Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Weyenberg, Bergkamp en Sneller over het bericht dat de Nederlandse cultuur rond vrouwemancipatie en deeltijdwerken achterhaald is
Vragen van de leden Van Weyenberg, Bergkamp en Sneller (allen D66) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Financiën over het bericht dat de Nederlandse cultuur rond vrouwemancipatie en deeltijdwerken achterhaald is (ingezonden 19 oktober 2018).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede namens de Ministers
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Financiën (ontvangen 21 november 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Doorbreek achterhaalde Nederlandse cultuur rond vrouwenemancipatie
en deeltijdwerken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Herkent u het beeld dat vrouwen die extra uren willen werken, die uren niet krijgen
als ze ernaar vragen? Wat zou de reden kunnen zijn dat dit voornamelijk speelt in
sectoren als de zorg en het onderwijs? Wanneer kunnen nieuwe cijfers worden verwacht
over het inwilligen van verzoeken van uitbreiding van de arbeidsduur uit het arbeidsvraagpanel?
Herkent u het beeld dat voor werkgevers deeltijdwerkende vrouwen soms «handig» blijken
omdat ze flexibeler inzetbaar zijn in vooral ondersteunende en uitvoerende functies?
Speelt dit meer in specifieke sectoren dan in andere? Hoe kan het dat deze vraag in
Nederland wel voorkomt, terwijl dit in het buitenland geen rol lijkt te spelen?
Antwoord 2, 3
Het CBS gaf eerder dit jaar aan dat er 400.000 mensen, waarvan circa twee derde vrouwen,
meer uren willen werken. Dit geeft aan dat er ruimte is voor werkgevers om het arbeidspotentieel
beter te benutten. Opvallend is dat het aantal deeltijdwerkers vooral in de sectoren
onderwijs en zorg hoog is, terwijl daar tegelijk een tekort aan arbeidskrachten speelt.
De verschillen met het buitenland wijzen erop dat het werken in deeltijd in de zorg
en het onderwijs niet inherent is aan het type werk. Het is echter niet geheel duidelijk
wat de redenen zijn dat in Nederland in het algemeen en in de sectoren zorg en onderwijs
in het bijzonder zoveel in deeltijd wordt gewerkt.
Uitgangspunt voor het kabinet is dat mensen niet worden belemmerd in hun loopbaan
of in hun keuze van het aantal uren werken. Zoals blijkt uit de cijfers van het CBS,
zijn het in de praktijk relatief vaak vrouwen die belemmeringen ontmoeten bij het
verkrijgen van meer uren werk. Werkgevers hebben daarbij een belangrijke rol. Het
kan niet zo zijn dat we enerzijds mensen nodig hebben, terwijl het anderzijds niet
lukt om de mensen die beschikbaar zijn volledig in te zetten.
Het kabinet heeft opdracht gegeven tot een interdepartementaal beleidsonderzoek deeltijdwerk
(IBO Deeltijdwerk). In dit IBO zal gekeken worden naar de oorzaken van het vele deeltijdwerken
in Nederland, met onder meer aandacht voor de onderwijs- en zorgsector, en zullen
beleidsopties ontwikkeld worden voor de verschillende visies die men kan hebben ten
aanzien van deeltijdwerk.
Het SCP publiceert eens in de twee jaar het arbeidsvraagpanel, waarin aandacht wordt
besteed aan het aantal verzoeken van uitbreiding van arbeidsduur. Het volgende zal
begin 2020 gepubliceerd worden.
Vraag 4, 7
Deelt u de mening dat de huidige personeelstekorten in sommige sectoren kansen bieden
voor vrouwen die meer uren willen werken? Op welke manier komt het bevorderen van
grotere deeltijdbanen terug in de verschillende actieprogramma’s om krapte te bestrijden?
Wat zou de overheid mogelijk kunnen doen om grotere deeltijdbanen verder te bevorderen?
Antwoord 4, 7
Ja, wij delen de mening dat de huidige krapte kansen biedt aan mensen die meer willen
gaan werken. Het kabinet stimuleert mensen op verschillende manieren om meer te gaan
werken. Het kabinet stelt onder meer voor het maximum van de arbeidskorting te verhogen,
de arbeidskorting over een langer inkomenstraject op te laten lopen en steiler af
te bouwen. Deze maatregel is erop gericht de marginale druk op het inkomenstraject
tussen het minimumloon en een modaal inkomen te verlagen. Ook wordt de overdraagbaarheid
van de algemene heffingskorting beperkt. Door deze aanpassingen in het fiscale stelsel
wordt werken meer lonend. Daarnaast zal het kabinet volgend jaar 248 miljoen euro
investeren in de kinderopvangtoeslag en zal het geboorteverlof voor partners worden
verlengd naar zes weken (1 week vanaf 1 januari 2019, 6 weken vanaf 1 juli 2020).
In de praktijk is er vooral ruimte bij vrouwen om het aantal uren uit te breiden.
We nemen deze maatregelen omdat we vrouwen gelijke kansen willen bieden, we hen hun
potentie willen laten benutten en hun economische zelfstandigheid willen vergroten.
Én omdat vrouwen die meer uren gaan werken een bijdrage leveren aan de economische
groei, de houdbaarheid van de welvaartsstaat en de bestrijding van tekorten op de
arbeidsmarkt.
Omdat de zorg en het onderwijs er ook in internationaal opzicht uitspringen qua deeltijdwerk,
hebben we in de aanpak voor die sectoren expliciet aandacht voor het uitbreiden van
het aantal uren als bijdrage aan de aanpak van tekorten. In de kamerbrief van 24 augustus
2018 over extra acties tegen het lerarentekort2 is het vergroten van de deeltijdfactor een van de instrumenten om het lerarentekort
te verminderen. Besturen dienen in gesprek te gaan met leraren om ze optimaal in te
kunnen zetten. In het kader van het Actieprogramma Werken in de Zorg3 gaan we met deze opgave aan de slag in het actie-leer-netwerk. Daarin zal onder andere
een gezaghebbende deskundige als ambassadeur worden aangesteld om de beweging op gang
te krijgen.
Het kabinet heeft voorts opdracht gegeven tot het IBO Deeltijdwerk, waarin beleidsopties
ten aanzien van deeltijdwerk worden geschetst (zie beantwoording vragen 2 en 3).
Vraag 5, 6
Bent u in gesprek met sociale partners over het aanbieden van meer uren in kraptesectoren
en het inwilligen van verzoeken? Zo ja, wat is tot nu toe de uitkomst van deze gesprekken?
Wat zouden sociale partners mogelijk concreet kunnen doen om grotere deeltijdbanen
te bevorderen?
Antwoord 5, 6
Het kabinet is voortdurend met sociale partners in gesprek over de werking van de
arbeidsmarkt en de vraag wat verschillende partijen kunnen doen om die werking te
verbeteren. In het kader van de aanpak van krapte op de arbeidsmarkt hebben het kabinet
en de sociale partners met elkaar gesproken. Naast het verhogen van de arbeidsparticipatie,
innovatie, opleiden, en betere matching, kan ook het uitbreiden van het aantal uren
dat mensen werken een bijdrage leveren.
De combinatie van arbeid- en zorg is hierbij een belangrijk onderwerp. Uit onderzoek
van het SCP4 blijkt dat 79% van de werkgevers zich verantwoordelijk voelt voor een goede combinatie
tussen arbeid- en zorgtaken voor hun werknemers. Uit cao-onderzoeken blijkt dat hierover
ook specifieke afspraken worden gemaakt. Zo valt 24 procent van de werknemers onder
een cao met afspraken over gedeeltelijke doorbetaling tijdens ouderschapsverlof5. Het aanbieden van flexibiliteit kan ook een belangrijke rol spelen. In de zorg biedt
bijvoorbeeld 68 procent van de organisaties flexibele werktijden aan.
Het is moeilijk om aan te geven wat de concrete resultaten zijn van gesprekken met
sociale partners. Het vaststellen van het aantal uren werk gebeurt uiteindelijk namelijk
tussen individuele werknemer en werkgever. De toenemende krapte zal er waarschijnlijk
wel toe leiden dat in die gesprekken verzoeken tot uitbreiding vaker worden geaccommodeerd
of dat werkgevers hier vaker op aan zullen sturen.
In het IBO Deeltijdwerk zal ook gekeken worden naar de rol van sociale partners en
individuele werkgevers.
Vraag 8
Deelt u de mening van de heer Putters dat de hoeveelheid vrouwen die in deeltijd werken
terwijl zij meer uren zouden willen werken ten koste gaat van economische groei? Herkent
u het door McKinsey berekende bedrag van 100 miljard euro meer bruto binnenlands product
(bbp) wanneer vrouwen evenveel uren zouden werken als vrouwen in de best presterende
West-Europese landen6?
Antwoord 8
Ja, het klopt dat het meer uren werken van vrouwen de economische groei ten goede
zou komen. Het is een belangrijke bron voor een toename van de koopkracht en leidt
tot meer belasting- en premieontvangsten.
Er zijn vele neveneffecten en kostenposten te verwachten bij het vergroten van de
deeltijdfactor van vrouwen. Deze zijn niet meegenomen in het onderzoek van McKinsey,
waardoor niet zeker vast te stellen valt wat precies het gunstige netto-effect op
het bbp zou zijn. Dit laat onverlet dat het kabinet verwacht dat het effect op de
economische groei positief zal zijn.
Vraag 9
Is in het bedrag van 100 miljard euro bbp ook het effect meegenomen dat dochters van
werkende moeders later zelf succesvoller zijn op de arbeidsmarkt en eerder terechtkomen
in leidinggevende functies, zoals De Vries beargumenteerd7? Bent u ook van mening dat wanneer beide ouders werken dit een belangrijke voorbeeldrol
heeft voor kinderen? Herkent u dat dit een positief effect kan hebben op het aantal
vrouwen in leidinggevende functies?
Antwoord 9
Met u zijn we van mening dat werkende ouders een belangrijke voorbeeldrol hebben voor
kinderen. Onderzoek van Van Putten (2009)8 wijst uit dat vrouwen die zijn opgegroeid met een werkende moeder gemiddeld meer
uren werken dan vrouwen die zijn opgegroeid met een thuismoeder. Ook blijkt dat de
vroege verdeling van huishoudelijk werk tussen ouders tot voorbeeld dient voor de
latere taakverdeling tussen volwassen kinderen en hun partners.
Een grotere arbeidsparticipatie van vrouwen heeft inderdaad als gevolg dat de kans
wordt vergroot dat zij in topposities terecht komen. Overigens zal een eventuele vergroting
van de arbeidsparticipatie niet voldoende zijn. De verhoudingen tussen het aantal
vrouwen op de arbeidsmarkt en het aantal vrouwen in topposities is momenteel dermate
scheef, dat hierop gericht actie nodig is door bedrijven.De berekening van McKinsey
houdt geen rekening met dergelijke lange termijneffecten. De rekensom houdt alleen
rekening met het aantal gewerkte uren, het aantal werkende personen en de verdeling
over sectoren.
Vraag 10
Wat zouden mogelijkheden kunnen zijn om jonge ouders beter te informeren over de voordelen
van een werkende moeder en wat een jonge moeder inlevert door parttime te gaan werken?
Zijn er andere gedragswetenschappelijke inzichten die kunnen worden benut om een meer
gelijke positie op de arbeidsmarkt te bewerkstelligen?
Antwoord 10
We informeren jonge ouders op verschillende manieren over de voordelen van een gelijke
arbeid- en zorgverdeling. Zo heeft het Ministerie van OCW vorig jaar de WerkZorgberekenaar
laten ontwikkelen om de financiële voordelen van een gelijkere verdeling van werk
inzichtelijk te maken. Door arbeidskortingen en toeslagen kan het gezinsinkomen stijgen
wanneer werkuren gelijker worden verdeeld tussen de minstverdienende en de meestverdienende
partner.
Daarnaast heeft het Ministerie van SZW sinds vorige maand de bewustwordingscampagne
Zijnjullieeraluit.nl gelanceerd. Met deze campagne worden (aankomende) ouders gestimuleerd
om met elkaar in gesprek te gaan over een toekomstbestendige verdeling van taken.
De periode rondom de geboorte van het eerste kind is een cruciaal moment waarop ouders
een beslissing nemen over de verdeling arbeid en zorg. Deze beslissing is vaak bepalend
voor de taakverdeling op lange termijn. Uit onderzoek blijkt dat veel ouders deze
beslissing impliciet en zonder nadrukkelijk overleg nemen en vaak terugvallen in een
meer traditionele verdeling van taken.
Het Ministerie van SZW is ook bezig met het opzetten van een campagne om werkgevers
bewust te maken van de voordelen van zorgvriendelijk werkgeverschap. Verder zijn de
ministeries van SZW en OCW dit jaar themapartner van het Nederlands Debatinstituut.
Teams van het vmbo-, mbo-, en havo/vwo-scholen zullen onder andere debatteren over
stellingen op het gebied van de verdeling van werk en zorgtaken. Het doel is om de
leerlingen actief te laten nadenken over de manier waarop keuzes die zij nu – wellicht
automatisch en onbewust – maken, doorwerken in hun kansen op de arbeidsmarkt.
In het IBO Deeltijdwerk zal ook gekeken worden naar beleidsopties op basis van gedragswetenschappelijke
inzichten. Er wordt onder andere gekeken naar de motieven van vrouwen en mannen om
in voltijd of juist in deeltijd te werken en hoe afwijkende voorkeuren, instituties
en sociale normen kunnen verklaren dat deeltijdwerk in Nederland veel populairder
is dan in andere landen.
Vraag 11
Klopt het dat vrouwen in veel gevallen nog steeds minder betaald worden dan mannen?
Neemt het kabinet, buiten het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie, ook maatregelen
om ongelijke beloning te voorkomen? Bent u bereid om te blijven monitoren in hoeverre
de beloning voor gelijkwaardig werk ook gelijkwaardiger wordt? Zijn er recente cijfers
beschikbaar over het beloningsverschil?
Antwoord 11
Het klopt helaas dat er nog steeds een loonkloof is tussen vrouwen en mannen. Uit
cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over 2008–20149 blijkt wel dat het beloningsverschil daalt, zowel in het bedrijfsleven als bij de
overheid. Hoewel de trend de goede kant op gaat, bestaan er nog steeds verschillen
in beloning tussen mannen en vrouwen.
Het grootste deel van de loonkloof wordt veroorzaakt door ongelijke posities op de
arbeidsmarkt. Zo leidt het stijgende opleidingsniveau van vrouwen ertoe dat ook de
loonkloof kleiner wordt. Het emancipatiebeleid van het kabinet is erop gericht de
ongelijke positie op de arbeidsmarkt aan te pakken. Door de investeringen in kinderopvang,
de uitbreiding van het verlof en programma’s zoals Vrouwen aan de top en beleid gericht
op economische zelfstandigheid wordt gepoogd voor alle vrouwen met allerlei mogelijke
achtergronden voor verdere gelijkheid op de arbeidsmarkt te zorgen.
Een kleiner, maar daarom niet minder belangrijk deel van de loonkloof bestaat uit
ongelijke beloning voor gelijkwaardig werk (beloningsdiscriminatie). De plannen van
het kabinet om dat tegen te gaan, staan beschreven in het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie
en zullen nader worden uitgewerkt in het implementatieplan dat uw Kamer eind dit jaar
ontvangt.
Het kabinet laat elke twee jaar door het CBS het beloningsverschil tussen vrouwen
en mannen monitoren. Eind dit jaar worden de nieuwste cijfers bekend. De Staatssecretaris
van SZW zal uw Kamer hierover te zijner tijd berichten. De monitor heeft betrekking
op de omvang van de totale loonkloof (ongecorrigeerd beloningsverschil), en op de
omvang van de loonkloof als wordt gecorrigeerd op achtergrondkenmerken zoals functieniveau,
sector, ervaring, leeftijd, et cetera. Dit laatste cijfer valt niet helemaal samen
met beloningsdiscriminatie. Beloningsdiscriminatie is niet statistisch te monitoren,
maar kan alleen worden vastgesteld door een zorgvuldige vergelijking hoe de salarissen
van twee collega’s bij eenzelfde werkgever tot stand zijn gekomen.
Vraag 12
Herkent u het geschetste beeld dat deeltijdwerken voor vaders minder geaccepteerd
is dan voor moeders? Deelt u de mening dat ouders een gelijkwaardige rol hebben in
de opvoeding? Bent u bereid om u in te zetten voor een evenwichtigere norm waarin
de eigen keuze van de ouders centraal staat?
Antwoord 12
Vaders werken veel minder vaak in deeltijd dan moeders. Het SCP heeft in de Emancipatiemonitor
2016 geconstateerd dat er een verschil bestaat tussen vaders en moeders in normatieve
opvattingen over het aantal uren dat zij zouden moeten werken. Dit draagt ertoe bij
dat in veel gezinnen vaders en moeders niet evenveel zorgtaken op zich nemen.
Ook zijn er verschillen in het aandeel vaders en moeders dat tenminste een halve dag
per week thuis is voor het kind terwijl de partner werkt. Dit geldt namelijk voor
ruim 95% van de moeders en voor 70% van de vaders met jonge kinderen10. Ondanks dat moeders vaker dan vaders thuis zijn terwijl de partner werkt, lijken
vaders met jonge kinderen in 2017 wel meer betrokken bij de zorg voor hun kinderen
thuis dan in 2013. In 2013 was namelijk iets meer dan 40% van de vaders van 1-jarigen
ten minste een halve dag in de week thuis voor zijn kind(eren) terwijl zijn partner
werkte11.
Het kabinet hecht aan het idee dat beide ouders betrokken zijn bij de opvoeding. Het
kabinet is van mening dat ouders, los van normatieve opvattingen en sociale normen
over gender, zelf een bewuste keuze moeten kunnen maken over de gewenste arbeid-/zorgverdeling.
Het beleid van het kabinet, zoals besproken bij de beantwoording van vraag 4 en 7
en beantwoording van vraag 10, is erop gericht werkende ouders beter te ondersteunen
in de combinatie van arbeid en zorg en hen een bewustere keuze te laten maken.
Vraag 13
Deelt u de mening dat een flexibelere kinderopvang de keuze om meer uren te maken
vergemakkelijkt? Hoe zet u zich hiervoor in?
Antwoord 13
Flexibele kinderopvang in de vorm van ruimere openingstijden of de mogelijkheid om
wisselende dagdelen af te nemen kan ouders ondersteunen bij het combineren van arbeid
en zorg voor hun kinderen. Het SCP-rapport Kijk op kinderopvang12 laat zien dat ouders die positiever denken over de betaalbaarheid, toegankelijkheid
en de kwaliteit van kinderopvang, meer gebruikmaken van kinderopvang en ook meer werken.
Het onderzoek van het SCP heeft echter niet onderzocht of dit een causaal verband
is. Er kan dus niet gesteld worden dat positiever denken over de toegankelijkheid
van kinderopvang automatisch leidt tot meer gebruik van kinderopvang. Wel is het een
belangrijke indicatie dat een deel van de ouders die nu geen gebruikmaken van kinderopvang,
aangeeft dit wel te overwegen als de opvangtijden (meer) zouden passen bij de werktijden.
Het is aan de kinderopvangorganisaties om in te spelen op de verschillende behoeften
en wensen van ouders. We zien gelukkig ook dat dit wordt opgepakt. Er zijn verschillende
kinderopvangorganisaties die flexibele kinderopvang aanbieden. Daarnaast kiezen sommige
ouders voor gastouders, omdat die vaak flexibeler zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.