Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over de behandeling met gesuperviseerde oefentherapie bij COPD/emfyseempatiënten
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over de behandeling met gesuperviseerde oefentherapie bij COPD/emfyseempatiënten (ingezonden 22 januari 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 7 februari 2019).
Vraag 1, 2
Wat is uw reactie op de hartenkreet van longarts De Hosson die zich beklaagt over
het feit dat patiënten die geen exacerbaties (longaanvallen) van hun COPD (chronisch
opstructieve longziekte) hebben, bijvoorbeeld doordat zij trouw oefentherapie volgen,
nu gestraft lijken te worden door de nieuwe regels die daarvoor gelden?1
2
Is het niet onlogisch dat patiënten voor hun therapietrouw dreigen te worden gestraft?
Antwoord 1, 2
Per 1 januari 2019 is de aanspraak op gesuperviseerde oefentherapie bij COPD veranderd.
Waar voorheen behandelingen voor verzekerden van 18 jaar of ouder vanaf de 21ste behandeling werden vergoed, vindt nu vergoeding vanaf de eerste behandeling plaats.
Tegelijkertijd is er ook een maximum aantal behandelingen geïntroduceerd. Dit maximum
is afhankelijk van de zwaarte van de COPD en wordt uitgedrukt in de door de GOLD-organisaties
vastgestelde patiëntengroepen A, B, C en D. Deze wijziging heb ik uiteengezet in mijn
brief die ik 1 juni 2018 naar de Kamer heb gestuurd met het oog op het Algemeen Overleg
Pakketbeheer op 27 juni 2018 (Kamerstuk 29 689, nr. 909).
Deze veranderingen hebben plaatsgevonden op advies van het Zorginstituut. In het kader
van het «Systeemadvies oefen- en fysiotherapie» onderzoekt het Zorginstituut de laatste
stand van de wetenschap wat betreft fysiotherapeutische behandelingen. Het Zorginstituut
kijkt hierbij of de behandeling bewezen effectief is en helpt zorg te verplaatsen
van het ziekenhuis naar de eerste lijn. Dit bleek bij gesuperviseerde oefentherapie
bij COPD het geval en dus heb ik besloten de aanspraak hierop aan te passen. Tegelijkertijd
heeft het Zorginstituut geadviseerd om gesuperviseerde oefentherapie bij COPD doelmatiger
in te zetten. Tot 2019 vonden in sommige gevallen hoge aantallen behandelingen per
verzekerde per jaar plaats zonder dat de effectiviteit en werkzaamheid van die hoge
aantallen behandelingen voldoende was aangetoond. Vandaar dat er per zorgzwaartecategorie
(GOLD-groep) een maximum is ingevoerd waarbij op advies van het Zorginstituut rekening
is gehouden met de ernst van exacerbaties (longaanvallen) en andere symptomen als
gevolg van COPD. Hiermee gaat voor sommige patiënten het aantal uit het basispakket
vergoede behandelingen omhoog en voor andere patiënten wordt dit lager.
Het klopt dat, als patiënten met COPD geen exacerbaties hebben, zij in een lagere
zorgzwaarteklasse terecht komen. Het aantal vergoede behandelingen is dan lager dan
als zij wel exacerbaties zouden hebben. Dit is – zoals aangegeven – gebaseerd op de
laatste stand van de wetenschap zoals onderzocht door het Zorginstituut. Door hun
therapietrouw hebben deze patiënten een lager risico op exacerbaties. Dat is juist
positief.
Tegelijkertijd sta ik open voor signalen van zorgverleners die aangeven dat de huidige
zorgzwaarte-indeling en de daarbij behorende maxima nog niet optimaal zijn. Het Zorginstituut
heeft mij laten weten over deze en andere signalen met de verschillende beroepsgroepen
in gesprek te zijn. Het lijkt mij dus het beste als de heer De Hosson zijn signaal
via of met zijn beroepsvereniging met het Zorginstituut bespreekt.
Vraag 3
Leiden de nieuwe regels niet tot veel nieuwe zinloze bureaucratie? Klopt het dat longartsen
nu al gefrustreerd raken van alle formulieren die moeten worden ingevuld?
Antwoord 3
Bij COPD-patiënten die nog geen indeling in een GOLD-groep hebben moet deze worden
vastgesteld. In de meeste gevallen kan de behandelende fysiotherapeut dit zelf bepalen.
Om dit proces te vergemakkelijken heeft het Koninklijk Nederlands Genootschap voor
Fysiotherapie (KNGF) een handreiking opgesteld. Ook hebben de beroepsverenigingen,
zorgverzekeraars en Zorginstituut afspraken gemaakt over geüniformeerde definities
om latere onduidelijkheid te voorkomen. Wanneer een nieuwe COPD-patiënt zich meldt
bij de fysiotherapeut of wanneer er onduidelijkheid is over een bestaande patiënt,
is het verstandig dat de fysiotherapeut contact opneemt met de behandelende huisarts,
(long)verpleegkundige en/of longarts. In geval van een dergelijke onduidelijkheid
is het vaak vanuit zorginhoudelijke redenen ook goed dat behandelende zorgverleners
contact met elkaar hebben. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk om bij een dergelijke
verandering in de aanspraak oog te hebben voor eventuele (onvoorziene) bureaucratische
lasten. Want zinloze bureaucratie kan vanzelfsprekend nooit het doel zijn, dus ik
zal het signaal onder de aandacht brengen bij de beroepsverenigingen en zorgverzekeraars.
Vraag 4
Bent u bereid de regels zo aan te passen dat behandelende specialisten en behandelende
fysiotherapeuten in samenspraak met patiënten kunnen bepalen hoeveel gesuperviseerde
oefentherapie behandelingen geïndiceerd zijn bij de behandeling van COPD? Zo neen,
bent u dan bereid dit te doen vanaf COPD patiënten met GOLD klasse twee of meer? Zo
neen, waarom niet?
Antwoord 4
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op de vragen 1 en 2 baseer ik mij op het advies
van het Zorginstituut. De sinds 1 januari jongstleden geldende aanspraak is in lijn
met het laatste advies. Ik ben daarom niet voornemens iets aan de aanspraak te veranderen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.