Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Voordewind, Van Toorenburg, Groothuizen en Van Ojik over het rapport ‘Extra beschermd of extra beschadigd?’
Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie), Van Toorenburg (CDA), Groothuizen (D66) en Van Ojik (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het rapport «Extra beschermd of extra beschadigd?» (ingezonden 21 december 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 16 januari
2019).
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het rapport «Extra beschermd of extra beschadigd?» uitgebracht
door Defence for Children en de Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Wat is uw reactie op de conclusie van het rapport dat het Internationaal Verdrag inzake
de Rechten van het Kind en het Verdrag voor personen met een handicap niet worden
nageleefd binnen de verblijfsrechtelijke procedure van kinderen met een handicap en
bij de opvang van deze kinderen in asielzoekerscentra? Wat kunt u doen om de naleving
verder te verbeteren?
Antwoord 2
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 9 mei 20182 zet het COA zich iedere dag in om iedere bewoner zo goed en zo veilig mogelijk op
te vangen. Hierbij wordt waar mogelijk rekening gehouden met de specifieke situatie
en woonwensen van bewoners.
Het verblijf in een asielzoekerscentrum en/of in een gezinslocatie is echter tijdelijk
van aard. Nadat iemand een asielverzoek heeft ingediend, wordt erop ingezet om dit
asielverzoek zo snel mogelijk op een zorgvuldige manier af te handelen. Hierdoor krijgen
asielzoekers snel duidelijkheid over hun situatie en kan gestart worden met het vervolgtraject.
Bij vergunningverlening gaat het om huisvesting in de gemeenten. Bij een afwijzing
staat terugkeer naar het land van herkomst centraal. Voorafgaand aan hun terugkeer
kunnen gezinnen onderdak krijgen in een gezinslocatie. Deze locaties zijn bestemd
voor gezinnen die geen rechtmatig verblijf (meer) hebben en dus ook geen recht meer
op opvang. Zowel AZC’s als gezinslocaties zijn dus niet bedoeld voor permanente huisvesting
en derhalve ook niet als zodanig opgezet. Dit kan in bepaalde situaties specifieke
uitdagingen met zich meebrengen. COA zoekt in deze gevallen binnen de mogelijkheden
naar geschikte oplossingen, ook waar het gaat om personen met handicap of die met
een ernstige ziekte kampen. Als het kind thuis bij de ouders verblijft, kan het COA
zorgen voor aanpassingen van de huisvesting, bijvoorbeeld door het gezin op te vangen
in een zogenoemde minder-validen kamer. Daarnaast kunnen op de COA locatie ook aanpassingen
worden gedaan zoals de plaatsing van een speciaal bed, rolstoel of een tillift die
ervoor zorgen dat het thuisblijven vergemakkelijkt wordt. Thuiszorg kan worden ingezet
voor verpleging van het kind op de COA locatie en ter ondersteuning van de ouders
kan maatschappelijk werk worden ingeschakeld. Daarnaast zal er extra aandacht zijn
van de COA medewerkers voor de ouders, op locatie en zal er extra aandacht zijn voor
het kind door de zorgverleners (GZA, GGD/GHOR) op de COA locatie.
Vraag 3
Hoe verklaart u het verschil in beoordeling tussen het Bureau Medische Advisering
van de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de behandelaars van de kinderen waar
het in het rapport om gaat? Waar moet de beoordeling van de medische situatie van
zieke of gehandicapte kinderen volgens u aan voldoen?
Vraag 4
Klopt het dat kinderen in kwetsbare medische situaties meestal geen vergunning op
medische gronden krijgen, maar eerder op grond van de discretionaire bevoegdheid?
Waarom is dat? Kunt u omschrijven in welke situaties wel vergunningen op medische
gronden zijn verleend?
Antwoord 3 en 4
De rollen van de behandelend arts en die van het Bureau Medische Advisering (BMA)
zijn verschillend. Het is aan de behandelend arts om de medische aandoening vast te
stellen en een diagnose te stellen op grond waarvan een behandeling wordt bepaald.
Indien er een aanvraag wordt ingediend voor verblijf medische gronden of als wordt
verzocht om toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet (Vw) dan dient de vreemdeling
een medisch dossier aan te leveren. Op basis van de informatie in dit dossier beoordeelt
het BMA of het eventuele uitblijven van medische zorg leidt tot een medische noodsituatie
op korte termijn, dat wil zeggen binnen drie maanden. Is dat het geval dan onderzoekt
het BMA of in het land van herkomst behandeling aanwezig is voor de medische klachten.
Mede op grond van het oordeel van het BMA bepaalt de Immigratie- en Naturalisatiedienst
of een vergunning wordt afgegeven op medische gronden of dat uitstel van vertrek wordt
verleend op basis van artikel 64 Vw.
Een vreemdeling kan in aanmerking komen voor een vergunning op medische gronden als
hij of zij voldoet aan de daarvoor gestelde criteria. Als na een zorgvuldige procedure
blijkt dat betrokken vreemdeling niet aan de voorwaarden voldoet zal de aanvraag worden
afgewezen. Het kan in bepaalde gevallen voorkomen dat het geheel van individuele omstandigheden
ertoe leidt dat er sprake is van een dusdanig schrijnende situatie dat ik overga tot
het verlenen van een vergunning op grond van mijn discretionaire bevoegdheid. Dit
zijn van elkaar losstaande beoordelingsprocessen.
Vraag 5
Hoe komt het dat onderzochte gezinnen geen gebruik hebben kunnen maken van de opvangmogelijkheden
buiten een asielzoekerscentrum? In welke gevallen worden die mogelijkheden geboden?
In hoeveel gevallen is daar nu sprake van?
Antwoord 5
Los van het feit dat ik niet op individuele zaken inga wordt in het rapport niet specifiek
aangegeven welke gezinnen zijn onderzocht. Ik kan uw vraag vanuit dat oogpunt dus
niet beantwoorden.
Voor kinderen die gehandicapt of ernstig ziek zijn geldt dat zij dezelfde medische
zorg krijgen die beschikbaar is voor Nederlandse kinderen. Het gaat dan altijd om
maatwerk waarbij wordt gekeken wat in de specifieke situatie de beste zorg is. Het
COA speelt daarbij een rol waar het gaat om de begeleiding van de ouders en de huisvesting.
De behandelend arts bepaalt welke medische zorg het kind nodig heeft. Het komt voor
dat een ernstig ziek kind bij de ouders verblijft, maar het kan ook noodzakelijk zijn
dat een ziek kind wordt opgenomen in een ziekenhuis of een gespecialiseerde instelling.
Als het kind vanwege de ziekte niet thuis verblijft, maar in een ziekenhuis of een
gespecialiseerde instelling zoals een medisch kinderdagverblijf, kan het COA onderzoeken
of er een mogelijkheid voor de ouders is om op een COA locatie dicht bij de zorginstelling
te verblijven. Bij verblijf in een ziekenhuis kunnen de ouders in een Ronald McDonald
Huis verblijven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.