Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Markuszower en Helder over het bericht ‘Crimineel liever niet te snel storen’
Vragen van de leden Markuszower en Helder (beiden PVV) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Crimineel liever niet te snel storen» (ingezonden 14 november 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 13 december
2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 868.
Vraag 1
Kent u het bericht «Crimineel liever niet te snel storen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Hoe kan de rechtsstaat nog verdedigd worden, hoe kan Nederland nog beschermd worden
als daders mild worden gestraft omdat de politie tijdig ingrijpt?
Hoe lang moeten de politie en het openbaar ministerie naar uw mening criminelen met
de voorbereiding van levensgevaarlijke plannen hun gang laten gaan? Waar ligt volgens
u de grens?
Antwoord 2 en 3
Dit is een dilemma waar politiemensen en officieren van justitie geregeld voor staan
indien zij informatie ontvangen over een op handen zijnde criminele activiteit. De
verantwoordelijken bij politie en OM maken dan een afweging tussen de effectiviteit
van de mogelijke interventies, het gevaar dat van de criminele actie uitgaat en het
moment waarop moet worden ingegrepen om gevaar voor anderen af te wenden. Daarbij
wordt ook afgewogen welke vorm van interventie het meest effectief is. Het is uiteraard
bij elke voorbereiding van een criminele activiteit gewenst dat de officier van justitie
een bij het delict passende straf kan vorderen. Om de risico’s verantwoord te kunnen
beheersen is het soms ook nodig een ander instrument dan de strafrechtelijke interventie
in te zetten en bestaat zelfs de kans dat een strafrechtelijk onderzoek stukloopt.
In sommige gevallen is direct ingrijpen echt noodzakelijk om gevaar voor personen
of grote risico’s voor de samenleving af te wenden. Als daarvan sprake is, dan is
het belang om een dergelijke actie tijdig te verstoren groter dan het belang van strafvervolging
en berechting.
Vraag 4
Deelt u de mening dat er iets goed mis is met ons rechtssysteem als dit soort gevaarlijke
criminelen er met slappe strafjes vanaf kunnen komen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee, zoals hiervoor aangegeven is het telkens van belang dat zorgvuldig wordt afgewogen
op welk moment wordt geïntervenieerd bij criminele activiteiten. Het belang van het
strafrechtelijk onderzoek en een uiteindelijk passende strafmaat speelt daarbij een
rol, maar ook het belang om gevaar te voorkomen voor personen of om grote risico’s
voor de samenleving af te wenden.
Vraag 5
Bent u bereid de wet te wijzigen en de strafbare voorbereidingshandelingen aan te
scherpen, zodat het voornemen tot het plegen van grof geweld, zoals in dit geval de
bereidheid zware wapens als pistoolmitrailleurs te gebruiken, sneller en harder gestraft
kan worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Op grond van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is de voorbereiding van
elk misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar
of meer is gesteld, strafbaar. Daartoe behoren onder andere ernstige geweldsmisdrijven.
In zoverre is er geen aanleiding de algemene strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen
te verruimen in die zin dat zij ook ziet op misdrijven met een lager wettelijk strafmaximum
waardoor zij «sneller» van toepassing zou kunnen zijn.
Artikel 46 Sr bepaalt verder dat de maximale straf bij voorbereiding de helft is van
het wettelijk strafmaximum van het misdrijf dat is voorbereid. Betreft de voorbereiding
een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan geldt een maximumstraf
van vijftien jaar gevangenisstraf. Hieruit volgt dat het laagste wettelijk strafmaximum
voor strafbare voorbereidingshandelingen vier jaar gevangenisstraf is en de hoogste
wettelijke strafbedreiging voor voorbereidende handelingen vijftien jaar. De bandbreedtes
die deze wettelijke strafmaxima bieden om strafbare voorbereiding van ernstige delicten
te sanctioneren, zijn naar mijn mening toereikend. Voor een aanscherping van artikel
46 Sr in de zin van een hoger wettelijk strafmaximum bij voorbereiding zie ik dan
ook evenmin reden.
In het onlangs bij de Tweede Kamer ingediende Wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling
actuele delictsvormen wordt ten aanzien van twee misdrijven strafverhogingen voorgesteld
als gevolg waarvan die misdrijven binnen het bereik van artikel 46 Sr komen te vallen.
Deze strafverhogingen hebben betrekking op de handel en het bezit van automatische
vuurwapens (artikel 55 Wet wapens en munitie) en de deelneming aan een criminele organisatie
met ernstig crimineel oogmerk (artikel 140 Sr).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.