Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kops over de achterblijvende woningbouw
Vragen van het lid Kops (PVV) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de achterblijvende woningbouw (ingezonden 7 januari 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
5 februari 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Bouwreuzen slaan alarm – «Slechts helft van een miljoen
geplande woningen op tijd af»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u zich herinneren dat u ontelbaar vaak hebt beloofd de woningbouw te zullen «versnellen»?
Vindt u nog steeds dat er in 2030 één miljoen woningen bijgebouwd moeten zijn? Zo
ja, hoe gaat u daarvoor zorgen, aangezien volgens de bouwwereld zélf slechts de helft
van de benodigde woningen op tijd af zal zijn?
Antwoord 2
Het versnellen van de woningbouw heeft voor mij de hoogste prioriteit. In de Nationale
Woonagenda heb ik hier met partijen afspraken over gemaakt. Verder geef ik invulling
aan de versnelling van de woningbouwopgave door obstakels weg te nemen. Met betrokken
partijen heb ik de ambitie vastgesteld om jaarlijks 75.000 woningen nieuw te bouwen
woningen op te leveren om in de behoefte te voorzien en het woningtekort terug te
dringen. In dat kader sluit ik dit voorjaar met een aantal grote stedelijke regio’s
woondeals waarin ik onder andere afspraken maak over de woningbouw. Op 9 januari jl.
heb ik reeds de eerste woondeal gesloten met de stad Groningen waarin concrete afspraken
gemaakt worden over het versneld bouwen van 20.000 woningen. Woondeals met Utrecht,
Eindhoven, de Metropoolregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam/Den Haag zullen
volgen. Maar meer bouwen kost tijd, en biedt pas op de langere termijn een oplossing
voor de grote krapte op de woningmarkt. Daarom bevatten de woondeals ook afspraken
over de aanpak van de gevolgen van die krapte, zoals betere handhaving in geval van
huisjesmelkerij.
De in de Staat van de Woningmarkt gepresenteerde prognose gaat uit van een groei van
het aantal huishoudens tot 8,5 miljoen in 2030. Hiermee neemt de behoefte aan woningen
in die prognose naar alle waarschijnlijkheid toe met 667.000 voor de periode 2017–2030.
Om deze behoefte aan woningen te accommoderen zullen naar opgave van de provincies
en trends in de bouwproductie in diezelfde periode 883.000 woningen gebouwd worden.
Van de toename van de woningbehoefte richt zich ruim de helft op de vijf regio’s waarmee
ik woondeals sluit. In lijn met de groei van de behoefte zal ook van de totale verwachte
groei van de voorraad ruim de helft in deze regio’s landen. Juist daarom heb ik gekozen
om met deze regio’s concrete afspraken te maken.
Vraag 3
Deelt u de mening dat er van de door u beloofde «versnelde woningbouw» helemaal niets
terechtkomt (o.a. wegens te weinig bouwplannen en een niet-realistische planning)?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Sinds 2012 stijgt het aantal nieuwgebouwde woningen in Nederland. In 2018 lag dit
aantal 20% hoger dan in 2016 en 5% hoger dan in 2017. In totaal zijn er in 2018 inclusief
gerealiseerde woningen door bijvoorbeeld transformaties bijna 74.000 nieuwe woningen
gerealiseerd, dicht bij de in de Woonagenda opgenomen ambitie van 75.000 woningen
per jaar. In de Staat van de Volkshuisvesting 2019 zal ik u verder informeren over
de voortgang van de bouwproductie en de plancapaciteit.
Het versnellen van de woningbouw is een gezamenlijke ambitie waar met alle betrokken
partijen (rijksoverheid, provincies en gemeenten en relevante maatschappelijke en
commerciële organisaties) aan wordt gewerkt. Dat neemt niet weg dat doorlooptijden
van woningbouwprojecten sterk variëren. Soms zijn doorlooptijden relatief lang, bijvoorbeeld
doordat grondverwerving en bestemmingswijziging tijd vergt. Dit zijn complexe processen
die zorgvuldig doorlopen moeten worden. Maar waar het kan neem ik obstakels weg. Daarvoor
zet ik bijvoorbeeld de aangepaste Crisis- en Herstelwet in. Ook heb ik u recent geïnformeerd
over de oprichting van de Financieringsfaciliteit Binnenstedelijke Transformatie (hierna:
Transformatiefaciliteit), waarvoor ik € 38 miljoen beschikbaar gesteld heb. Vanuit
deze Transformatiefaciliteit worden geldleningen verstrekt aan transformatielocaties
die door onvoldoende voorfinanciering blijven liggen.
Vraag 4
Wat gaat u doen aan gemeenten die te weinig bouwplannen ontwikkelen en/of alleen binnenstedelijk
en niet in het groen willen bouwen? Bent u ertoe bereid om gemeenten die de woningbouw
hiermee traineren, op de vingers te tikken en eindelijk aan het werk te zetten? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zoals ik heb aangegeven in mijn Kamerbrief «meer prioriteit voor woningbouw»2 is het nodig dat elke regio zorgt voor voldoende bouwplannen om tijdig te voorzien
in de woningbehoefte. Daarbij is het wenselijk dat zij de ruimte binnen bestaand bebouwd
gebied optimaal benutten. Wanneer het niet mogelijk is om op termijn de woningbehoefte
volledig binnenstedelijk in te vullen, dan is het nodig dat regio’s ook tijdig de
mogelijkheden aan de randen van de stad verkennen. Voor elke locatie is van belang
dat de bereikbaarheid geborgd is.
Ik zie het als onze gezamenlijke uitdaging om te voorzien in de behoefte aan woningen,
met voldoende oog voor alle andere ruimtelijke belangen. Daarbij blijft voorop staan
dat er, ook in de lokale dynamiek, druk blijft om complexe binnenstedelijke locaties
te ontwikkelen, en niet lichtzinnig wordt geschoven naar bouwlocaties buiten de bestaande
stad.
Ik herken mij niet in het sfeerbeeld dat gemeenten structureel dwarsliggen of traineren.
In de gesprekken die ik voer met decentrale overheden ervaar ik een gezamenlijk gevoel
van urgentie om de bouwproductie te versnellen en een constructieve opstelling om
de plancapaciteit te vergroten.
Vraag 5, 6, 7
Wat hebben woningzoekenden – op een compleet drooggekookte woningmarkt – aan wollige
woningbouwplannetjes, zoals de door uzelf geïnitieerde Nationale woonagenda, als het
slechts bij «mooie woorden» blijft? Deelt u de mening dat mensen niet kunnen wonen
in een ambtelijk stapeltje A4’tjes?
Kunt u zich herinneren dat u met de Nationale woonagenda naar eigen zeggen «het voortouw
[hebt] genomen om de samenwerking tussen medeoverheden, corporaties en private partijen
op woningmarktbeleid vorm te geven»?3 Waaruit blijkt dit «voortouw», aangezien de bouwwereld u nu bijna smeekt om «regie
vanuit het kabinet»?
Bent u ervan op de hoogte dat u nog altijd bekend staat als een Minister die veel
praat, veel overlegt, veel vergadert, maar feitelijk weinig voor de woningmarkt doet?
Gaat u hier – na ruim een jaar ministerschap – eindelijk verandering in brengen? Zo
ja, hoe? Wanneer kunnen we grote woningbouwsuccessen verwachten, zodat het doel van
één miljoen nieuwbouwwoningen in 2030 alsnog wordt gehaald?
Antwoord 5, 6, 7
Plannen maken en het voeren van overleg is noodzakelijk om het tekort aan woningen
op te lossen. Uiteindelijk gaat het erom dat acties die hieruit voortkomen leiden
tot de daadwerkelijke realisatie van woningen. Maar gezamenlijk overleg is noodzakelijk
om scherp te krijgen welke acties nodig zijn. De knelpunten bij het versnellen van
de woningbouw zijn divers, verschillen vaak van plan tot plan en betreffen de verantwoordelijkheden
van verschillende partijen. Daarom is het regionale en lokale niveau de juiste plek
om de versnelling op te pakken. In het Interbestuurlijk programma en de Nationale
Woonagenda hebben we op landelijk niveau ambities vastgesteld, maar die moeten in
de regio hun invulling krijgen. Elkaar aanspreken op ieders verantwoordelijkheid en
zoeken naar een gezamenlijke aanpak zie ik juist als de kracht om de knelpunten op
de woningmarkt aan te pakken.
Zoals eerder gemeld in de voortgangsrapportage Nationale woonagenda4 herken ik de roep van partijen om regie. Bij mijn aantreden heb ik zelf het belang
daarvan ook onderkend. Deze roep om regie hebben de partijen van de Nationale woonagenda,
de medeoverheden en ik besproken in het breed beraad wonen en bouwen. Ook daar hebben
wij vastgesteld dat de regionale aanpak middels de woondeals die ik wil sluiten met
de meest gespannen vijf regio’s (de metropoolregio Amsterdam, de metropoolregio Rotterdam-Den
Haag, de regio Utrecht, de regio Eindhoven en de stad Groningen) een sleutelfunctie
vervullen. Over deze woondeals zal ik u dit voorjaar informeren.
Ik ondersteun de versnelling verder met landelijke beleid, onder andere door de herziening
van de Crisis- en herstelwet die nu bij de Eerste Kamer ligt. De herziening leidt
ertoe dat gemeenten sneller gebruik kunnen maken van instrumenten uit de Omgevingswet
welke woningbouw kunnen versnellen. Ook heb ik de Transformatiefaciliteit ingericht,
waarin ik € 38 miljoen beschikbaar stel voor de versnelling van transformatielocaties
voor woningbouw. Voor het lostrekken van specifieke locaties bied ik de ondersteuning
van het Expertteam Woningbouw aan. En ik leg de verbinding met noodzakelijke investeringen
in bereikbaarheid via mijn verantwoordelijkheid voor Ruimtelijke Ordening in de regionale
BO’s MIRT.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.