Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wiersma en El Yassini over het bericht ‘Sociale partners belemmeren duurzame inzetbaarheid scholing en training van flexwerkers in de bouw’
Vragen van de leden Wiersma en El Yassini (beiden VVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Sociale partners belemmeren duurzame inzetbaarheid scholing en training van flexwerkers in de bouw» (ingezonden 6 september 2018).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en van Minister
Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 12 november 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Sociale partners belemmeren duurzame inzetbaarheid
scholing en training van flexwerkers in de bouw»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de afspraak in de bouw-cao dat een werkgever alleen een beroepspraktijkvormingsovereenkomst
kan sluiten met een leerling-werknemer als dit op basis van een dienstverband bij
de betreffende werkgever is en niet op basis van bijvoorbeeld een uitzendovereenkomst
(cao-bepaling, artikel 65, tweede lid)?
Antwoord 2
Het is aan partijen in sectoren om afspraken te maken in hun cao’s. Zij beschikken
over de specifieke kennis met betrekking tot de sector die nodig is om tot afspraken
te komen. In dit geval hebben partijen gezamenlijk besloten afspraken in de cao op
te nemen met betrekking tot (het versterken van) de arbeidsrechtelijke positie van
studenten in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl-ers). Dit is een keuze die cao-partijen
samen maken.
Vraag 3, 4, 5
Wat is uw reactie op de woorden van de NBBU-voorzitter dat het onvoorstelbaar is dat
vakbonden aan de ene kant moord en brand schreeuwen over het feit dat flexwerkers
geen opleidingskansen krijgen en de uitzendbranche hiermee steeds in de beklaagdenbank
zet en dat ze aan de andere kant bouwwerkgevers in de bouw-cao verbieden dat de uitzendbranche
hun flexwerkers opleidt?
Acht u het mogelijk dat flexwerkers hier nadeel van ondervinden? Zo ja, waarom? Zo
nee, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat door de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst bepaling (cao-bepaling)
sprake is van ongelijke behandeling van flexwerkers? Is volgens u een dergelijke afscherming
van de markt wenselijk? Is een dergelijke uitsluiting van uitzendbureaus juridisch
toegestaan? Zo ja, kunt u dit onderbouwen?
Antwoord 3, 4, 5
Het is aan de partijen in sectoren om afspraken te maken in hun cao’s. De beroepspraktijkvorming
die nodig is voor studenten in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) vindt plaats bij
erkende leerbedrijven in de sector waarvoor wordt opgeleid. Het al dan niet aanbieden
van een leerbaan in de bbl hangt voor de meeste werkgevers vooral samen met de vraag
of zij in staat zijn te voldoen aan de vereiste begeleiding bij de beroepspraktijkvorming.
Daarvoor zijn praktijkopleiders nodig die de bbl-er tijdens het werk kunnen opleiden.
Werkgevers zullen naar verwachting in deze periode van krapte op de arbeidsmarkt eerder
meer dan minder leerwerkbanen voor bbl-ers beschikbaar stellen.
Vraag 6
Bent u bereid verder te onderzoeken of dergelijke afspraken als in de bouw-cao ook
leiden tot verlies van potentiële banen voor de beroepsbegeleidende leerweg (BBL),
daar werkgevers afzien van het bieden van een leerbaan?
Antwoord 6
Het kabinet zal de ontwikkeling van het aantal bbl-ers en de sectoren waar zij werken
blijven volgen en voor zover mogelijk stimuleren. Zoals in eerdere antwoorden aangegeven
is door de betrokken cao-partijen in deze sector deze afspraak gemaakt. Het kabinet
gaat ervan uit dat zij daarbij het belang van voldoende instroom in de bbl hebben
meegewogen.
Vraag 7
Bent u bereid, gezien de nieuwe cao-afspraak haaks staat op het leerwerkbanenoffensief
dat u aanjaagt, met de betreffende cao-partijen om tafel te gaan, zodat er ook daadwerkelijk
alles aan wordt gedaan om het aantal BBL-banen toe te laten nemen?
Antwoord 7
Zoals in eerdere antwoorden is aangegeven, is het aan cao-partijen om afspraken te
maken in hun cao’s. Het kabinet ziet daarom geen aanleiding om met hen in gesprek
te gaan. Wel werkt het kabinet hard aan het vergroten van het aantal bbl-banen, bijvoorbeeld
via de subsidieregeling praktijkleren en het leerbanenoffensief. Het leerbanenoffensief
richt zich op het werven en beter benutten van leerbanen (bbl) bij erkende leerbedrijven.
Momenteel zijn er ruim 44.000 leerbanen via Stagemarkt.nl beschikbaar voor potentiële
bbl-ers. In de eerste helft van 2018 is er de nodige aandacht voor leerbanen geweest.
Zo zijn in het kader van het leerbanenoffensief leerbedrijven opgeroepen hun beschikbare
leerbanen actueel te houden en ook heeft SBB een aparte site www.leerbanen.nl ontwikkeld om leerbanen beter onder de aandacht te brengen bij verschillende doelgroepen.
Met UWV is de verkenning gestart om na te gaan of en hoe de leerbanen beter onder
de aandacht gebracht kunnen worden bij werkzoekenden.
In 2018 zet SBB deze aanpak door en onderzoekt de mogelijkheden om de leerbanen ook
onder de aandacht te brengen bij werkenden en werkzoekenden.
Vraag 8
Bent u bekend met dergelijke afspraken binnen andere cao’s? Kunt u hiervan een overzicht
geven?
Antwoord 8
Van de 99 steekproef cao’s2 bevatten 50 cao’s een afspraak over bbl. Een groot deel van deze cao’s bevat ook
afspraken over de arbeidsrelatie tussen werkgever en leerling-werknemer. In vier cao’s
is opgenomen dat een bbl-overeenkomst «alleen» mogelijk is met een arbeidsovereenkomst.
Er zijn vijf cao’s die uitgaan van een arbeidsovereenkomst zonder dat andere arbeidsrelaties
zijn uitgesloten. In 33 cao’s is niet opgenomen dat een bbl-overeenkomst (alleen)
afgesloten mag worden met leerling-werknemers met een arbeidsovereenkomst. Wel wordt
in deze cao’s in de passages die over bbl-ers gaan gesproken over werknemers of (leer)arbeidsovereenkomst.
In vijf cao’s wordt in de context van bbl niet over het gewenste type arbeidsrelatie
gesproken. In drie cao’s is expliciet opgenomen dat het mogelijk is om een bbl-overeenkomst
af te sluiten met een uitzendkracht. Het gaat om de uitzendcao’s (ABU en NBBU) en
Heineken.
Vraag 9
Kunt u een overzicht geven van hoeveel van de huidige lopende BBL-banen plaatsvinden
via een arbeidsovereenkomst en hoeveel via een uitzendovereenkomst?
Antwoord 9
Uit de registratie van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
(SBB) kan niet worden afgeleid hoeveel bbl-ers via een uitzendconstructie bij een
leerbedrijf zijn geplaatst. Wettelijk is bepaald dat de praktijkovereenkomst wordt
gesloten door de onderwijsinstelling, de student en de organisatie die de beroepspraktijkvorming
verzorgt (het erkende leerbedrijf). Bij de bbl is de student werknemer en wordt naast
de praktijkovereenkomst, ook een arbeidsovereenkomst gesloten. Wanneer de rol van
werkgever bij een andere organisatie ligt dan het erkende leerbedrijf, zoals bijvoorbeeld
bij een uitzendorganisatie, dan heeft SBB hier geen zicht op.
Volgens het opleidingsfonds van de uitzendbranche, STOOF, zijn het afgelopen jaar
ca. 5.000 bbl-ers (is ca. 5% van het totale aantal bbl-studenten) via een uitzendconstructie
opgeleid.
Vraag 10
Deelt u de mening dat het in beginsel onmogelijk maken van bemiddeling door uitzendbureaus
bij BBL-plekken een onwenselijke beweging is? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 10
Wanneer partijen in een sector afspraken maken in hun cao over praktijkovereenkomsten
die alleen met een bbl-er en zijn of haar werkgever mogen worden afgesloten op basis
van een arbeidsovereenkomst, dan is dat een keuze van de sector.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.