Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op de motie van de leden Omtzigt en Ronnes over een hypotheek met lagere maandlasten
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 467 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 31 januari 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 6 juli 2018 over antwoorden op vragen
commissie over de reactie op de motie van de leden Omtzigt en Ronnes over een hypotheek
met lagere maandlasten (Kamerstuk 32 847, nr. 419).
De vragen en opmerkingen zijn op 1 november 2018 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 30 januari 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De griffier van de commissie, Weeber
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor zijn eerdere reactie op de motie
van de leden Omtzigt en Ronnes over een hypotheek met lagere maandlasten (Kamerstuk
32 847, nr. 360). Deze leden zijn positief dat er binnen de markt steeds meer laagdrempelige mogelijkheden
opkomen waarbij consumenten kunnen profiteren van de lage rente. De leden van de VVD-fractie
hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister van mening is dat er voldoende laagdrempelige
mogelijkheden zijn om te profiteren van de lage rente. Bovendien lezen deze leden
dat de Minister het als de verantwoordelijkheid ziet van kredietverstrekkers om deze
mogelijkheden bij consumenten onder de aandacht te brengen. Hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie blijven zich inzetten voor duidelijke regels rond hypotheekrente
en de mogelijkheid tot omzetten naar een lagere hypotheekrente, zodat zo veel mogelijk
mensen kunnen profiteren. Deze leden vragen wanneer de Minister met het toegezegde
onderzoek komt naar de situatie in andere landen, zoals België, waar er kan worden
overgestapt naar een andere hypotheek met slechts drie maanden aan boeterente. Ook
vragen deze leden of de Minister kan aangeven of er een toenemend aantal mensen is
dat verhuist naar een huis vlakbij het eigen huis, bijvoorbeeld in dezelfde straat.
Zo kan eenvoudig worden geprofiteerd van de regel dat bij een verhuizing geen boeterente
betaald hoeft te worden, maar wordt wel snel geprofiteerd van een lagere hypotheekrente.
De leden van de CDA-fractie vragen naar welke gevolgen hier zijn voor hypotheekverstrekkers
en de overige hypotheekhouders die niet verhuizen.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie naar de in rekening gebrachte boeterente
wanneer een huiseigenaar zijn rentevaste periode wil verlengen. Dus de situatie dat
een eigenaar bijvoorbeeld nog vijf jaar aan rentevaste periode heeft staan, maar deze
periode nu al met tien jaar wil verlengen. Hoe worden de werkelijke kosten van een
hypotheekverstrekker in dat geval berekend? Is de huidige regelgeving nu al op dit
soort situaties berekend?
Is het kabinet bereid om er samen met de toezichthouder voor te zorgen dat de boeterente
voor eerder aflossen gebaseerd wordt op de mogelijkheid om boetevrij eerder af te
lossen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. In concreto, als iemand jaarlijks 20.000
euro boetevrij mag aflossen en hij wil 40.000 euro aflossen, dat dan de boeterente
op de eerste 20.000 euro nul is (zoals nu het geval) en op de tweede 20.000 euro voor
slechts een jaar berekend wordt.
II Reactie van de Minister
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden
van de fracties van de VVD en het CDA. De vragen worden beantwoord in de volgorde
van het door de commissie uitgebrachte verslag.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister van mening is dat er voldoende laagdrempelige
mogelijkheden zijn om te profiteren van de lage rente. Bovendien lezen deze leden
dat de Minister het als de verantwoordelijkheid ziet van kredietverstrekkers om deze
mogelijkheden bij consumenten onder de aandacht te brengen. Hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt?
De voor- en nadelen van stapsgewijs oversluiten, en de manieren waarop een consument
van de lagere rente kan profiteren, zijn in eerdere Kamerbrieven1 2 3 4 over dit onderwerp toegelicht. Er zijn diverse aanbieders van hypothecair krediet
op de Nederlandse markt. Deze aanbieders concurreren met elkaar, ook op manieren waarop
de consument kan profiteren van de lagere rente. Naar mijn mening is het primair de
verantwoordelijkheid van kredietverstrekkers om dit bij consumenten onder de aandacht
te brengen. Daarnaast hebben consumenten een eigen verantwoordelijkheid om zich te
verdiepen in de mogelijkheden die er zijn. In het Platform Hypotheken zal ik aanbieders
van hypothecair krediet vragen op welke wijze zij momenteel de mogelijkheden voor
het profiteren van de lage rente onder de aandacht van consumenten brengen.
Naar aanleiding van de motie Ronnes5 zal ik stapsgewijs oversluiten opnieuw agenderen in het platform hypotheken.
Deze leden van de CDA-fractie vragen wanneer de Minister met het toegezegde onderzoek
komt naar de situatie in andere landen, zoals België, waar er kan worden overgestapt
naar een andere hypotheek met slechts drie maanden aan boeterente.
Ik zal u dit onderzoek in de eerste helft van 2019 doen toekomen, conform mijn toezegging
tijdens het Algemeen Overleg van 8 november 2018.
Ook vragen deze leden of de Minister kan aangeven of er een toenemend aantal mensen
is dat verhuist naar een huis vlakbij het eigen huis, bijvoorbeeld in dezelfde straat.
Zo kan eenvoudig worden geprofiteerd van de regel dat bij een verhuizing geen boeterente
betaald hoeft te worden, maar wordt wel snel geprofiteerd van een lagere hypotheekrente.
De leden van de CDA-fractie vragen naar welke gevolgen hier zijn voor hypotheekverstrekkers
en de overige hypotheekhouders die niet verhuizen.
Bij een vervroegde aflossing in het geval van een verhuizing hoeft de klant doorgaans
geen vergoeding aan de aanbieder te betalen. Het aantal klanten dat verhuist tijdens
de rentevaste periode is relatief goed te voorspellen en hier is op voorhand door
de aanbieder rekening mee te houden.
Er is geen overzicht van de beweegredenen van verhuizende mensen, noch heb ik beschikking
over informatie over het aantal mensen dat verhuist naar een huis vlak bij het eigen
huis, zoals in de eigen straat. Er bereiken mij geen signalen dat dit dusdanig vaak
voorkomt dat hypotheekverstrekkers genoodzaakt zijn de rente om deze reden te verhogen.
Gelet op het bovenstaande heb ik geen reden om aan te nemen dat er gevolgen zijn voor
bestaande en nieuwe hypotheekhouders.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie naar de in rekening gebrachte boeterente
wanneer een huiseigenaar zijn rentevaste periode wil verlengen. Dus de situatie dat
een eigenaar bijvoorbeeld nog vijf jaar aan rentevaste periode heeft staan, maar deze
periode nu al met tien jaar wil verlengen. Hoe worden de werkelijke kosten van een
hypotheekverstrekker in dat geval berekend? Is de huidige regelgeving nu al op dit
soort situaties berekend?
Indien een huiseigenaar zijn rentevaste periode wil verlengen is er geen sprake van
vervroegde aflossing. Sommige aanbieders van hypothecair krediet bieden hun klanten
de mogelijkheid om voorafgaande aan het aflopen van de rentevastperiode een nieuwe,
lagere, debetrente overeen te komen. Wanneer het verschil tussen de oude en de nieuwe
debetrente gespreid mag worden terugbetaald is er sprake van rentemiddeling. Er is
in dat geval geen sprake van vervroegde aflossing. De regels die bepalen dat aanbieders
van hypothecair krediet bij vervroegd aflossen niet meer in rekening mogen brengen
dan het financiële nadeel dat zij hierdoor lijden zijn dan ook niet van toepassing,
evenals de door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gepubliceerde leidraad. Op
verzoek van de Kamer is toegezegd wettelijk te regelen dat bij rentemiddeling eveneens
niet meer in rekening mag worden gebracht dan het financiële nadeel dat de aanbieder
door de rentemiddeling lijdt. Het concept besluit waarin dit geregeld wordt is tot
5 december jongstleden aan beide Kamers der Staten-Generaal voorgelegd in het kader
van een voorhangprocedure.6 Het concept besluit is inmiddels ter advisering aan de afdeling Advisering van de
Raad van State aangeboden. De verwachte inwerkingtredingsdatum is 1 juli 2019.
Is het kabinet bereid om er samen met de toezichthouder voor te zorgen dat de boeterente
voor eerder aflossen gebaseerd wordt op de mogelijkheid om boetevrij eerder af te
lossen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. In concreto, als iemand jaarlijks 20.000
euro boetevrij mag aflossen en hij wil 40.000 euro aflossen, dat dan de boeterente
op de eerste 20.000 euro nul is (zoals nu het geval) en op de tweede 20.000 euro voor
slechts een jaar berekend wordt.
De AFM heeft met de Leidraad vervroegd aflossen nadere duiding gegeven over hoe een
hypotheekverstrekker het financiële nadeel bij vervroegde aflossing moet berekenen.
De AFM geeft in de leidraad aan dat bij de berekening geen rekening gehouden hoeft
te worden met eventueel vergoedingsvrij aflossen in de toekomst7, maar wel met de vergoedingsvrije ruimte in het lopende jaar en het eventueel afgesproken
(fictief) aflossingsschema.
Het verzoek om rekening te houden met toekomstige aflossingsvrije ruimte zou kunnen
leiden tot de situatie dat door de kredietverstrekker minder dan het financieel nadeel
in rekening kan worden gebracht. Het staat kredietverstrekkers dan ook vrij hier geen
rekening mee te houden, zolang ze niet meer in rekening brengen dan het financieel
nadeel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier