Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over het bericht '369.334 euro voor een rapport van honderd pagina's dat in een la ligt'
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «369.334 euro voor een rapport van honderd pagina's dat in een la ligt» (ingezonden 21 december 2018).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 1 februari 2019).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1140.
Vraag 1
Kent u het bericht «369.334 euro voor een rapport van honderd pagina's dat in een
la ligt»?1
Bevat het bericht feitelijke onjuistheden? Zo ja, welke?
Antwoord 1
Ik ken het artikel en heb naar aanleiding ervan contact opgenomen met Espria en de
Stichting Onderzoek Systeemvraagstukken Zorgstelsel (hierna: de stichting). Het klopt
dat de heer Meerdink na beëindiging van zijn dienstverband bij Espria een jaarcontract
heeft gekregen bij de stichting. Espria en de stichting betwisten echter dat dit een
constructie was om de heer Meerdink een gouden handdruk mee te geven. Verder geven
zij aan dat het onderzoeksrapport niet «in een la ligt» maar een rol speelt bij strategische
discussies.
Vraag 2
Bent ook u op zijn minst verbaasd en wellicht ook verontwaardigd over het feit dat
er bijna 370.000 euro afkomstig van belasting- en premiebetalers gespendeerd is aan
dit rapport? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en welke gevoelens komen bij u dan
wel boven?
Antwoord 2
Ik ben van mening dat geld dat afkomstig is van belasting- en premiebetalers zorgvuldig
moet worden besteed. Het is echter niet aan mij om in individuele gevallen te oordelen
over het bedrag dat een instelling heeft uitgegeven aan een onderzoek. Dat is primair
een zaak van het bestuur, dat wordt gecontroleerd door de interne toezichthouder (raad
van toezicht of raad van commissarissen).
Vraag 3
Acht u het mogelijk dat zorgverzekerden, bewoners en patiënten weinig begrip zullen
kunnen opbrengen voor het feit dat een oud-topman van de genoemde instelling 260.000
euro en een Volvo krijgt voor het schrijven van een rapport? Zo ja, waarom? Zo nee,
waarom acht u dit niet mogelijk?
Antwoord 3
Het gaat om een flink bedrag, dus ik acht het mogelijk dat er partijen zijn die hier
weinig begrip voor hebben. Overigens gaat het volgens Espria en de stichting om een
lager bedrag dan in het artikel genoemd.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de verrichte hoeveelheid werk niet in verhouding staat tot de
geleverde prestatie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het is aan de opdrachtgever van het onderzoek, in dit geval Espria, om daarover te
oordelen.
Vraag 5
Deelt u de mening dat uit de informatie zoals die in het genoemde bericht staat de
indruk kan ontstaan dat de genoemde zorgbestuurder via een omweg een gouden handdruk
is gegeven? Zo ja, waarom en welke conclusie trekt u daaruit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De berichtgeving wekt inderdaad de suggestie dat de genoemde zorgbestuurder via een
omweg een gouden handdruk is gegeven. Zoals aangegeven bestrijden Espria en de stichting
deze voorstelling van zaken. Zie verder mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 6
Is de in het bericht genoemde constructie waarbij de ex-topman na zijn vertrek via
een stichting opnieuw werd ingehuurd op grond van de Wet normering topinkomens (WNT)
toegestaan? Zo ja, waarom en welke grenzen gelden er? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Naar aanleiding van deze casus heb ik contact opgenomen met het CIBG, dat toezicht
houdt op de naleving van de WNT. De WNT is van toepassing op topfunctionarissen binnen
de (semi-)publieke sector. De Stichting Onderzoek Systeemvraagstukken Zorgstelsel
is geen (semi-)publieke instelling, maar een private instelling. De WNT is op de stichting
dus niet van toepassing. In casu is daarom geen sprake van overtreding van de WNT.
Vraag 7, 8
Deelt u de mening dat, indien een dergelijke constructie toegestaan zou zijn, daarmee
een mogelijkheid is gecreëerd om aan de werking van de WNT met betrekking tot vertrekpremies
te ontkomen? Zo ja, wat gaat u doen om dergelijke constructies voortaan onmogelijk
te maken? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Deelt u de mening dat de WNT een bepaling zou moeten gaan bevatten waarmee pogingen
van creatievelingen om mazen in de wet te vinden tegen gegaan kunnen worden? Hoe denkt
u over een vangnetartikel dat het mogelijk moet maken dat handelingen en constructies
die zeer in strijd zijn met het doel en strekking van de WNT door de rechter verboden
zouden moeten kunnen worden?
Antwoord 7, 8
Allereerst wil ik erop wijzen dat wat aanvaardbaar is, is vastgelegd in de WNT. Binnen
de grenzen die de WNT stelt, is het aan instellingen zelf om te bepalen wat een passende
beloning of ontslagvergoeding is. Ik ga ervan uit dat instellingen daarbij niet enkel
naar de letter van de wet kijken, maar ook een maatschappelijke afweging maken die
recht doet aan de specifieke omstandigheden van het geval.
Zoals aangekondigd in een brief aan uw Kamer van 22 februari 20182 wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel om ontwijking van de WNT in de zorg tegen te
gaan. In de brief van 21 januari jl. is uw Kamer hierover laatstelijk geïnformeerd3.
In de eerder genoemde brief van 22 februari 2018 is ook expliciet ingegaan op de mogelijkheden
van een vangnetartikel, dan wel een algemene anti-misbruikbepaling om ontwijking van
de WNT tegen te gaan. In het ontwerpwetsvoorstel voor de Evaluatiewet WNT was zo’n
vangnetartikel of antimisbruikbepaling opgenomen. De Raad van State gaf destijds aan
dat een algemene antimisbruikbepaling tot veel rechtsonzekerheid en willekeur zou
leiden, omdat er geen verifieerbare en objectieve criteria zijn die door een accountant
en toezichthouder controleerbaar zijn. Daarnaast was de noodzaak tot introductie van
zo’n bepaling onduidelijk gezien de grote nalevingsbereidheid van de WNT. Op grond
daarvan is destijds besloten die bepaling niet op te nemen in het definitieve wetsvoorstel
Evaluatiewet WNT.
In de brief van 22 februari 2018 is uiteengezet dat het kabinet tot de conclusie komt
dat er geen aanleiding is om alsnog een dergelijke bepaling in de WNT op te nemen.
Op dit moment is er geen aanleiding voor een ander standpunt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.