Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over de beantwoording van vragen inzake het lekken van gif door de NAM en het bericht ‘Metingen NAM-lek ver boven grens’
Vragen van lid Beckerman (SP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de beantwoording van vragen inzake het lekken van gif door de NAM en het bericht «Metingen NAM-lek ver boven grens» (ingezonden 6 december 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 7 februari
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1062.
Ik heb u in mijn brief1 van 4 december 2018 geïnformeerd over de onderzoeken die op dit moment door SodM
en ook door het Openbaar Ministerie worden uitgevoerd. Naar verwachting zal SodM de
resultaten van zijn onderzoek op korte termijn bekend maken.
1
In bijlage 12 treft u een overzicht van de feiten voor zover die op het ogenblik bij mij bekend
zijn. Overigens lopen er nog onderzoeken die dit overzicht nog zouden kunnen aanvullen.
Vraag 1 en 2
Kent u het bericht «Metingen NAM-lek ver boven grens gezondheidscheck»?3 Kent u het bericht «Wiebes: NAM had zich pro-actiever kunnen opstellen na lekkage»?4 Wat is uw reactie op deze berichten? Hoe kan het dat de waarden in uw beantwoording
netjes binnen de grenzen vallen, terwijl in het bericht het aantal van 40 ppm genoemd
staat?
Waar heeft u de gegevens in de beantwoording vandaan? Wat is de bron daarvan?
Antwoord 1 en 2
Ik ken deze berichten. In mijn brieven5 aan uw Kamer heb ik gebruikgemaakt van de door de veiligheidsregio Groningen aan
SodM gerapporteerde meetresultaten. Dat is gebruikelijk in het geval van een incident.
Er zijn op diverse plaatsen metingen verricht, nabij omwonenden, nabij het kanaal
en ook in en nabij het riool waardoor het aardgascondensaat is weggelekt. In mijn
aanvullende brief6 van 6 december heb ik uw Kamer geïnformeerd dat in mijn eerdergenoemde brieven uit
is gegaan van een normering die door de Veiligheidsregio wordt gebruikt en dat ik
voor het informeren van uw Kamer wil aansluiten bij de normering die door het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wordt gebruikt.
In mijn brief7 van 18 december 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de gemeente Delfzijl mij op
14 december 2018 per brief heeft geïnformeerd over metingen die door het bedrijf SGS
in opdracht van gemeente Delfzijl zijn uitgevoerd. De gemeente Delfzijl geeft in haar
brief aan dat de metingen van het bedrijf SGS, waarbij een verhoogde concentratie
benzeen is aangetroffen, niet hebben plaatsgevonden in de publieke ruimte, maar nabij
en in putten van het riool op een niet publiekelijk toegankelijke locatie.
SodM heeft op 12 december 2018 de eerste voorlopige conclusies over haar onderzoek
gepubliceerd. De NAM voert op dit moment onder toezicht van SodM een onderzoek uit
naar de effecten voor de omwonenden van blootstelling aan aardgascondensaat. Het onderzoek
zal voor 1 februari 2019 gereed zijn. SodM zal dit onderzoek laten toetsen door het
RIVM en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD). Ik verwacht dat aan de hand van
dit onderzoek zekerheid kan worden gegeven of de door SGS gemeten verhoogde concentratie
hebben geleid tot een grotere blootstelling.
Vraag 3
Herinnert u zich dat u in antwoord op vraag 1 schrijft dat het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (RIVM) adviseert om actief te informeren bij een waarde
hoger dan 30,7 ppm? Waarom is er tijdens het verschijnen van het bericht op 1 november
2018 niet actief geïnformeerd?
Antwoord 3
Het is de verantwoordelijkheid van de Veiligheidsregio om ten tijde van een incident
metingen uit te voeren en die te toetsen aan advieswaarden van het RIVM en indien
nodig acties te ondernemen. Uit de gegevens waarover ik nu beschik blijkt dat de Veiligheidsregio
aanvankelijk niet de advieswaarde van het RIVM heeft gehanteerd. Ik heb u hierover
in mijn aanvullende brief8 van 6 december 2018 geïnformeerd.
Vraag 4
Voldeed de NAM aan alle veiligheidseisen die ook aan een Besluit risico’s zware ongevallen
(BRZO)-bedrijf worden gesteld? Bent u bereid er toch een BRZO-bedrijf van te maken?
Was het Rapport inzake Grote Gevaren (RiGG) in orde? Waren de risico’s benoemd, evenals
de beheersmaatregelen? Was het rapport geactualiseerd?
Antwoord 4
SodM heeft aangegeven dat in de recente periode tijdens uitgevoerde inspecties op
het tankenpark Delfzijl geen overtredingen zijn geconstateerd.
In mijn brief9 van 4 december 2018 heb ik aangegeven dat het Tankerpark Delfzijl een mijnbouwwerk
is. Het valt daarom niet onder de verplichtingen van het BRZO. De enige uitzondering
hierop zijn ondergrondse gasopslagen. Dit is vastgelegd in de Europese Seveso III
richtlijn, waarop het BRZO is gebaseerd. Door deze richtlijn kan ik van het tankenpark
geen BRZO-bedrijf maken.
Ik zie daarnaast hier geen noodzaak voor omdat door de wijziging in de Mijnbouwwet
d.d. 1-1-2017 men voor mijnbouwwerken een Rapport inzake Grote Gevaren (RiGG) moet
indienen bij SodM. In het RiGG worden de interne en externe risico’s van de installatie
en de beheersmaatregelen beschreven.
NAM heeft op 5 juli 2018 bij SodM het RiGG10 van het Tankenpark Delfzijl ingediend. Op 6 november 2018 is dit document op volledigheid
getoetst. Op 4 december 2018 zijn na toetsing door SodM aanvullingen aan de NAM gevraagd.
De opgevraagde informatie is nog niet ontvangen.
Vraag 5
Wanneer verwacht u resultaten van het strafrechtelijk onderzoek?
Antwoord 5
Het Openbaar Ministerie geeft leiding aan het strafrechtelijk onderzoek. Ik heb geen
inzicht in de status of de voortgang van dit onderzoek.
Vraag 6
Waaruit is gebleken dat de NAM zich aan zijn zorgplicht heeft gehouden voor werknemers
en andere mensen die hebben gewerkt rondom het tankenpark ten tijde van de lekkage
en omwonenden? Wat gaat u doen om omwonenden alsnog te informeren, gerust te stellen
en/of te compenseren?
Antwoord 6
Uw eerste vraag maakt deel uit van het strafrechtelijk onderzoek.
SodM heeft de NAM gesommeerd om een blootstellingsonderzoek uit te voeren van de vrijgekomen
stoffen. SodM zal RIVM en de GGD betrekken bij het beoordelen van dit blootstellingsonderzoek.
SodM heeft met de gemeente Delfzijl afgesproken om de omwonenden te informeren over
de uitkomsten van het definitieve incidentonderzoek.
Vraag 7
Waarom heeft de NAM het over vijf eerdere incidenten en noemt u er negen? Welke incidenten
noemde de NAM niet en waarom?
Antwoord 7
NAM heeft negen «ongewone voorvallen» gemeld aan SodM. Deze negen «ongewone voorvallen»
heb ik genoemd in mijn brief11 van 4 december 2018. SodM beschouwt vijf van de negen door de NAM gemelde «ongewone
voorvallen» als zijnde een «incident». De vier resterende door de NAM gemelde «ongewone
voorvallen» worden door SodM ook als zodanig beschouwd en zijn hieronder weergegeven.
Melding
Datum melding
Datum voorval
Stroomstoring
24 juli 2015
24 juli 2015
(oude) dieselverontreiniging waargenomen
24 oktober 2016
31 maart 2016
Lekkage bluswatersysteem
16 augustus 2016
16 augustus 2016
Aantreffen asbest pakkingen
30 september 20161
22 september 2016
Vraag 8 en 9
Kent u het bericht «5 kuub condensaatdamp ontsnapt tijdens Code Rood actie»?12 Waarom is dat incident niet opgenomen in uw lijst? Hoe kan er op vertrouwd worden
dat de rest van de lijst compleet is?
Hebben de agenten en beveiligers die bij de Code Rood actie betrokken waren gezondheidsrisico’s
gelopen? Is hier onderzoek naar gedaan?
Antwoord 8 en 9
Ik ben bekend met het bericht. Tijdens de actie van Code Rood is op 2 augustus 2018
een sterke geur van aardgascondensaatdamp geroken. Deze waarneming houdt verband met
het opengaan van het druk vacuüm ventiel (PVV) van tank 3. Het ventiel beschermt de
tank tegen falen ten gevolge van een overdruk. Een verstopping van de dampretourleiding
heeft tot een verhoogde in het dampretoursysteem geleid, waarbij uiteindelijk de PVV
van de tank – conform ontwerp – open gegaan is. Deze verstopping is door de NAM verholpen.
In het verleden zijn via de brancheorganisatie afspraken gemaakt dat het activeren
van een veiligheidssysteem zoals een PVV niet als een ongewoon voorval moet worden
gezien en derhalve niet gemeld hoeft te worden. De activering van het veiligheidssysteem
moet wel door het bedrijf geregistreerd worden. SodM zal nagaan of deze afspraken
herzien moeten worden. Er zijn bij SodM geen gegevens bekend waaruit blijkt dat het
activeren van het ventiel heeft geleid tot een risico voor de gezondheid.
Ik heb op dit moment, gelet op het bovenstaande, geen aanwijzingen dat de lijst met
ongewone voorvallen niet compleet is.
Vraag 10
Hoe is de huidige situatie nu precies, gelet op het feit dat er is niet gedurende
24 uur iemand op het park aanwezig is, dat het SodM als een van de drie extra maatregelen
heeft voorgeschreven dat er een medewerker op het park aanwezig moet zijn en dat u
hierop in uw beantwoording niet ingaat?
Antwoord 10
SodM heeft het Tankenpark Delfzijl op 26 oktober 2019 onder verscherpt toezicht gesteld.
Een van de opgelegde maatregelen betreft het buiten kantooruren stationeren van een
medewerker op het Tankenpark. SodM heeft aangegeven dat de NAM hieraan voldoet.
Vraag 11
Hoe vaak worden de tanks op het park gereinigd van binnen? Pas na reiniging van een
lege tank kan er toch pas geïnspecteerd worden op de staat van zo’n tank? Hoe vaak
moet dit volgens de regels? Wanneer is dat voor het laatst gebeurd?
Antwoord 11
Volgens de milieuvergunning van het Tankenpark Delfzijl moet de bovengrondse opslag
en verlading van vloeistoffen aan de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) 29
richtlijn (versie 2005) voldoen. De tanks worden overeenkomstig deze richtlijn volgens
een risico gebaseerde inspectiemethode geïnspecteerd. Ten behoeve van een inspectie
zal de tank eerst leeg en schoon gemaakt worden.
Daarna wordt deze visueel geïnspecteerd en worden er ook metingen uitgevoerd om de
dikte van de bodem, wand en het dak te bepalen. De tank mag pas weer in gebruik worden
genomen als deze als zodanig geschikt wordt bevonden. De inspectiefrequentie wordt
bepaald op basis van historische inspectiedata, corrosiesnelheden en het soort product
dat wordt opgeslagen. In praktijk houdt dit in dat om de tien tot vijftien jaar een
tank inwendig wordt geïnspecteerd. Hieronder is een overzicht opgenomen van de geïnspecteerde
tanken
Naam
Functie
Jaartal van inspectie
T1
Scheidingstank
2018
T2
Scheidingstank
2007
T3
aardgascondensaattank
2008
T4
aardgascondensaattank
2008
T5
aardgascondensaattank
2017
T6
Scheidingstank
2015
T7
aardgascondensaattank
2018
Vraag 12
Is er na de lekkage in oktober 2018 vervuiling op de bodem van de kanalen rond het
park opgetreden? Hoe was dat met de lekkage bij het laden van het schip vorig jaar?
Antwoord 12
SodM heeft aangegeven dat op dit moment onderzocht wordt of de bodem van het kanaal
verontreinigd is. In opdracht van de NAM heeft een gespecialiseerd onafhankelijk deskundige
monsters genomen van de bodem van het kanaal. De bodem zou verontreinigd kunnen zijn
omdat bestandsdelen uit het aardgascondensaat via het slip uit het riool terecht zijn
gekomen op de bodem van het kanaal.
Vorig jaar heeft tijdens de verlading van aardgascondensaat naar het desbetreffende
schip een lekkage plaatsgevonden. Hierdoor is puur en ongemengd aardgascondensaat
op het oppervlaktewater terecht gekomen. Aardgascondensaat drijft op water en verdampt
snel. Een verontreiniging van de waterbodem door het gelekte aardgascondensaat wordt
daarom niet waarschijnlijk geacht en wordt daarom ook niet onderzocht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.