Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Asscher en Gijs van Dijk over het stuklopen van het pensioenakkoord
Vragen van de leden Asscher en Gijs vanDijk (PvdA) aan de Minister-President en Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het stuklopen van het pensioenakkoord (ingezonden 22 november 2018).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede namens de Minister-President
Rutte (ontvangen 28 november 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van de VVD waarin Kamerlid Dijkhoff refereert aan het
pensioenakkoord, dit akkoord in balans te vinden, en de vakbonden oproept het pensioenakkoord
alsnog te tekenen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kan het kabinet aangeven wat er in dat pensioenakkoord staat?
Antwoord 2
Belangrijkste aspect van de besprekingen tussen kabinet en sociale partners in de
sociaaleconomische Raad (SER) over vernieuwing van het pensioenstelsel betrof de overstap
op een pensioenregeling zonder nominale zekerheid, waardoor fondsen eerder kunnen
indexeren, in combinatie met het afschaffen van de doorsneesystematiek. Daarnaast
heeft het kabinet zich bij die gesprekken bereid getoond om als onderdeel van een
totaalpakket van afspraken over de vernieuwing van het pensioenstelsel ook afspraken
te maken over onderwerpen die raken aan duurzame inzetbaarheid van (oudere) werkenden.
Helaas heeft deze bespreking niet tot overeenstemming geleid en er is dan ook geen
pensioenakkoord.
Vraag 3
Klopt het dat daarin is aangeboden de RVU-heffing te verminderen? Zo ja, met hoeveel?
Zijn er berekeningen gemaakt door het CPB van de effecten van die maatregel of van
andere maatregelen die in het beoogd akkoord waren opgenomen?
Antwoord 3
Vorig jaar heeft het kabinet in het regeerakkoord een richting geschetst voor de vernieuwing
van het pensioenstelsel, die in lijn is met eerdere adviezen van de SER. Het kabinet
heeft daarbij sociale partners de ruimte geboden de vormgeving van een pensioencontract
uit te werken. Werkgevers- en werknemersorganisaties zijn daarop in SER-verband in
gesprek gegaan en na de zomer is het overleg met het kabinet gestart. In dat overleg
is het speelveld verbreed ten opzichte van het regeerakkoord en zijn naast de aanvullende
pensioenen ook andere zaken aan de orde geweest die belangrijk zijn voor een goede
oude dag. Het kabinet heeft zich bij die gesprekken bereid getoond om als onderdeel
van een totaalpakket van afspraken over de vernieuwing van het pensioenstelsel ook
afspraken te maken over onderwerpen die raken aan duurzame inzetbaarheid van (oudere)
werkenden. Duurzame inzetbaarheid gaat over het investeren in werknemers, maar raakt
ook aan de mogelijkheden voor deeltijdpensioen en vroegpensioen. De RVU-heffing is
een van de instrumenten die daarbij een rol speelt. Verlaging van de RVU-heffing voor
enkele jaren voor de AOW-leeftijd maakte zodoende onderdeel uit van het totaalpakket.
Er zijn daarbij verschillende varianten besproken. Ten behoeve van de onderhandelingen
zijn berekeningen gemaakt door SZW en Financiën, waarbij ook afstemming heeft plaatsgevonden
met het CPB. Zoals gezegd bij vraag 2 is het echter niet tot overeenstemming gekomen
over een totaalpakket.
Vraag 4
De Minister-President en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) spraken
van een pakket van ruim zeven miljard euro tegenover de pers, klopt dat? Hoe is dat
bedrag berekend? Over hoeveel jaar zou dit gaan? Waarom wordt dat bedrag wel aan de
pers gecommuniceerd maar staat het niet in de brief van de Minister van SZW?2
Antwoord 4
Het totaalpakket van maatregelen rond de vernieuwing van het pensioenstelsel waarover
het kabinet in gesprek was met de sociale partners had een omvang van circa € 7 miljard
over een periode van 15 jaar. Dit betrof uitgaven voor incidentele maatregelen (temporiseren
van de stijging van de AOW-leeftijd) en uitgaven voor structurele maatregelen (extra
middelen gericht op duurzame inzetbaarheid, het verlagen van de RVU-heffing voor een
afgebakende populatie en het vergroten van de fiscale ruimte voor pensioenopbouw door
zelfstandigen).
Vraag 5
De Minister-President gaf tevens tegenover de pers aan dat dit pakket kortingen zouden
voorkomen en weer perspectief te bieden op indexatie, is dat correct? Hoe zouden deze
kortingen worden voorkomen en op welke manier zou er weer perspectief worden geboden
op indexatie?3
Antwoord 5
In de besprekingen met de sociale partners binnen de SER is gesproken over een nieuw
pensioencontract waarbij een dekkingsgraad van 100% het kantelpunt zou zijn. Daarboven
zou sneller geïndexeerd kunnen worden, daaronder sneller gekort. Zou het tot afspraken
zijn gekomen over een dergelijk contract, dan was de vraag valide om in het licht
van de overgang en vooruitlopend daarop de huidige kortingsregels te bezien. Volgens
de spelregels van het huidige financieel toetsingskader moeten pensioenfondsen een
korting doorvoeren als de dekkingsgraad 5 jaar aaneengesloten onder het minimaal vereist
eigen vermogen ligt (circa 104,2%). Dat is ook een logisch gevolg van het huidige
stelsel dat gebaseerd is op het bieden van nominale zekerheid. In dat stelsel zijn
er regels voor (herstel van) buffers, die ervoor zorgen dat die zekerheid geboden
wordt. Het gaat daarbij onder meer om het geleidelijk indexeren vanaf een dekkingsgraad
van 110%, het doorvoeren van een korting als een fonds niet binnen maximaal tien jaar
kan herstellen tot het vereist eigen vermogen (voor een gemiddeld fonds betekent dat
dat er bij een dekkingsgraad van circa 90% gekort moet worden) en het doorvoeren van
een korting als een fonds vijf jaar aaneengesloten een dekkingsgraad heeft onder het
minimaal vereist eigen vermogen (circa 104,2%). Onder het beoogde nieuwe contract
worden fondsen bij een dekkingsgraad tussen de 100% en de 104,2% niet gekort.
Vraag 6 en 7
Klopt het dat het kabinet heeft aangeboden de stijging van de pensioenleeftijd te
temporiseren?
Klopt het dat het kabinet heeft uitgesproken de koppeling van de AOW-leeftijd aan
de levensverwachting los te koppelen? Klopt het verder dat een commissie deze koppeling
zou bestuderen? Wat zou de precieze taakopdracht zijn? Zou de conclusie van deze commissie
bindend zijn? Waarop is het door de Minister van SZW genoemde bedrag van 6 miljard
euro structureel op gebaseerd? Is dit bovendien doorgerekend door het CPB?
Antwoord 6 en 7
Binnen het totaalpakket van maatregelen rond de vernieuwing van het pensioenstelsel
heeft het kabinet met sociale partners ook gesproken over een minder snelle stijging
van de AOW-leeftijd op de korte termijn en de vormgeving van de koppeling aan de levensverwachting
op lange termijn. Onderdeel van het akkoord was de afspraak dat onderzocht zou worden
hoe de levensverwachting zich zal ontwikkelen en wat op lange termijn vanuit gezondheid
en betaalbaarheid een redelijke verhouding is tussen de duur van het werkzame leven
en de duur van het pensioen. Bij dit onderzoek zouden verschillende varianten voor
de koppeling tussen de ontwikkeling van de levensverwachting en de AOW- en pensioenrichtleeftijd
worden uitgewerkt, alsmede alternatieven voor de inpassing van die varianten in houdbare
overheidsfinanciën. Het is echter niet gelukt om binnen een totaalpakket hierover
afspraken te maken.
Indien de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting wordt gehalveerd
kost dat structureel circa € 6 miljard euro. Dit is een eerste globale inschatting
op basis van een eigen doorrekening, welke is bevestigd door het CPB. Het structurele
effect, wat gelijk is aan het effect in 2060 (tot dat jaar loopt de bevolkingsprognose),
bestaat uit hogere SZW-uitgaven (saldo van hogere AOW- en AIO-uitgaven en lagere uitgaven
aan AO-regelingen, WW, bijstand, etc.) en derving van AOW-premie. Dit zogenoemde ex-ante
effect is exclusief het effect van een lagere arbeidsparticipatie en ook exclusief
een eventuele (soortgelijke) aanpassing van de pensioenrichtleeftijd
Vraag 8
Klopt het dat ook is aangeboden om pensioensparen voor zzp’ers makkelijker te maken?
Zo ja, hoe ziet dit voorstel er uit en is er ook budget beschikbaar gesteld?
Antwoord 8
In het regeerakkoord is benoemd dat een stelsel zonder doorsneesystematiek beter is
toegerust op de mogelijkheid dat zelfstandigen vrijwillig kunnen aansluiten of aangesloten
blijven. Daarnaast is het mogelijk om te kijken of zelfstandigen makkelijker kunnen
toetreden tot de tweede pijler bijvoorbeeld via de mogelijkheid van vrijwillig aansluiten
of via het oprichten van een speciaal fonds voor zelfstandigen (bijvoorbeeld een APF
of PPI). Wanneer meer zelfstandigen pensioen zullen gaan opbouwen heeft dat ook budgettaire
gevolgen, die onderdeel waren van het totaalpakket. Het is echter niet gelukt om binnen
een totaalpakket hierover afspraken te maken.
Vraag 9
Klopt het dat het kabinet, voor, tijdens en na de onderhandelingen, memo’s of andere
stukken aangaande de pensioenonderhandelingen heeft verstrekt aan Kamerleden of politieke
partijen?
Antwoord 9
Tijdens de formatie hebben de vier coalitiepartijen afspraken gemaakt over de hervorming
van het pensioenstelsel. In het afgelopen jaar heeft de SER gezocht naar een vormgeving
van een nieuw pensioencontract. Tevens hebben sociale partners aangegeven afspraken
met het kabinet te willen maken over het faciliteren van langer doorwerken. Dat betrof
afspraken die buiten de reikwijdte van het regeerakkoord lagen. Gedurende dat proces
heeft uiteraard overleg plaatsgevonden binnen het kabinet en binnen de coalitie.
Vraag 10
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat hierover aanstaande dinsdag?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
M. (Mark) Rutte, minister-president
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.