Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over veel lhbt-leerlingen die het volgens de Amerikaanse Columbia University nog altijd zwaar hebben op Nederlandse middelbare scholen
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Ministers van Onderwijs Cultuur en Wetenschap en voor Basisonderwijs, Voortgezet Onderwijs en Media over veel LHBT-leerlingen die het volgens de Amerikaanse Columbia University nog altijd zwaar hebben op Nederlandse middelbare scholen (ingezonden 14 december 2018).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
29 januari 2019) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1162.
Vraag 1
Hoe beoordeelt u bevindingen van het The 2018 Dutch National School Climate Survey
Report dat op middelbare scholen veel negatieve dingen over homo’s worden gezegd (70,9%),
zowel door leerlingen als docenten (79,9% resp. 46,4% van de leerlingen die negatieve
dingen hoorden), dat LHBT-scholieren daar veel last van hebben (57,6%), maar docenten
er volgens de leerlingen die het meemaken zelden adequaat tegen optreden (15,8%)?1
Antwoord 1
Het is confronterend om te lezen dat veel lhbt-leerlingen het zwaar hebben op Nederlandse
middelbare scholen. Eén van de redenen dat lhbt-leerlingen zich onveilig voelen, is
dat er veel negatieve opmerkingen over hen worden gemaakt. Deze opmerkingen worden
grotendeels door leerlingen gemaakt. Daarom is het goed om te zien dat een groeiend
aantal leerlingen zich inzet voor een veiliger schoolklimaat, bijvoorbeeld door deel
te nemen aan Gender and Sexuality Alliances(GSA’s).2 Ik heb de GSA’s vanaf het begin ondersteund en zal dat ook de komende jaren doen.
Daarnaast komt uit het rapport naar voren dat een aanzienlijk deel van de negatieve
opmerkingen over lhbt-leerlingen door leerkrachten wordt gemaakt en daar maak ik me
zorgen over. Scholen horen ervoor te zorgen dat er een veilig schoolklimaat is. Daarom
zou ik schoolleiders op willen roepen om samen met docenten om tafel te gaan om hierover
te spreken.
Vraag 3
Klopt het beeld dat het véél beter gaat op scholen met ondersteunende docenten, een
Gay-Straight-Alliance (GSA) en goede aandacht voor LHBT-acceptatie in de les?
Antwoord 3
Uit het onderzoek blijkt inderdaad dat het hebben van Gender and Sexuality Alliances (voorheen: Gay Straight Alliances) een positief effect heeft op het schoolklimaat. Zo geven lhbt-leerlingen met een
GSA op school vaker aan dat ze zich thuis voelen op school (69,9% tegenover 47,9%),
dat andere leerlingen hen meer accepteren (60,1% tegenover 41,7%) en ze minder vaak
spijbelden met als reden dat ze zich onveilig voelden (16,3% tegenover 26,4%). Mede
daarom zie ik het als een positieve ontwikkeling dat ongeveer 80% van de vo-scholen
en steeds meer mbo-scholen een GSA hebben.
Om het belang van GSA’s te onderstrepen blijf ik, zoals gezegd, de GSA’s de komende
jaren financieel ondersteunen. Dit als onderdeel van het partnerschap dat ik heb gesloten
met het COC, Transgender Netwerk Nederland en de Nederlandse organisatie voor intersekse.
Onderwijs in het algemeen en de GSA’s in het bijzonder, zijn daarin een prioriteit.
De GSA’s zijn ook opgenomen in de interventiedatabank van het Nederlands Jeugdinstituut
en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu als «goed onderbouwd». De komende
twee jaar zal het effectiviteitstraject verder worden vervolgd om te komen tot het
hoogste niveau: «bewezen effectief».
Vraag 2
Hoe verklaart u dat volgens vier op de vijf leerlingen (78,3%) op school geen (positieve)
aandacht voor LHBT’s is in de les, er volgens de meeste leerlingen (55%) op hun school
geen antipestbeleid bestaat en er bijna nooit binnen dat pestbeleid aandacht wordt
besteed aan LHBT’s (9,4%), terwijl zowel antipestbeleid, als aandacht voor LHBT-acceptatie
in de les op Nederlandse scholen verplicht zijn?
Vraag 4
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat alle scholen in hun lessen voortaan wel positieve
aandacht besteden aan LHBTI’s, om het onderwerp verplicht te stellen op alle docentenacademies
en om te zorgen voor aandacht voor LHBT’s in antipestprogramma’s, zoals de LHBTI-belangenorganisatie
COC u vraagt?3
Vraag 5
Welke conclusies verbindt u verder aan dit rapport?
Antwoord 2, 4 en 5
Uit het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs «Omgaan met seksualiteit en seksuele diversiteit, een beschrijving van het onderwijsaanbod
op scholen uit 2016 blijkt dat ongeveer 85% van de scholen aandacht besteedt aan het kerndoelonderdeel
seksuele diversiteit. Daarnaast voldoet 95% in ieder geval aan een van de onderdelen:
seksuele vorming, seksuele weerbaarheid en seksuele diversiteit.
Bovenstaande neemt niet weg dat uit het onderzoek van Colombia University blijkt dat
veel leerlingen niet alleen willen dat er aandacht wordt besteed aan seksuele en gender
diversiteit. Deze leerlingen geven aan dat een positieve representatie van lhbti-personen
en lhbti-geschiedenis erg belangrijk is. Leren over lhbti-historische evenementen
en positieve rolmodellen draagt eraan bij dat lhbti-leerlingen meer participeren binnen
de schoolgemeenschap. Dit gaat verder dan de kerndoelen die er nu zijn en kan inderdaad
waardevol zijn. Er zijn overigens al goede initiatieven op dit punt. Zo zal de Leescoalitie
samen met COC Nederland de website «Lees met andermans ogen» lanceren. Op die website
komen (in eerste instantie) vijftig voor leerlingen geschikte lhbti-boeken voor de
literatuurlijst. Dit kan lhbti-leerlingen veel (h)erkenning bieden en niet-lhbti leerlingen
en docenten helpen zich te verplaatsen in de ander.
Daarnaast zou er een verbeterslag gemaakt kunnen worden in de manier waarop scholen
aandacht besteden aan acceptatie van seksuele en genderdiversiteit. Dat is soms te
veel incidentgestuurd en te weinig verankerd in de visie en het sociale veiligheidsbeleid
van de school (inspectieonderzoek, juni 2016). Schoolleiders spelen een cruciale rol
in het HRM-beleid en in het bij- en nascholen van hun personeel. Dit voorjaar leveren
de ontwikkelteams van curriculum.nu de bouwstenen voor de curriculumherziening, inclusief
een aanscherping van de kerndoelonderdelen seksualiteit en seksuele diversiteit. De
verwachting is dat dit voorstel bouwstenen zal opleveren voor de aanscherping van
de kerndoelen die het voor scholen duidelijker maakt wat van hen verwacht wordt.
Scholen zijn verplicht een sociaal veiligheidsbeleid op te stellen en een anti-pestcoördinator
aan te stellen waar leerlingen, ouders en leraren terecht kunnen.
Ook moeten scholen monitoren hoe het gaat met het welbevinden en de sociale veiligheid
van leerlingen. Scholen moeten jaarlijks de meest actuele gegevens ter beschikking
stellen aan de inspectie. Het sociaal veiligheidsbeleid is gericht op alle leerlingen.
Anti-pestmaatregelen moeten dus ook het pesten van lhbti-leerlingen tegengaan.
Op het terrein van de lerarenopleidingen is al het nodige gebeurd: de kennisbases
voor de pabo’s en tweedegraadslerarenopleidingen zijn aangepast en met ingang van
dit collegejaar in werking getreden. Aandacht voor seksuele en genderdiversiteit is
nu goed verankerd. Als vervolg hierop zal Stichting School en Veiligheid volgend jaar
een handreiking «pedagogische vakmanschap seksuele integriteit» ontwikkelen, bestemd
voor leraren en lerarenopleidingen. Voor het hoger- en wetenschappelijk onderwijs
gelden geen eisen vergelijkbaar met de kerndoelen in het funderend onderwijs of de
kwalificatiedossiers in het mbo. Bij de universitaire lerarenopleidingen is in algemene
zin overigens wel veel aandacht voor sociale veiligheid. De VU organiseert bijvoorbeeld
twee keer per jaar een diversiteitsmiddag, waarin ook aandacht is voor seksuele diversiteit.
Ik blijf graag in gesprek met eerstegraadslerarenopleidingen en universitaire lerarenopleidingen
om de urgentie van dit onderwerp op de agenda te houden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.