Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hul en Gijs van Dijk over onderzoek van Sociaal Werk Nederland waaruit blijkt dat meer ouders peuters thuishouden
Vragen van de leden Van den Hul en Gijs vanDijk (beiden PvdA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over onderzoek van Sociaal Werk Nederland waaruit blijkt dat meer ouders peuters thuishouden (ingezonden 7 december 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede namens
de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (ontvangen 13 december 2018).
Vraag 1
Wat klopt er van het bericht dat meer ouders peuters thuishouden onder invloed van
de administratieve rompslomp die de aanvraag bij de Belastingdienst van toeslagen
voor peuteropvang met zich meebrengt?1
Antwoord 1
In 2017 en 2018 zijn de effecten van de harmonisatie onderzocht, en uit dit onderzoek
blijkt dat er geen trend is van ouders die niet meer voor de peuteropvang kiezen door
de harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang.2 Ook blijkt uit het onderzoek dat een goede begeleiding van ouders belangrijk is.
In veel gemeenten gebeurt dit ook. Bij de Belastingdienst zijn in het kader van de
harmonisatie geen signalen binnengekomen dat ouders problemen hadden met het aanvragen
van kinderopvangtoeslag. Wel vind ik het belangrijk om dit goed in de gaten te blijven
houden, ook omdat er recent een aantal signalen is binnengekomen, zoals het onderzoek
van Sociaal Werk Nederland. Daarom zal ik begin 2019 opnieuw onderzoeken wat de effecten
van de harmonisatie zijn.
Volgens het SCP onderzoek van 2018 Kijk op de Kinderopvang geeft desgevraagd circa 75% van de ouders die gebruik maken van kinderopvang aan
het aanvragen van kinderopvangtoeslag niet ingewikkeld te vinden3. Dat is mooi, maar ik zou dat cijfer graag verder omhoog brengen. Samen met de Belastingdienst
werk ik daarom aan een verbetertraject kinderopvangtoeslag, waarin onder meer wordt
ingezet op het verder verbeteren van de digitale dienstverlening met als doel ouders
beter te ondersteunen bij het aanvragen van de kinderopvangtoeslag en het doorgeven
van wijzigingen. Over de inhoud van deze voorstellen is uw Kamer deze week door mij,
mede namens de Staatssecretaris van Financiën, geïnformeerd4. Daarnaast ga ik onderzoek uitvoeren met als doel meer inzicht te krijgen hoe ouders
informatie over kinderopvang vergaren, welke informatiebehoefte ouders hebben en op
welke manier de overheid ouders hierin kan ondersteunen.
Vraag 2
Wat betekent dit voor de ontwikkeling van taalachterstanden bij de betrokken kinderen?
Antwoord 2
Vooral voor kinderen met een risico op een onderwijsachterstand is een voorschools
aanbod zeer belangrijk voor de taalontwikkeling. Het is daarom belangrijk dat alle
peuters met een risico op een onderwijsachterstand voorschoolse educatie ontvangen.
Op dit moment lijkt er geen sprake te zijn van een landelijke trend van een daling
in het bereik van deze doelgroeppeuters. In het voorjaar van 2019 doe ik onderzoek
naar de gevolgen van de harmonisatie. In dit onderzoek wordt ook specifiek gekeken
naar het bereik onder doelgroeppeuters.
Vraag 3
Bent u bereid om in lijn met de in het bericht genoemde voorbeelden gemeenten te stimuleren
om peuterspeelzalen de ruimte te bieden om meer in te zetten op huisbezoeken en toeslagcoaches?
Antwoord 3
Elk jaar vragen vele duizenden ouders kinderopvangtoeslag aan. De Belastingdienst
probeert dat zo makkelijk mogelijk te maken voor mensen. Vanuit de Belastingdienst
is er een (nagenoeg) landelijk dekkend netwerk van toeslagservicepunten en ouders
kunnen bij vragen altijd contact opnemen met de Belastingtelefoon. Daarnaast wordt
er in het eerdergenoemde verbetertraject door SZW en de Belastingdienst ingezet op
onder meer het verbeteren van de digitale dienstverlening.
Uit onderzoek naar de harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang blijkt
ook dat een goede begeleiding van ouders belangrijk is. Als gemeenten en kinderdagverblijven
dit kunnen bereiken met bijvoorbeeld huisbezoeken of toeslagcoaches, dan vind ik dat
positief. Gemeenten en kinderdagverblijven zijn vrij om dit zelf in te richten, afhankelijk
van de situatie in de gemeente, het beleid in de gemeente (bijvoorbeeld ten aanzien
van voorschoolse educatie) en de behoefte van ouders. In het ondersteuningstraject van Sociaal Werk Nederland ten behoeve van de harmonisatie is ook ruimte
geweest voor het delen van goede voorbeelden. Zo is er een ambassadeursnetwerk bestaande
uit ervaren ondernemers die de harmonisatie in hun organisaties al doorgevoerd hebben.
Zij zijn door SWN onder andere ingezet op bijeenkomsten en werksessies.
Vraag 4
Zou gratis peuteropvang een efficiëntere oplossing kunnen bieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het kabinet wil stimuleren dat ouders met jonge kinderen (kunnen) werken, dat kinderen
met een taalachterstand extra aandacht krijgen en dat er een aanbod is voor peuters
van ouders die niet werken. Het kabinet kiest voor een gerichte inzet van middelen,
zodat er specifiek geïnvesteerd kan worden in het verhogen van de arbeidsparticipatie
én onderwijsachterstanden zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden. Ik hecht eraan
om de middelen voor deze specifieke doelstellingen in te zetten. Kinderopvang is niet
gratis. Ik vind het daarom redelijk om ook van ouders een bijdrage te verwachten voor
de kosten van kinderopvang.
Omdat de kinderopvangtoeslag inkomensafhankelijk is, betalen ouders met een laag inkomen
relatief weinig aan kinderopvang. De laagste inkomens krijgen volgend jaar 96% van
de maximum uurprijs vergoed en betalen dus 4% eigen bijdrage. Ook voor de harmonisatie
vroegen de meeste gemeenten ouders om een bijdrage voor peuterspeelzalen5. Overigens kunnen gemeenten met de middelen die zij ontvangen in de specifieke uitkering
gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid voorschoolse educatie voor de kinderen in
de doelgroep ook gratis of met een (geringe) eigen bijdrage aanbieden (dus buiten
de kinderopvangtoeslag om).
Vraag 5
Kunt u toelichten wanneer de Kamer wordt geïnformeerd over uw toezegging (1 november
2018) om met een preciezere kosteninschatting te komen van wat een gratis zestienurig
voorschoolaanbod per week voor alle kinderen vanaf 2,5 jaar kost?
Antwoord 5
Het is lastig om een goede schatting te maken van de kosten voor een gratis voorschool
voor kinderen van 2,5–4 van 16 uur omdat dit sterk afhankelijk is van de vormgeving.
Bepalend zijn bijvoorbeeld de financieringswijze, de hoogte van de uurprijs en het
aantal weken dat kinderen naar de voorschool gaan. De kosten zijn daarnaast ook afhankelijk
van de gedragseffecten. Als de voorschool gratis is, dan gaan kinderen mogelijk vaker
dan voorheen naar de voorschool.
Omdat de kosten sterk afhankelijk zijn van de vormgeving is een inschatting niet makkelijk
te maken. Tijdens de begrotingsbehandeling van OCW heeft Minister Slob een eerste
schatting gegeven van de kosten een gratis aanbod van 16 uur per week voor alle peuters
op kwaliteitsniveau voorschoolse educatie van 2,5 tot 4 jaar voor 40 weken per jaar
(gekoppeld aan de school). Een grove indicatie is dat dit circa 850 miljoen euro extra
zou kosten.
Het kabinet heeft gekozen om gericht te investeren in peuters met een risico op een
onderwijsachterstand. Uit internationaal onderzoek blijkt dat deze peuters het meest
profiteren van voorschoolse educatie. In zijn brief van 29 november 2018 aan uw Kamer
heeft Minister Slob aangegeven hoe de extra investeringen in de voorschoolse educatie
gevolgd zullen worden. Uw Kamer wordt in 2019 over de eerste resultaten geïnformeerd,
daarin zal ook nader ingegaan worden op de toezegging gedaan aan het lid van de Hul.
Vraag 6
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg Kinderopvang van 13 december 2018
te beantwoorden?
Antwoord 6
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.