Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Dam over de verdeling van extra politiecapaciteit binnen de politie-eenheid Midden-Nederland
Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de verdeling van extra politiecapaciteit binnen de politie-eenheid Midden-Nederland (ingezonden 29 oktober 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 20 november
2018)
Vraag 1
Bent u bekend met de bijgevoegde brief van «De driehoek Midden-Nederland» aan de leden
van het Regionaal Veiligheidscollege, gedateerd 27 juni 2018?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat in deze brief wordt verwoord dat de extra politieformatie die
aan de eenheid Midden-Nederland op basis van het Regeerakkoord is toegekend (55 fte)
niet wordt aangewend om de basisteams feitelijk met extra personeel te versterken?
Antwoord 2
Nee, deze mening deel ik niet. De eenheid Midden-Nederland krijgt vanuit de Regeerakkoordgelden
55 fte extra, waarvan 33 fte voor wijkgericht werken, 16 fte voor de aanpak van de
zware georganiseerde criminaliteit en 6 fte voor versterking van de digitale expertise/cybercrime.
In de eenheid zijn door de bevoegde gezagen naast het wijkgericht werken, de thema’s
ondermijnende criminaliteit en cybercrime voor de komende 4 jaar als belangrijk benoemd.
Dit zijn thema’s die in alle gemeenten spelen en ook inzet van de basisteams vragen.
Om de basisteams niet nog meer te belasten, is besloten de extra capaciteit zodanig
in te zetten dat de politie op deze belanghebbende thema’s actief kan bijdragen en
het verschil kan maken. Dit sluit ook aan op de concept-Regionale Veiligheidsstrategie
2019–2022 en het Regioplan Ondermijning Midden Nederland.
Dit neemt niet weg dat ook in Midden-Nederland de vraag naar de inzet van de politie
de mogelijkheden van de politie altijd zal overtreffen. Deze behoefte is ook met mij
gedeeld en heeft mijn aandacht.
Vraag 3
Huldigt u nog steeds uw standpunt, zoals verwoord in uw brief aan de kamer van 15 juni
2018, dat de extra formatie (1.111 fte) die vanuit het Regeerakkoord naar de politie
vloeit voor een belangrijk deel (769 fte) aangewend zal worden om het werk in de wijk
(lees: de basisteams) te versterken?1
Antwoord 3
Ja, met dien verstande dat het werk in de wijk niet alleen door de vaste medewerkers
van de basisteams wordt verricht. Het is aan de burgemeesters en de hoofdofficier
van justitie om op advies van de politie de daadwerkelijke verdeling te maken.
Vraag 4
Kunt u zich voorstellen dat de keuze zoals gemaakt in de eenheid Midden-Nederland
wordt ervaren als in strijd met uw beleid en ambitie, zoals verwoord in bovengenoemde
brief, zeker gezien uw bevestiging in antwoord op schriftelijke vragen van het lid
Den Boer (D66)?2 Speelt in de eenheid Midden-Nederland niet de nood ten aanzien van de operationele
sterkte in de basisteams, die in nagenoeg alle andere eenheden wel pregnant ervaren
wordt?
Antwoord 4
Zie ook het antwoord op vraag 2. De burgemeesters en hoofdofficier van justitie verdelen
conform artikel 39 van de Politiewet 2012 de beschikbare operationele sterkte binnen
een eenheid. Zij zullen dus op voorstel van de politiechef in elke eenheid invulling
aan de verdeling van deze extra operationele sterkte over de onderdelen van de desbetreffende
eenheid. Daarbij schrijft de wet voor dat rekening wordt gehouden met het belang van
een goede vervulling van de politietaak in alle betrokken gemeenten. Zo kan optimaal
ingespeeld worden op de lokale veiligheidsproblematiek en worden de nieuwe agenten
daar ingezet waar de gezagen en de politie dat nodig achten.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoe de andere politie-eenheden omgegaan zijn met het daadwerkelijk
toewijzen van (gedeelten van) de extra formatie aan de basisteams? Kunt u hier een
overzicht van geven?
Antwoord 5
Omdat formele besluitvorming in de meeste eenheden nog niet is afgerond heb ik nog
geen precies overzicht van de verdeling van deze extra operationele sterkte. Ik zal
uw Kamer inlichten wanneer ik dat wel heb.
Vraag 6
Hebt u de juridische mogelijkheden om te bepalen hoe (extra) formatie wordt toegedeeld
binnen een eenheid van de politie, of ligt die bevoegdheid bij de regioburgemeester
van zo’n eenheid? Hebt u mogelijkheden om ten aanzien van de eenheid Midden-Nederland
alsnog te bepalen dat de extra formatie (conform de eerder door u aan de Kamer geschetste
kaders) alsnog aan de basisteams wordt toegevoegd? Zo ja, bent u bereid dat alsnog
te doen?
Antwoord 6
Wettelijk is geregeld dat de burgemeesters van de eenheid samen met de Hoofdofficier
van Justitie de verdeling van de politiesterkte vaststellen, dat doen zij in het meerjarige
beleidsplan voor de regionale eenheid. In deze verdeling houden zij rekening met het
belang van een goede vervulling van de politietaak in alle betrokken gemeenten en
de beleidsdoelen die die gemeenten op het terrein van de veiligheid nastreven door
de handhaving van de openbare orde en de hulpverlening door de politie. Mocht daarover
geen overeenstemming worden bereikt, dan is er een actieve rol voor de regioburgemeester
weggelegd om alsnog tot overeenstemming te komen. Mocht dat niet lukken, dan zijn
het de regioburgemeester en de Hoofdofficier van Justitie die het beleidsplan vaststellen.
Een burgemeester kan bij mij, de Minister, beroep instellen en als ik vervolgens van
mening ben dat het beleidsplan op onaanvaardbare wijze afbreuk doet aan het belang
van een goede vervulling van de politietaak in de betreffende gemeente kan ik aan
dit beroep tegemoet komen. De wetgever heeft hierbij dus een hoge grens opgeworpen.
Een dergelijk beroep is nog niet voorgekomen.
Vraag 7
Wilt u deze vragen beantwoorden voor de behandeling van de begroting van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2019?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.