Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Moorlag over een windmolenpark in Drenthe
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over een windmolenpark in Drenthe (ingezonden 6 november 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 27 november
2018).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Te veel windmolens ingetekend»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat in het Windpark Drentse Monden en Oostermoer wordt voorzien in de bouw
van 45 windturbines met een vermogen van 175,5 MW?
Antwoord 2
Ja, de initiatiefnemers van het Windpark De Drentse Monden en Oostermoer hebben gekozen
voor de Nordex N131 windturbine met een vermogen van
3,9 MW. De keuze voor deze windturbine voldoet aan de verleende Omgevingsvergunningen.
Het windpark bestaande uit 45 windturbines heeft daarmee een opgesteld vermogen van
175,5 MW.
Vraag 3 en 4
Klopt het dat uw ambtsvoorganger de opgave voor dit windpark heeft gereduceerd naar
150 MW? Zo ja, betekent dit dat die 150MW een maximum betreft?
Bent u van mening dat een vermogen 175,5 MW overeenkomt met «circa 150 MW» het vermogen
dat in het ontwerpbesluit is genoemd? Zo ja, waarom? Waar liggen de boven- en ondergrens
van «circa 150 MW» en wie bepaalt die? Zo nee, waarom is dan meer dan circa 150 MW
vergund?
Antwoord 3 en 4
Het Windpark De Drentse Monden en Oostermoer is qua omvang in fasen teruggebracht
van 420 MW, naar 255 MW en via 185,5 MW uiteindelijk naar circa 150 MW. In het Rijksinpassingsplan
(45 windturbineposities met een omvang van circa 150 MW) zijn bandbreedten vastgesteld
per windturbine voor de ashoogte (minimaal 119 meter en maximaal 145 meter) en de
rotordiameter (minimaal 112 meter en maximaal 131 meter).
In de door de rijksoverheid verleende Omgevingsvergunningen is een bandbreedte voor
het opgesteld vermogen voorgeschreven per windturbine. Deze bandbreedte is vastgesteld
tussen de 2,3 MW en 4,2 MW, zodat de initiatiefnemers kunnen kiezen uit verschillende
types windturbines. Dit betekent dat het windpark met een omvang tussen de 103,5 MW
en 189 MW mag worden gerealiseerd. Het door de initiatiefnemers van het windpark gekozen
type windturbine voldoet aan de in het Rijksinpassingsplan en Omgevingsvergunningen
vastgestelde bandbreedtes.
Vraag 5 en 6
Hoe verhoudt zich het vergunnen van 45 windturbines met een vermogen van 175,5 MW
zich met het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie m.e.r.)
waarin in overweging is gegeven om bij het gebruik van windturbines met een groter
vermogen het aantal windturbines te reduceren?
Waarom is het advies van de Commissie m.e.r. niet opgevolgd, mede in het licht van
het gegeven dat in het gebied het draagvlak bij bewoners en mede-overheden vrijwel
geheel afwezig is, er grote zorgen zijn over de aantasting van de leefbaarheid in
het gebied en gelet op het gegeven dat een vermogen van 150 MW volstaat om de taakstelling
voor de provincie Drenthe te realiseren?
Antwoord 5 en 6
Voor het voornemen van een Windpark met een vermogen van circa 150 MW en 50 windturbines
is advies gevraagd aan de Commissie voor de m.e.r.
De Commissie heeft in haar advies aangegeven dat de bestuurlijke keuze voor een windpark
van circa 150 MW betekent dat de opgave ingevuld kan worden met verschillende combinaties
van turbinegrootte en/of aantal turbines. De Commissie heeft daarbij in overweging
gegeven om deze combinaties en hun milieueffecten beknopt op een rij te zetten.
In het Milieueffectrapport (MER) zijn van de nodige opstellingsvarianten de milieueffecten
in beeld gebracht. Destijds is er geen aanleiding gezien om opnieuw opstellingen te
beschouwen met een groter vermogen per windturbine om zodoende te komen tot een kleiner
aantal windturbines. Het MER geeft door de manier waarop het is opgesteld al alle
milieu-informatie van de individuele windturbines en windturbinelijnen.
De Commissie heeft in het eindadvies van 9 juni 2016 ten aanzien van de volledigheid
en de juistheid van het MER aangegeven dat zij van oordeel is dat het hele traject
vanaf de keuze van het veenkoloniale gebied als locatie voor een grootschalig windpark
tot de uitwerking en effectbeschrijving van een voorkeursalternatief gestructureerd,
helder en volledig is beschreven in het MER. De Commissie concludeert dan ook dat
de essentiële informatie aanwezig is om het milieubelang volwaardig te kunnen meewegen
bij het besluit van de Ministers over het windpark.
In het kader van de verdere besluitvorming over het Rijksinpassingsplan is in de uiteindelijke
afweging besloten om één lijn van vijf windturbines te laten vervallen en de bandbreedte
van het vermogen per windturbine te handhaven.
Vraag 7
Bent u bereid om te bewerkstelligen dat het aantal windturbines in het windpark wordt
verminderd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dat te doen in overleg met de
mede-overheden, waarbij het uitgangspunt is dat zo veel mogelijk knelpunten voor de
leefbaarheid worden weggenomen?
Antwoord 7
Het Rijksinpassingsplan met de bijbehorende Omgevingsvergunningen zijn in 2016 door
de toenmalige Ministers van Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu vastgesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 februari 2018 uitspraak
gedaan over het Rijksinpassingsplan en de bijbehorende vergunningen Windpark De Drentse
Monden en Oostermoer. Het Rijksinpassingsplan en de bijbehorende vergunningen zijn
hiermee onherroepelijk. Zoals ik tijdens het debat met uw Kamer op 8 november 2018
heb aangegeven zie ik vanuit het perspectief van rechtszekerheid en een betrouwbare
overheid geen mogelijkheid om nu opnieuw de omvang van het windpark ter discussie
te stellen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.