Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Lodders en Von Martels over de problematische situatie in de suikerbietenteelt na het wegvallen van het gebruik van neonicotinoïden
Vragen van de leden Lodders (VVD) en Von Martels (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de problematische situatie in de suikerbietenteelt na het wegvallen van het gebruik van neonicotinoïden (ingezonden 19 december 2018).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 4 maart
2019).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de problematische situatie die in de suikerbietenteelt ontstaat
na het wegvallen van het gebruik van neonicotinoïden?
Antwoord 1
Op mijn verzoek heeft de NVWA eind 2017 een analyse uitgevoerd van de landbouwkundige
impact van restricties op de drie neonicotinoiden waaruit blijkt dat er een grote
impact wordt verwacht in de teelt van suikerbieten. Dit betekent dat met het resterende
middelen- en maatregelenpakket plagen mogelijk niet meer afdoende kunnen worden beheerst.
Ik heb deze analyse op 5 april 2018 (Kamerstuk 27 858, nr. 418) met uw Kamer gedeeld.
Vraag 2
Wat vindt u van deze situatie waarbij de suikerbietenteelt in Nederland in gevaar
komt?
Antwoord 2
Ik betreur het dat de restricties op het gebruik van de drie neonicotinoiden grote
impact hebben op de teelt van suikerbieten en dat dit tot opbrengstverliezen kan leiden.
Ik heb de restricties echter gesteund vanwege de door EFSA geconstateerde risico’s
van deze neonicotinoiden voor bijen.
Vraag 3
Klopt het dat er direct na de besluitvorming in Brussel (27 april) door diverse vertegenwoordigingen
contact is gezocht voor een overleg over de ontstane situatie? Klopt het dat een eerste
gesprek pas heeft plaatsgevonden na ruim twee maanden?
Antwoord 3
Verschillende stakeholders hebben verzocht om te overleggen over de ontstane situatie.
Het eerste overleg – op ambtelijk niveau – heeft om agendatechnische redenen van de
betrokken partijen begin juli 2018 plaatsgevonden.
Vraag 4
Kunt u toelichten waarom het ruim twee maanden heeft geduurd voordat er een gesprek
kon plaatsvinden?
Antwoord 4
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Wat was de uitkomst van dit gesprek en eventuele andere gesprekken?
Antwoord 5
De uitkomst van het eerste gesprek was om na het zomerreces een bestuurlijk overleg
te houden. Dit overleg heeft medio september 2018 plaatsgevonden.
Er is gesproken over de gevolgen van het gedeeltelijke verbod op het gebruik van de
drie neonicotinoiden op korte en lange termijn. Het agrarische bedrijfsleven zou zich
beraden op de vraag of er een aanvraag voor een tijdelijke vrijstelling zou worden
ingediend voor alternatieven voor de drie neonicotinoïden of voor het gewasbeschermingsmiddel
Cruiser SB voor de teelt van suikerbieten. Hierbij is het bedrijfsleven gewezen op
het feit dat ik uw Kamer heb geïnformeerd over het feit dat een vrijstelling voor
middelen op basis van de drie neonicotinoiden niet in de lijn der verwachting zou
liggen (Kamerstuk 27 858, nr. 435).
Het agrarisch bedrijfsleven heeft vervolgens een aanvraag voor een tijdelijke vrijstelling
voor het middel Cruiser SB ingediend en niet voor een alternatief voor de drie neonicotinoiden.
Er is afgesproken om de aspecten die relevant zijn voor de lange termijn – denk aan
innovatie op het gebied van weerbare teeltsystemen, maatregelen, middelen – mee te
nemen in het traject van het opstellen van het uitvoeringsprogramma van de «Toekomstvisie
gewasbescherming 2030». Ik verwacht uw Kamer op korte termijn te kunnen informeren
over deze visie.
Vraag 6
Klopt het dat er een beperkt verzoek tot vrijstelling van het gebruik van thiamethoxam
is ingediend? Zo ja, wanneer heeft u dit verzoek ontvangen, wanneer is dit verzoek
uitgezet bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en wanneer is of wordt
dit verzoek uitgezet bij het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (CTGB)?
Antwoord 6
Er is op 9 oktober 2018 een verzoek tot tijdelijke vrijstelling van het middel Cruiser
SB, op basis van de werkzame stof thiamethoxam, ingediend. Dit verzoek is dezelfde
dag uitgezet bij de NVWA. Conform procedure is na de beoordeling door de NVWA het
voorstel op 7 december 2018 aan het Ctgb voorgelegd om de risico’s van het gebruik
te beoordelen.
Vraag 7
Bent u op de hoogte dat met het wegvallen van deze middelen een aanzienlijk zwaardere
milieubelasting waarschijnlijk is omdat minder effectieve middelen moeten worden ingezet
en dat de inzet van deze middelen ook veel nuttige insecten bestrijdt terwijl dit
bij het gebruik van neonicotinoïdencoating zeer beperkt is en daarmee minder schadelijk
is voor het milieu?
Antwoord 7
Ik heb eerder aan uw Kamer gemeld dat de alternatieve werkzame stoffen voor de drie
neonicotinoïden niet per sé een lager risicoprofiel hebben. De Europese Commissie
is hierop in het besluitvormingsproces gewezen door enkele lidstaten – waaronder Nederland
(Kamerstuk 27 858, nr. 396). De feitelijke milieubelasting is afhankelijk van de plaagdruk, de gekozen alternatieve
werkzame stoffen en de hoeveelheid en frequentie van het gebruik ervan.
Vraag 8
Wat vindt u van deze ontwikkeling en vindt u dit bij nader inzien een gewenste ontwikkeling
die voortkomt uit het verbod op het gebruik van de neonicotinoïden?
Antwoord 8
Verordening (EG) nr. 1107/2009 biedt niet de mogelijkheid om bij de beoordeling van
werkzame stoffen rekening te houden met mogelijke gewenste of ongewenste milieueffecten
van alternatieve werkzame stoffen. Centraal in dit proces staat de beoordeling «sec»
van werkzame stoffen op de risico’s voor mens, dier en milieu.
Ik vind het niet wenselijk als het wegvallen van de drie neonicotinoïden in buitenteelten
leidt tot een één-op-één vervanging met andere gewasbeschermingsmiddelen. Ik streef
naar het breder toepassen van geïntegreerde gewasbescherming en zet met het bedrijfsleven
in op het ontwikkelen en toepassen van niet-chemische maatregelen en het beschikbaar
krijgen van laag-risicomiddelen (Kamerstuk 27 858, nr. 417).
Vraag 9
Wat is de reden dat u niet openstaat voor een vrijstelling of derogatie (zoals bijvoorbeeld
in België en een aantal andere Europese landen is goedgekeurd) terwijl bekend is dat
er geen alternatief voorhanden is en daarmee de suikerbietenteelt en het milieu in
Nederland slechter af zijn?
Antwoord 9
Ik vind een tijdelijke vrijstelling niet in lijn met de Europese restricties op het
gebruik van de drie neonicotinoiden om de risico’s voor bijen te beperken. Daarnaast
is uit de beoordeling van het Ctgb en de NVWA gebleken dat een tijdelijke vrijstelling
binnen de Nederlandse landbouwpraktijk niet wenselijk is omdat de noodzakelijke risicomitigerende
maatregelen in de praktijk niet uitvoerbaar, controleerbaar of handhaafbaar zijn.
Vraag 10
Bent u ervan op de hoogte dat de NVWA concludeert dat een Vrijstelling conform art.
38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) van de inzet van Cruiser
SB in de teelt van suikerbieten voldoet aan de landbouwkundige criteria en dat daardoor
een kortstondig noodverband gerechtvaardigd is? Zo ja, bent u bereid om het CTGB te
verzoeken de vervolgprocedure zo kort mogelijk te laten duren zodat er uiterlijk 5 januari
2019 duidelijkheid is voor suikerbietentelers?
Antwoord 10
Ja. Het Ctgb heeft mij op 21 december 2018 geïnformeerd over de uitkomsten van de
risicobeoordeling.
Vraag 11
Realiseert u zich dat een besluit na 5 januari 2019 geen soelaas biedt omdat het dan
onmogelijk is om nog het bietenzaad op de juiste manier te behandelen en te zaaien
voor de teelt in 2019? Zo ja, wat gaat u doen om het verzoek voor vrijstelling voor
die datum te behandelen gezien de sector reeds tijdig aan de bel heeft getrokken?
Zo nee, wat is de reden om de Nederlandse suikersector op achterstand te zetten ten
opzichte van diverse andere landen in Europa?
Antwoord 11
De uiterlijke datum voor het behandelen van 5 januari van bietenzaad vormde geen onderdeel
van de aanvraag voor tijdelijke vrijstelling. De vrijstellingsaanvraag is binnen de
gestelde termijnen afgewikkeld.
Vraag 12
Wilt u deze vragen een voor een en voor 5 januari 2019 beantwoorden?
Antwoord 12
Ik heb uw Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd over mijn beslissing.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.