Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ploumen over de resultaten van prijsonderhandelingen met farmaceuten
Vragen van het lid Ploumen (PvdA) aan de Minister voor Medische Zorg over de resultaten van prijsonderhandelingen met farmaceuten (ingezonden 11 oktober 2018 ).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 12 december 2018). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 503.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Een startprijs voor nieuwe medicijnen kan de prijs
drukken?»1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u nader specificeren waarop u baseert dat u door onderhandelingen dit jaar 130
miljoen euro minder heeft uitgegeven aan medicijnprijzen? Minder dan wat?
Antwoord 2
De uitgavenverlaging zoals vermeld in de Kamerbrief [1] is gebaseerd op het verschil
tussen de uitonderhandelde prijs en de prijs die een leverancier zelf vraagt wanneer
zij een aanvraag doet voor opname in het basispakket. Dit gebeurt in twee stappen:
• Om de uitgavenverlaging inzichtelijk te maken ga ik in de berekening uit van de gevraagde
prijs van de leverancier die volgt uit het advies van het Zorginstituut Nederland
(«Zorginstituut»), dat mij aan de hand van de pakketcriteria adviseert over opname
in het basispakket. Op basis van deze prijs bereken ik hoeveel we aan een geneesmiddel
hadden uitgegeven als de aangevraagde prijzen van de leveranciers waren gehonoreerd.
Hiervoor gebruik ik de daadwerkelijke declaraties die door zorgaanbieders bij zorgverzekeraars
worden ingediend en rechtmatig zijn bevonden.
• Vervolgens kijk ik naar de uitonderhandelde prijs («uitgaven met arrangement» in tabel
1 van de Kamerbrief [1]) om te berekenen wat de daadwerkelijke uitgaven zijn. Deze
daadwerkelijke uitgaven zet ik af tegen de (fictieve) uitgaven op basis van de oorspronkelijk
aangevraagde prijs van de leverancier. Het totale verschil hiertussen is in 2017 circa
130 miljoen euro. De uitgaven aan de geneesmiddelen waarvoor een financieel arrangement
is afgesloten vallen in 2017 dus 130 miljoen euro lager uit dan wanneer de door leveranciers
ingediende prijzen van toepassing zouden zijn.
Vraag 3, 4, 8
Waarop baseert u de overtuiging dat uw onderhandelaars het maximaal haalbare resultaat
hebben behaald en dat er na de onderhandelingen sprake is van een eerlijke prijs die
in verhouding staat tot de ontwikkelkosten en waarbij geen sprake is van excessieve
winst voor de farmaceutische fabrikant?
Is het waar dat nooit met zekerheid te zeggen is hoe hoog de exacte winst van het
onderhandelingsresultaat is, omdat farmaceuten niet transparant zijn over de kosten
waarop hun prijzen voor geneesmiddelen zijn gebaseerd? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening van de secretaris van de Wetenschappelijke Raad van het Zorginstituut
Nederland dat de vraagprijs niet het startpunt van onderhandelingen moet zijn, maar
we het moeten omdraaien? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3, 4, 8
Met de prijsonderhandelingen beoog ik belangrijke maar dure geneesmiddelen toegankelijk
te maken voor patiënten. Dat doe ik door de financiële risico’s die met opname van
een middel in het basispakket gepaard gaan af te dekken. Die risico’s betreffen zowel
het hoge macrokostenbeslag van het geneesmiddel op de zorgkosten, als de hoge kosten
per behandeling en hoe die zich verhouden tot het effect van de behandeling. Bij de
prijsonderhandelingen streef ik een prijsniveau na waarbij het (beperkte) zorgbudget
zo effectief mogelijk wordt besteed en de zorg betaalbaar blijft. Ik streef echter
ook een prijs na die in redelijke verhouding staat tot de investerings-, ontwikkelings-
en productiekosten van het geneesmiddel. Ik wil waardevolle innovatie belonen, en
daarmee stimuleren, maar niet tegen elke prijs.
Voorafgaand aan elke onderhandeling ontvang ik een advies van het Zorginstituut op
basis van de vier pakketcriteria, te weten: effectiviteit, kosteneffectiviteit, noodzakelijkheid
en uitvoerbaarheid. Bij de kosteneffectiviteit gaat het om de balans tussen alle kosten
en opbrengsten van het middel, afgezet tegen de effecten op de gezondheid van patiënten.
Daarnaast brengt het Zorginstituut ook de impact van middel op het zorgbudget in kaart.
Dit hoort bij het criterium uitvoerbaarheid.
Voorafgaand aan de onderhandelingen bepaal ik mijn onderhandelinzet ten aanzien van
de gewenste prijs- en uitgavenniveaus. De mening dat de vraagprijs van de leverancier
niet het startpunt van de onderhandelingen moet zijn, deel ik. Daarom is niet die
vraagprijs, maar het advies van het Zorginstituut over de kosteneffectiviteit en de
macro uitgaven leidend voor de onderhandeling.
Met het advies van het Zorginstituut streef ik naar een kosteneffectieve prijs.
Echter, een kosteneffectieve prijs staat m.i. niet bij voorbaat gelijk aan een redelijke
en aanvaardbare prijs. Dat kan twee kanten op werken. Indien ook bij een kosteneffectief
prijsniveau er (vanwege een hoog volume) nog steeds sprake is van een buitengewoon
hoge omzet voor de fabrikant dan is er m.i. niet sprake van een aanvaardbare prijs.
Omgekeerd kan een niet-kosteneffectieve prijs vanuit bedrijfseconomisch perspectief
legitiem ogen als door een laag behandelvolume de totale omzet voor het bedrijf laag
uitvalt, hetgeen vaak bij weesgeneesmiddelen het geval is.
Ik weeg dus ook het bedrijfseconomisch perspectief van de leverancier mee gelet op
de te verwachten omzet in Nederland en wereldwijd. Daarbij geldt in algemene zin dus
dat bij een hoge omzet voor een specifiek middel de prijs gedrukt moet worden. Hier
dienen fabrikanten zich in hun eigen belang transparant op te stellen. Als ik een
bedrijf een voorstel doe dat uitzicht biedt op een omzet van enkele tientallen miljoenen
per jaar, dan is het wat mij betreft aan dat bedrijf om te motiveren waarom het nog
meer moet zijn (in lijn met het idee van de secretaris van de Wetenschappelijke Adviesraad
(WAR)). Ik vraag dus altijd expliciet naar een onderbouwing van de prijs. Leveranciers
zijn tot dusver echter nog niet of nauwelijks bereid gebleken om dit inzicht te verschaffen.
Ik kan dus enkel zeggen dat de uitonderhandelde prijs redelijk en aanvaardbaar is
ten opzichte van de lijstprijs. Ik kan níet met zekerheid zeggen hoe de uitonderhandelde
prijs zich verhoudt tot de kosten waarop een leverancier de prijs van een middel baseert.
Vraag 5
Bent u bereid een concrete onderbouwing te leveren op welke geneesmiddelen welk bedrag
is bespaard door onderhandelingen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zoals ik ook in de beantwoording van Kamervragen (Kamerstukken, Tweede Kamer, vergaderjaar
2017–2018, Aanhangsel, nr. 476) over het geneesmiddel Orkambi heb aangegeven, kan
ik deze informatie vanwege de gemaakte afspraken over vertrouwelijkheid niet met u
delen. Zoals u weet stellen leveranciers vertrouwelijkheid als voorwaarde om dergelijke
financiële afspraken te maken. Indien ik die voorwaarde over vertrouwelijkheid niet
zou honoreren zou dat kunnen leiden tot twee situaties: de hoofdprijs betalen voor
het geneesmiddel of het geneesmiddel niet opnemen in het pakket. Voor mij weegt het
belang van betaalbare toegang voor patiënten, waarbij ik een vertrouwelijke prijs
betaal die er voor zorgt dat patiënten nu en in de toekomst kunnen worden behandeld
met nieuwe, innovatieve geneesmiddelen, in dit geval zwaarder dan transparantie over
de uiteindelijke prijs. Wel informeer ik u jaarlijks over het totale bedrag dat met
de onderhandelingen is bespaard.
Vraag 6
Welke concrete maatregelen stelt u voor om meer transparantie van farmaceuten over
geneesmiddelenprijzen af te dwingen? Welke mogelijkheden heeft u daartoe?
Antwoord 6
Transparantie over de wijze waarop geneesmiddelprijzen tot stand komen blijft een
even belangrijke als lastige kwestie. Ik vind deze transparantie heel belangrijk en
vind dat de farmaceutische bedrijven ook aan zet zijn om hierin stappen te maken en
hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op dit vlak te nemen. Daarom ben ik met
deze partijen in gesprek, zoals met de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG)
waarmee ik tot een memorandum of understanding probeer te komen. Ik dring er bij hen
op aan om te laten zien waarom een bepaalde prijs voor een medicijn nodig is om de
investeringen terug te verdienen. Ik zal zowel in nationale als internationale gremia
de industrie blijven aanspreken op het punt van transparantie en de bedrijven aanspreken
op hun verantwoordelijkheid. Om transparante prijsstelling af te dwingen zet ik tevens
in op samenwerking met andere landen om zo met gebundelde krachten meer transparantie
te bereiken.
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat volgens de secretaris van de Wetenschappelijke Raad van het
Zorginstituut Nederland «de branche zich nu rot lacht over hoe de prijzen tot stand
komen»?
Antwoord 7
Ik maak uit het krantenartikel van Trouw op dat niet de secretaris van de WAR deze
uitspraak heeft gedaan, maar de voorzitter van Generieke Leveranciers Nederland (GLN),
de vereniging voor fabrikanten van generieke geneesmiddelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.