Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Oosten over het bericht ‘honderden oude moord- en zedenzaken kunnen worden opgelost’
Vragen van het lid Van Oosten (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «honderden oude moord- en zedenzaken kunnen worden opgelost» (ingezonden 26 september 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 8 november 2018).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 381.
Vraag 1
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op schriftelijke en mondelinge vragen over
bloedsporen die bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) op de plank liggen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Klopt het dat het inderdaad om maar liefst 20.000 bloedmonsters gaat? Wist u dit ook
al ten tijde van uw beantwoording van bovenvermelde vragen? Behoren daartoe ook bloedmonsters
die zijn afgenomen van veroordeelde geweld- of zedenmisdadigers?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de zijde van het coldcase team van de politie dat
mogelijk honderden oude moord- en zedenzaken kunnen worden opgelost?
Antwoord 2, 3
Bij de beantwoording van de mondelinge vragen hierover tijdens het Vragenuur op 11 september
jl. was ik hierover nog niet geïnformeerd door het NFI. Het NFI heeft mij inmiddels
laten weten naar schatting 26.000 zogenoemde bloedmonsters in beheer te hebben. Het
is niet uit te sluiten dat van deze collectie ook bloedmonsters deel uitmaken die
zijn afgenomen van veroordeelde gewelds- of zedenmisdadigers. Aan een bloedmonster
en de daarop vermelde informatie is niet te zien met betrekking tot welke delict(en)
dat monster indertijd is afgenomen.
Hoe vaak uit deze bloedmonsters op rechtmatige wijze DNA-profielen kunnen worden opgesteld,
hoe vaak die vervolgens tot een match zullen leiden en hoe vaak deze eventuele matches
voldoende en doorslaggevend bewijs opleveren in concrete strafzaken is niet te voorspellen.
Vraag 4
Wat vindt u van de stelling dat destijds met precies hetzelfde doel bloedmonsters
zijn afgenomen als nu DNA wordt afgenomen, namelijk om sporen in of uit te sluiten?
Wat zegt dat over de wenselijkheid om betreffende bloedmonsters alsnog te benutten
in het kader van de opsporing van daders van ernstige geweld- of zedenmisdrijven?
Antwoord 4
De bloedmonsters zijn deels voor de inwerkingtreding van de eerste regeling van het
DNA-onderzoek in het Wetboek van Strafvordering op 1 september 1994 afgenomen en deels
daarna. De bloedmonsters die niet ten behoeve van de uitvoering van een DNA-onderzoek
zijn afgenomen, zijn op vrijwillige basis afgestaan voor serologisch onderzoek (eiwitonderzoek,
waaronder bloedgroeponderzoek), bijvoorbeeld door getuigen of verdachten die op die
wijze de verdenking die op hen rustte, wilden ontkrachten. Ik begrijp de wens om de
betreffende bloedmonsters alsnog voor DNA-onderzoek te benutten en deze op die manier
mogelijk verder bij te laten dragen aan de opsporing van ernstige geweld- of zedenmisdrijven.
Of dat wettelijk en praktisch gezien ook mogelijk is, wordt momenteel onderzocht.
Vraag 5
Vindt u het in het licht van het grote aantal bloedmonsters en de uitspraken van het
cold caseteam nog steeds verantwoord om pas bij de evaluatie van de Wet DNA-V in beeld
te brengen of toestemming gevraagd kan worden aan betrokkenen om alsnog DNA uit die
bloedmonsters te herleiden? Zo ja, kunt u dit nader uiteen zetten?
Antwoord 5
Ja, deze tijd is nodig om deze ingewikkelde juridische en praktische vragen samen
met het openbaar ministerie en het Nederlands Forensisch Instituut zorgvuldig te onderzoeken.
Mocht ik in de loop van dit onderzoek tussenresultaten aan uw Kamer kunnen melden
die voldoende betrouwbaar, helder en volledig zijn, dan zal ik dat doen.
Vraag 6, 7
Welke argumenten zouden überhaupt ertoe kunnen leiden dat wordt afgezien van mogelijkheden
om alsnog DNA te herleiden uit deze bloedmonsters?
Zijn er andere (wettelijke) opties om legitiem DNA uit deze bloedmonsters te kunnen
herleiden, afgezien van het vragen om toestemming aan betrokkenen dan wel nabestaanden?
Welke bevoegdheden heeft het openbaar ministerie of heeft u hierbij?
Antwoord 6, 7
Forensisch DNA-onderzoek en het gebruik van DNA-profielen en celmateriaal zoals bloedmonsters
is alleen toegestaan in situaties die bij wet zijn vastgelegd. Er zal dus steeds een
wettelijke grondslag moeten zijn om het DNA-profiel uit deze bloedmonsters in de DNA-databank
op te nemen en te vergelijken met andere DNA-profielen. Daarnaast geldt dat de toestemming
die destijds is gegeven om het bloed af te nemen, ook betrekking moet hebben op het
bewaren voor de uitvoering van een DNA-onderzoek. Of die grondslag aanwezig is en
of de toestemming die reikwijdte heeft, wordt samen met de juridische en praktische
haalbaarheid van het vragen van toestemming op dit moment onderzocht.
Vraag 8
Heeft u inmiddels op zijn minst het adressenbestand in kaart gebracht zodat u betrokkenen
of hun nabestaanden gericht om toestemming kunt vragen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Nee. De uitwisseling van gegevens die nodig is om een adressenbestand samen te stellen,
vormt onderdeel van de juridische analyse die momenteel wordt uitgevoerd.
Vraag 9
Bent u – al met al – bereid betrokkenen dan wel hun nabestaanden aan te schrijven
met het verzoek om toestemming om DNA materiaal te herleiden uit de op de plank liggende
bloedmonsters? Zo ja, wanneer gaat u dat in gang zetten?
Antwoord 9
Zoals de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie op 3 oktober 2017 aan uw Kamer
heeft toegezegd, wordt momenteel de juridische en praktische haalbaarheid onderzocht
om toestemming aan betrokkenen of hun nabestaanden te vragen om uit hun indertijd
afgestane bloedmonsters DNA-profielen te bepalen, deze op te slaan in de DNA-databank
en te vergelijken met de andere daarin verwerkte DNA-profielen. De uitkomsten hiervan
zijn leidend voor eventuele vervolgstappen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.