Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Futselaar en Van der Molen over het bericht dat de RUG uit angst voor schadeclaims doorwerkt aan Chinese Branchcampus
Vragen van de leden Futselaar (SP) en Van der Molen (CDA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat de RUG uit angst voor schadeclaims doorwerkt aan Chinese branchcampus (ingezonden 16 november 2018).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
11 december 2018).
Vraag 1
Kent u het bericht «Hoe de RUG uit angst voor schadeclaims doorwerkt aan Chinese branchcampus»?1 Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 1
Ja. Mijn reactie hierop vindt u terug in de beantwoording van onderstaande vragen.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het gegeven dat ondanks de duidelijke «nee» tegen een branchcampus
in Yantai, het FSE Programma Team Yantai van de faculteit Science and Engineering
nog altijd blijft doorwerken aan «Yantai»? Gaat u de RUG hierop aanspreken?
Antwoord 2
Van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) begrijp ik dat zij goed wil blijven samenwerken
op het gebied van onderwijs en onderzoek met de Chinese Agricultural University (CAU)
in Yantai, zonder gebruik te maken van de mogelijkheid om opleidingen volledig in
het land te verzorgen. Voor die verregaande vorm van samenwerking zou de RUG toestemming
moeten aanvragen. Daarvan is geen sprake meer omdat door de RUG aan één van de vereisten
voor die toestemming, namelijk de instemming van de medezeggenschap met het voornemen
om opleidingen in het buitenland te verzorgen, niet kon worden voldaan. Zoals vermeld
wordt in het artikel dat u aanhaalt, is een branchecampus niet de enige mogelijkheid
die de RUG heeft om samen te werken met de CAU. Denk hierbij bijvoorbeeld aan double- en joint degrees of joint programmes. De RUG heeft de ruimte om dergelijke samenwerking vorm te geven zonder dat daar
toestemming van het Ministerie van OCW voor nodig is.
Vraag 3
In hoeverre is het Memorandum of Understanding dat is aangegaan met de Chinese partijen
juridisch bindend? In hoeverre was u op de hoogte en was u akkoord met deze overeenkomst?
Antwoord 3
De RUG heeft een Memorandum of Understanding getekend met haar Chinese partner, de
China Agricultural University in Beijing, alsmede het stadsbestuur van Yantai. Het
Ministerie van OCW was hiervan op de hoogte, maar was geen partij in die overeenkomsten.
De Minister van OCW zou het plan pas beoordelen op het moment dat er een aanvraag
voor TNE zou worden ingediend. Die aanvraag is om de hierboven aangehaalde reden niet
ingediend. Het bepalen van de mate waarin de Memoranda of Understanding bindend zijn,
is in de eerste plaats aan de partijen die de Memorandum of Understanding hebben ondertekend.
Het is niet aan mij om hier een uitspraak over te doen.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het risico op de schadeclaims en hoe gaat u om met eventuele schadeclaims
die de RUG mogelijk gaat krijgen? Acht u het wenselijk dat onder dreiging van China
beleid wordt uitgevoerd?
Antwoord 4
Zie beantwoording vraag 5.
Vraag 5
Indien er een schadeclaim komt, is het dan mogelijk dat deze uit publieke middelen
wordt betaald? Kan u dit voorkomen?
Antwoord 5
De inschatting van de RUG is dat het risico op claims zeer gering is. Ik heb op dit
moment geen redenen om aan te nemen dat de RUG beleid in China voert onder de dreiging
van claims. Ik wil niet vooruitlopen op het scenario dat er toch een schadeclaim volgt.
Zoals aangegeven is het ministerie geen partij in de overeenkomsten op basis waarvan
eventuele schadeclaims bij de RUG ingediend zouden kunnen worden. Het uitgangspunt,
zoals vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, is
dat er geen publieke middelen worden ingezet voor het verzorgen van opleidingen in
het buitenland, ook niet voor de voorbereidende activiteiten in dat kader of schadeclaims
die daaruit volgen. De Inspectie van het Onderwijs houdt hier toezicht op.
Vraag 6
Gaat u de RUG aanspreken op het feit dat de Universiteitsraad onvoldoende is ingelicht?
Welke consequenties kunnen er verbonden zijn als het College van Bestuur de Universiteitsraad
niet de rechten geeft die ze toebehoort, bijvoorbeeld een adviesrecht bij grote veranderingen?
Antwoord 6
Ik hecht veel waarde aan een goed functionerende medezeggenschap in het hoger onderwijs.
Om het belangrijke medezeggenschapswerk goed uit te kunnen voeren, zijn in de Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek verschillende rechten aan de
medezeggenschap toegekend. Zo volgt uit de wet dat de medezeggenschap, om haar taak
goed uit te kunnen voeren, van het College van Bestuur tijdig alle informatie moet
ontvangen die zij wil hebben of nodig kan hebben, uiteraard binnen de grenzen van
redelijkheid en billijkheid. Daarnaast heeft de medezeggenschap instemmings- en adviesrechten
op diverse onderwerpen. Wanneer de medezeggenschap van mening is dat een van de haar
toekomende rechten geschonden is, ligt het voor de hand dat hierover eerst binnen
de instelling het goede gesprek wordt gevoerd. Ik zie hier een belangrijke rol voor
de Raad van Toezicht. Mocht er toch een dusdanig verschil van inzicht blijven bestaan,
dan bestaat voor de medezeggenschap de mogelijkheid een geschil aanhangig te maken
bij de geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.