Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Gent en Yesilgöz-Zegerius over het inschrijven bij de gemeente Amsterdam
Vragen van de leden Van Gent en Yeşilgöz-Zegerius (beiden VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het inschrijven bij de gemeente Amsterdam (ingezonden 22 oktober 2018).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 13 december 2018). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 683.
Vraag 1
Kent u de casus1 van de heer Cooremans en de problemen waar hij tegen aanloopt om zijn zoon in te
schrijven bij de gemeente Amsterdam?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Wat vindt u ervan dat kinderen die via een buitenlands legitiem en gereguleerd proces
zijn geboren en geadopteerd niet ingeschreven kunnen worden in Nederland?
Vereist het Nederlandse recht dat de moeder op de geboorteakte staat, ook bij kinderen
met twee vaders?
Is het waar dat de openbare orde zich verzet tegen het ontbreken van de moeder op
de geboorteakte?
Antwoord 2, 3 en 4
Bij de vraag of een kind met een buitenlandse geboorteakte in de Nederlandse registers
kan worden ingeschreven, is eerst van belang of de buitenlandse geboorteakte ook in
Nederland wordt erkend. Die erkenning wordt geweigerd als er geen behoorlijk onderzoek
of behoorlijke rechtspleging aan vooraf is gegaan of als de erkenning van de rechtshandeling
onverenigbaar is met de openbare orde (artikel 10:101 juncto 10:100 BW).
De ambtenaar toetst bij verzoeken tot inschrijving van buitenlandse akten of de Nederlandse
openbare orde – bijvoorbeeld een onduidelijke afstammingsrelatie – zich al dan niet
tegen inschrijving verzet. Als de fundamentele waarden van de Nederlandse rechtsorde
zich daartegen verzetten, moet hij de inschrijving weigeren (artikelen 2.10 Wet basisregistratie
personen jo. 10:101 jo. 10:100 BW). Tegen dit besluit kan een belanghebbende bezwaar
indienen en daarna eventueel in beroep bij de bestuursrechter.
Artikel 1:22 lid 1 BW bepaalt uitdrukkelijk dat de geboorteakte de afstammingsrelatie
tussen kind en moeder bewijst. Uitgangspunt is dat de vrouw die het kind baart de
juridische moeder van het kind is (artikel 1:198 lid 1 BW).
Uit de Nederlandse rechtspraak2 volgt dat dit uitgangspunt als een fundamentele regel van familierecht wordt beschouwd.
In samenhang met artikel 7 en 8 van het Verdrag inzake de rechten van het kind wordt
dit een beginsel van openbare orde geacht. Een kind moet, indien mogelijk, aan de
hand van de geboorteakte in staat worden gesteld zijn afstamming van moederszijde
te kennen. Achterliggende gedachte hierbij is het belang van het kind om zijn of haar
ontstaansgeschiedenis te kunnen achterhalen.
Nederland heeft geen specifieke wettelijke regeling voor draagmoederschap. Indien
een in het buitenland opgemaakte geboorteakte niet voor erkenning in Nederland in
aanmerking komt, kan in Nederland een geboorteakte worden opgemaakt. De gegevens die
op de akte moeten worden vermeld, worden vastgesteld door de rechter (artikel 1:25c
BW). Nadat de geboortemoeder op de akte is vermeld en eventueel een tweede juridische
ouder, kunnen vervolgens, afhankelijk van welke procedure nodig is, de (wens)ouder(s)
met behulp van latere vermeldingen van erkenning, gerechtelijke vaststelling ouderschap
of adoptie op de geboorteakte worden vermeld. De ontstaansgeschiedenis blijkt dan
uit de geboorteakte.
Vraag 5
In hoeverre verschillen de Nederlandse wetten en regels omtrent kinderen van stellen
met hetzelfde geslacht van de wetten en regels in andere landen waar stellen met hetzelfde
geslacht een kind mogen krijgen/adopteren, zoals Israël? Hoeveel gezinnen worden hierdoor
geraakt?
Antwoord 5
De regels voor gezinsvorming verschillen aanzienlijk per land. Een algemeen overzicht
van deze regels en de verschillen is daarom niet te geven. Wel bestaat er een databank3 met onder andere juridische informatie over het ontstaan van ouderschap voor paren
van hetzelfde geslacht en paren van verschillend geslacht in 22 landen binnen Europa.
Er zijn geen aantallen bekend van soortgelijke situaties als de vertrouwelijk toegestuurde
casus.
Vraag 6
Is deze problematiek meegenomen in het onderzoek van de Staatscommissie herijking
ouderschap?
Antwoord 6
De Staatscommissie Herijking ouderschap heeft in haar rapport een hoofdstuk gewijd
aan welke regels van internationaal privaatrecht van toepassing zijn op ouderschap
dat in het buitenland is ontstaan. Er wordt ingegaan op ouderschap, gezag en draagmoederschap
in internationaal privaatrechtelijk perspectief. Daarnaast doet de Staatscommissie
een aanbeveling ten aanzien van internationaal draagmoederschap. Zij beveelt aan om
internationaal draagmoederschap dat tot stand is gekomen na onder andere een rechterlijke
toets in aanmerking te laten komen voor erkenning in Nederland. In de wet moet dan
duidelijk worden vastgelegd onder welke voorwaarden de erkenning van het in het buitenland
ontstane juridische ouderschap na draagmoederschap in Nederland mogelijk is. De verwachting
is dat de kabinetsreactie op de adviezen van de Staatscommissie Herijking in het voorjaar
aan Uw Kamer wordt gezonden.
Vraag 7 en 8
Bent u voornemens de problemen omtrent de inschrijving van kinderen die via buitenlands
familierecht erkend zijn aan te pakken? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiertoe?
Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze problematiek mee te nemen bij het nader onderzoek naar een verdere
herijking van het familierecht?
Antwoord 7 en 8
De Staatscommissie Herijking ouderschap heeft aanbevelingen gedaan voor wijziging
van de bestaande regelingen over het ontstaan van juridisch ouderschap en de invoering
van een wettelijke regeling voor onder meer draagmoederschap. De voorstellen van de
Staatscommissie betreffen zowel een binnenlandse regeling voor draagmoederschap als
de erkenning van ouderschap na draagmoederschap uit het buitenland waar het hier om
gaat. Zoals in het regeerakkoord opgenomen, worden op dit moment de onderzoeken uitgevoerd
die voortvloeien uit het rapport van de Staatscommissie. De verwachting is dat de
onderzoeken begin 2019 gereed zijn. Daarna worden de resultaten van de onderzoeken
met een kabinetsreactie aan Uw Kamer gezonden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.