Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Dam en Den Boer over het bericht ‘DELA gebruikt vingerafdruk overledenen voor commerciële doeleinden’
Vragen van de leden Van Dam (CDA) en Den Boer (D66) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Rechtsbescherming over het bericht «DELA gebruikt vingerafdruk overledenen voor commerciële doeleinden» (ingezonden 2 november 2018).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 27 november 2018).
Vraag 1
Kent u het bericht van Radar van 27 oktober 2018 «DELA gebruikt vingerafdruk overleden
voor commerciële doeleinden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Acht u het wenselijk dat afname van vingerafdrukken voor commerciële doelen een standaardpraktijk
zou zijn? Wat is uw oordeel over het overlaten van de keuzevrijheid voor afname van
vingerafdrukken aan mensen zelf?
Antwoord 2
De afname en het gebruik van vingerafdrukken met toestemming van de overledene zelf
voor zijn of haar overlijden of van de nabestaanden na overlijden voor bijvoorbeeld
het maken van een item ter herinnering aan de overledene, is een persoonlijke keuze.
Dat een uitvaartorganisatie, zoals DELA, producten verkoopt met daarop de vingerafdruk
van een overledene waarvoor toestemming is gegeven, behoort tot de bedrijfsvoering
van de betreffende organisatie. Dit is anders als de afname en het gebruik ervan gebeurt
zonder toestemming van de overledene zelf of van de nabestaanden. Het al dan niet
gebruiken van een vingerafdruk is een keuze die door nabestaanden moet kunnen worden
gemaakt. In de gevallen waarbij zonder toestemming vingerafdrukken zijn afgenomen
en zijn gebruikt door DELA, acht ik dat onwenselijk en onacceptabel.
Vraag 3
Zijn u meer gevallen bekend van uitvaartondernemers die lichaamseigen materiaal afnemen
van een overledene, zoals vingerafdrukken of zelfs DNA?
Antwoord 3
Het afnemen van lichaamseigen materiaal door uitvaartondernemers voor het gebruik
daarvan voor het maken van bijvoorbeeld sieraden en waarvoor toestemming is verleend,
behoort tot de bedrijfsvoering van uitvaartondernemers.
Over de afname en het gebruik ervan van lichaamseigen materiaal zonder toestemming
zijn mij, anders dan de berichtgeving over DELA, geen gevallen bekend.
Vraag 4
Kunt u toelichten wie de regie voert over het lichaam van een persoon na overlijden?
Wordt in het keurmerk Uitvaartzorg of in het keurmerk Persoonlijke Uitvaartzorg aandacht
besteed aan de integriteit van het lichaam van de overledene?
Antwoord 4
De regie over het lichaam van een overleden persoon wordt doorgaans gevoerd door de
nabestaanden. In de meeste gevallen wordt een uitvaartorganisatie ingeschakeld die
de praktische zaken uit handen neemt en de uitvaart verzorgt, in opdracht van de nabestaanden.
Zowel de nabestaanden als de uitvaartorganisatie moeten zich houden aan de regels
uit de Wet op de lijkbezorging (Wlb). Daarin is onder andere bepaald dat de uitvaart
dient te geschieden overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene.
Een uitvaartorganisatie kan zich aansluiten bij een organisatie die keurmerken verstrekt.
De private organisaties Stichting Keurmerk Uitvaartzorg en Stichting Keurmerk Persoonlijke
Uitvaart zijn voorbeelden hiervan. De stichtingen stellen criteria vast om te beoordelen
of een uitvaartorganisatie een keurmerk kan verkrijgen. Het spreekt voor zich dat
uitvaartondernemingen in de omgang met het lichaam van overledenen de grootst mogelijke
zorgvuldigheid betrachten.
Vraag 5
In welke gevallen is het toegestaan om, zonder voorafgaande instemming van nabestaanden,
lichaamseigen materiaal van een overledene af te nemen en/of te bewaren?
Antwoord 5
In zijn algemeenheid verzet het recht op lichamelijke integriteit, zoals vastgelegd
in artikel 11 van de Grondwet, zich tegen het zonder instemming afnemen van lichaamseigen
materiaal. In uitzonderlijke omstandigheden kan hiervan op grond van een expliciete
wettelijke grondslag worden afgeweken. Zo kent de Wlb een regeling voor de afname
van lichaamsmateriaal in het geval de identiteit van het lichaam niet kan worden vastgesteld.
In dat geval draagt de burgemeester er zorg voor dat, onder verantwoordelijkheid van
een arts, lichaamsmateriaal wordt afgenomen uitsluitend ten behoeve van de identificatie
en de opsporing van vermiste personen. Daar is bij de afname van vingerafdrukken van
een overledene waarvan de identiteit bekend is geen sprake van.
Vraag 6 en 7
Welke bescherming kent een overledene op het gebied van bijvoorbeeld privacy of integriteit
van eigen lichaam? Klopt het dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
de privacy van overledenen niet beschermt? Bestaan hier protocollen voor?
Kunt u toelichten hoe de verwerking van persoonsgegevens van recent overledenen is
geregeld in Nederland, in het bijzonder ten aanzien van biometrische gegevens of lichaamseigen
materiaal? Ziet de AVG of enig andere regeling hier op toe?
Antwoord 6 en 7
Het recht op bescherming van de integriteit van het lichaam blijft gelden na de dood.
Van het recht op gegevensbescherming kan worden gezegd dat dit voor overledenen niet
op dezelfde wijze geldt als voor levende personen. In de AVG is bepaald dat deze niet
van toepassing is op de persoonsgegevens van overleden personen. Dit neemt niet weg
dat zorgvuldig moet worden omgegaan met deze gegevens. Het verwerken van biometrische
gegevens of het afnemen van lichaamseigen materiaal vormt in beginsel een inbreuk
op het recht op lichamelijke integriteit. Beperking van dit recht is slechts mogelijk
op grond van een expliciete wettelijke grondslag. Zoals gezegd bevat de Wlb enkele
specifieke bepalingen voor de afname van lichaamsmateriaal ten behoeve van de vaststelling
van de identiteit van een overledene.
De Wlb regelt verder de afgifte en verwerking van de verklaring van overlijden en
de registratie van de doodsoorzaak voor de statistiek. Daarnaast bepaalt de Wet basisregistratie
personen dat gegevens van overledenen worden opgeslagen in een centraal archief van
overledenen. Dit archief wordt beheerd door het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG).
Een deel van de gegevens is onder bepaalde voorwaarden op te vragen bij het CBG.
Vraag 8
Welke mogelijkheden, juridische of anderszins, hebben nabestaanden indien zij weten
of vermoeden dat een uitvaartondernemer gehandeld heeft tegen het naleven van de toestemming
van de nabestaanden?
Antwoord 8
In eerste instantie kunnen nabestaanden bij de betreffende uitvaartondernemer een
klacht indienen. De nabestaanden kunnen zich in bepaalde gevallen ook wenden tot de
Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen. Indien nabestaanden van mening zijn dat
sprake is van strafbare feiten kunnen zij daarvan aangifte doen bij de politie. Op
grond van onrechtmatige daad vanwege een inbreuk op de privacy, staat ook de weg naar
de civiele rechter open.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.