omscholing»1 en «Werkgevers zitten te springen om praktisch personeel»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat juist de grote vraag naar praktisch personeel binnen sectoren
als de horeca, onderwijs, zorg en de bouw grote kansen bieden voor de ruim één miljoen
mensen die volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op zoek zijn naar
(meer) werk?
Antwoord 2
De werkloosheid in Nederland is op dit moment relatief laag, daarnaast is het aantal
openstaande vacatures op dit moment relatief hoog. Deze situatie biedt zeker kansen
voor mensen die op zoek zijn naar (meer) werk. In hoeverre dit werkelijk kansen biedt
is afhankelijk van de aansluiting tussen vraag en aanbod van werk. Het kabinet zet
zich samen met de andere partijen op de arbeidsmarkt in om de werking van de arbeidsmarkt
te verbeteren en vraag en aanbod zoveel mogelijk op elkaar aan te laten sluiten. Over
de aanpak heb ik uw Kamer op 26 november 2018 geïnformeerd middels de voortgangsbrief
aanpak krapte op de arbeidsmarkt.3
Vraag 3
Deelt u de analyse dat sommige sectoren nu juist veel kansen bieden, terwijl in andere
sectoren (zoals de financiële sector) juist ontslagen vallen en dat daarom mogelijkheden
en middelen voor bij-, om- en herscholing nu belangrijker zijn dan ooit? Kunt u een
overzicht geven van de actuele vraag binnen de verschillende sectoren en van de omvang
van de mismatches?
Antwoord 3
De krapte op de arbeidsmarkt biedt kansen aan mensen die op zoek zijn naar meer werk.
In een krappe arbeidsmarkt is het voor werkgevers van belang om te investeren in scholing
en om voldoende geschikt personeel op te leiden. Ook het kabinet investeert in scholing
van werkenden en werkzoekenden, onder andere door in te zetten op het stimuleren van
een Leven Lang Ontwikkelen en met de scholingsbudgetten in de WW.
Het CBS verzamelt data over het aantal openstaande vacatures en over het aandeel bedrijven
dat aangeeft een tekort aan arbeidskrachten als belemmering te ervaren, naar sector.
In onderstaande tabel 1 wordt het aantal openstaande vacatures per bedrijfstak weergegeven
en in tabel 2 de uitkomsten van de conjunctuurenquête4. De mate waarin naar beroepsgroep sprake is van een mismatch kan worden weergegeven
met de spanningsindicator van UWV, die inzage geeft in de verhouding tussen vraag
en aanbod (tabel 3). Daarnaast publiceert UWV ook periodiek overzichten van de mismatch
op beroepsniveau.5
Tabel 1: Openstaande aantal vacatures (x 1.000)
Perioden (kwartaal)
2018 1e
2018 2e
2018 3e
Bedrijfskenmerken
x 1.000
x 1.000
x 1.000
A Landbouw, bosbouw en visserij
2,1
2,5
2,4
B Delfstoffenwinning
0,2
0,2
0,2
C Industrie
20,5
23,1
22,3
D Energievoorziening
0,7
0,7
0,8
E Waterbedrijven en afvalbeheer
1,2
1,2
1,2
F Bouwnijverheid
15,6
16,7
16,3
G Handel
45,7
51,1
53,2
H Vervoer en opslag
10,5
12,4
13,3
I Horeca
19,1
22,9
21,1
J Informatie en communicatie
17,2
16,9
16,8
K Financiële dienstverlening
8,8
8,8
8,9
L Verhuur en handel van onroerend goed
2,1
2,3
1,8
M Specialistische zakelijke diensten
23,8
24,6
24,2
N Verhuur en overige zakelijke diensten
15,9
17,7
17
O Openbaar bestuur en overheidsdiensten
11,9
12,1
12,3
P Onderwijs
5,3
8,7
6,3
Q Gezondheids- en welzijnszorg
30,6
31,1
32,5
R Cultuur, sport en recreatie
2,7
3,4
3,5
S Overige dienstverlening
3,9
4,2
4
Tabel 2: Aandeel bedrijven in een bedrijfstak dat een tekort aan arbeidskrachten als
belemmering ervaart.
Perioden (kwartaal)
2018 1e
2018 2e
2018 3e
2018 4e
Bedrijfstakken/branches
%
%
%
%
A Landbouw, bosbouw en visserij
12,6
11,5
14
15,1
B Delfstoffenwinning
3,8
8,8
6,7
12,1
C Industrie
14,8
16,9
20,6
22,1
F Bouwnijverheid
18,3
18,6
38,9
31,8
G Handel
11,2
13
15,2
17,7
H Vervoer en opslag
21,1
26,2
31,8
34,8
I Horeca
17,4
19,8
25,9
30,3
J Informatie en communicatie
31,4
29,6
29,3
28,2
L Verhuur en handel van onroerend goed
13,5
14,5
14,8
19,4
M Specialistische zakelijke diensten
22,5
26
28,6
26,5
N Verhuur en overige zakelijke diensten
37,2
37,7
40,4
43,1
R Cultuur, sport en recreatie
3
5,2
10,4
12,8
S Overige dienstverlening
8,7
10,7
14
16,3
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven)
18,4
20
25,2
25,9
Tabel 3: Spanningsindicator UWV, 2018, derde kwartaal1
Spanning
Typering
2018
Agrarische beroepen
2,27
krap
Bedrijfseconomische en administratieve beroepen
1,69
krap
Commerciële beroepen
2,03
krap
Creatieve en taalkundige beroepen
0,56
ruim
Dienstverlenende beroepen
2,53
krap
Ict beroepen
5,72
zeer krap
Managers
1,11
gemiddeld
Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen
2,24
krap
Pedagogische beroepen
0,92
gemiddeld
Technische beroepen
3,57
krap
Transport en logistiek beroepen
2,85
krap
Zorg en welzijn beroepen
1,68
krap
Onbekend
0,00
zeer ruim
Totaal
2,03
krap
X Noot
1
UWV, arbeidsmarktcijfers, spanningsindicator.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat het tekort aan personeel niet alleen consequenties heeft
voor de productie van bedrijven, maar ook nu al voor de groei van de economie? Kunt
u in de volle breedte inzicht geven in waar we dit nu al zien?
Antwoord 4
Een tekort aan personeel kan op korte termijn consequenties hebben voor de productie
van bedrijven en daarmee de korte termijn groei van de economie. De structurele groei
op de lange termijn is afhankelijk van andere factoren zoals de ontwikkeling van het
arbeidsaanbod en de arbeidsproductiviteit. Daarbij speelt bijvoorbeeld de acceptatie
en integratie van innovaties in de productieketen een rol. De verwachting van het
CPB is dat de terugval in economische groei voornamelijk wordt veroorzaakt door afzwakking
van de consumptie, een minder robuuste groei van de investeringen in woningen en de
dalende aardgasproductie.6
Vraag 5
Deelt u de analyse dat MKB bedrijven door hun beperkte grootte en soms lagere bekendheid
dan grote bedrijven onevenredig veel last kunnen hebben van het personeelstekort,
met mogelijk directe gevolgen voor hun omzet en zelfs overlevingskansen?
Antwoord 5
Er zijn bij het CBS of UWV geen gegevens beschikbaar over de mate waarin de krapte
op de arbeidsmarkt uiteenloopt voor MKB-bedrijven en grotere bedrijven. Het UWV heeft
24 praktijkoplossingen voor werkgevers bij krapte in beeld gebracht.7 Het is mogelijk dat kleinere ondernemingen over minder middelen beschikkelen om oplossingsmethoden
in te zetten, dan grote ondernemingen. Zo is bekend dat kleinere bedrijven minder
vaak investeren in scholing ne opleiding van personeel (zie antwoord 6 voor nadere
onderbouwing).
Vraag 6
Kunt u verder inzicht bieden in de mate waarin en de manier waarop het midden- en
kleinbedrijf (MKB) nu vorm geeft aan om- en bijscholing? Hoeveel procent van de bedrijven
is bijvoorbeeld tevreden met hoe ze dit momenteel doen en welke verbeterpunten zien
ondernemers?
Antwoord 6
Volgens het CBS (2016)8 organiseert ruim driekwart van de bedrijven bedrijfsopleidingen voor hun werknemers.
Naarmate de omvang van een bedrijf groter is, is het aanbod aan opleidingsactiviteiten
groter. Bij bedrijven met 10 tot 20 werknemers geeft 67% van de bedrijven hun werknemers
de mogelijkheid tot het volgen van een bedrijfsopleiding. Bij bedrijven met meer dan
200 werknemers ligt dat aandeel rond de 97%. Ook andere onderzoeken bevestigen het
beeld dat deelname aan scholing in kleinere bedrijven over het algemeen lager ligt
dan in grotere bedrijven. Volgens het SCP (2017)9 blijft het aandeel bedrijven met werknemers die een cursus of opleiding volgen tamelijk
constant. In de periode 1994–2012 lag het steeds tussen de 70% en 80%. In sommige
sectoren, zoals de industrie, zetten organisaties minder scholing in dan in andere
sectoren. Zij gebruiken vaker baan- en taakroulatie om de kennis en vaardigheden van
personeel te vergroten. Dit gebeurt vaker in kleinere bedrijven.
De Werkgevers Enquête Arbeid van TNO10 geeft een beeld van de tevredenheid van werkgevers over aspecten rondom leven lang
ontwikkelen en duurzame inzetbaarheid. Kleinere werkgevers blijken in allerlei opzichten
tevredener te zijn dan grotere bedrijven. Bijvoorbeeld over de mate waarin de werknemers
breed inzetbaar zijn en over de bereidheid van werknemers om nieuwe dingen te leren.
Van de kleinste bedrijven zegt 78% daarover tevreden te zijn. Bij de 100-plus bedrijven
is dat 55%.
Het Programma Duurzame Inzetbaarheid heeft veel inzicht opgeleverd in verbeterpunten
die bedrijven zien. Op basis van een analyse van goede praktijken in een aantal bedrijven
is een handreiking gemaakt met tips om verbeteringen door te voeren. Zo is belangrijk
dat bedrijven zorgen voor het formuleren van een visie op trends in de sector, waarbij
wordt gekeken wat deze betekenen voor het bedrijf en de mensen. Ook is het van belang
in te zetten op vakmanschap als sleutel voor leren en ontwikkelen en om leren en ontwikkelen
dicht tegen het werkproces te organiseren. Het gaat erom het gesprek aan te gaan en
dat te doen in een veilig klimaat waarin leren en ontwikkelen hoog in het vaandel
staan.
Vraag 7
Deelt u de mening dat binnen de ambities van de kabinetsaanpak «Leven Lang Ontwikkelen»
juist het MKB meer steun verdiend? Bent u bereid een gerichtere aanpak op te zetten
om ondernemers te ondersteunen bij het duurzaam inzetbaar houden van werknemers en
zo het MKB aantrekkelijk te houden voor werkzoekenden? Bent u bereid daarbij specifiek
ook ondersteuning rond bedrijfsscholen, omscholing en andere succesvolle instrumenten
te stimuleren?
Antwoord 7
In de brief die op 27 september 2018 naar uw Kamer is gestuurd is opgenomen dat het
kabinet een doorbraak wil realiseren op het gebied van een Leven Lang Ontwikkelen
(LLO) en een positieve en sterke leercultuur tot stand wil brengen.11 Het LLO is in het mkb om verschillende redenen minder sterk ontwikkeld dan bij grotere
bedrijven. Het kabinet stelt daarom in 2019 € 1,5 miljoen beschikbaar voor het versterken
van de leercultuur in het mkb. Daarmee wil het kabinet voortbouwen op reeds opgedane
kennis en nader onderzoeken wat wel en niet werkt om leven lang ontwikkelen in het
mkb op een hoger plan te brengen. Daarnaast is tijdens de stemming over de Wet arbeidsmarkt
in balans op 5 februari jl. de motie van Kamerlid Wiersma c.s. aangenomen waarin verzocht
wordt 48 miljoen euro structureel in te zetten voor het ondersteunen van werkgevers
bij het stimuleren van de leercultuur, inclusief bedrijfsscholen, bij-, op- en omscholing
opdat werknemers duurzaam inzetbaar blijven op de snel veranderende arbeidsmarkt en
om het mkb aantrekkelijk te maken voor werkzoekenden.12 Ik ga voortvarend aan de slag met de uitwerking van deze motie.
Vraag 8
Bent u bereid om deze vragen nog voor het algemeen overleg Arbeidsmarktbeleid van
13 februari 2019 te beantwoorden?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.