Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 31 oktober 2018, over RBZ/Handel
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1930
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 28 november 2018
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de
vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 31 oktober 2018 overleg gevoerd met
mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
26 oktober 2018 inzake geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van
9 november 2018 en voortgangsrapportage handelsakkoorden (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1913
);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
19 oktober 2018 inzake verslag informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 4 en 5 oktober
2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1912).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Oosten
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Alkaya, Bouali, Van Haga, Van Helvert,
Van den Hul en De Roon,
en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 17.05 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag dames en heren. Ik open dit algemeen overleg van de algemene commissie
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het onderwerp van bespreking
is de Raad Buitenlandse Zaken Handel, waar de Minister op 9 november aanstaande naartoe
gaat.
Op de valreep hebben we een brief van de Minister gekregen over de stand van zaken
omtrent het Bangladesh Akkoord en de inspanningen van de Minister in EU-verband voor
het behoud van dat akkoord. Ik stel voor om deze brief bij deze vergadering te betrekken.
Over de verdere behandeling van de brief zullen we morgen in onze procedurevergadering
spreken.
We hebben drie uur de tijd, maar we weten inmiddels allemaal dat we waarschijnlijk
over tien minuten geacht worden te gaan stemmen in de plenaire zaal. Ik stel voor
om toch een begin te maken met deze vergadering. Ik stel een spreektijd van vijf minuten
per fractie voor en geef het woord aan de heer Bouali van de fractie van D66.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de Minister graag bedanken voor haar keuze
voor «principles before profits». De Minister heeft ervoor gekozen om de handelsmissie
naar Saudi-Arabië niet door te laten gaan. Daarmee geven we een krachtig signaal richting
Saudi-Arabië.
Voorzitter. Dan verder naar de handelsakkoorden, die ook op deze agenda staan. De
Europese Unie heeft op dit moment met 69 landen een handelsakkoord gesloten. Over
veel andere akkoorden zijn onderhandelingen gaande. Er wordt bijvoorbeeld onderhandeld
met een aantal Zuid-Amerikaanse landen verenigd in Mercosur. De recente presidentsverkiezingen
in Brazilië zorgen voor veel onrust. De uitspraken van de nieuwe president over vrouwen
en homoseksuelen en over het geven van toegang tot het Amazonegebied zijn ronduit
afschuwelijk. Mijn fractie hoort dan ook graag van de Minister of de uitslag van deze
presidentsverkiezingen in Brazilië gevolgen heeft voor de onderhandelingen over een
handelsakkoord met Mercosur. Ook verneemt mijn fractie graag hoe de Minister zich
zal inzetten voor een verdere verbetering van de positie van minderheden in Brazilië
en voor het tegengaan van het kappen van het Amazonewoud.
Ook met Indonesië zit de Minister om de tafel. De Minister geeft aan dat in het handelsakkoord
met Indonesië ook duidelijke afspraken worden gemaakt over duurzame ontwikkeling,
waaronder de verduurzaming van palmolieproductie. Hoe denkt de Minister hier concreet
vorm aan te geven? Ziet zij mogelijkheden om de Indonesiërs, in dit geval de Indonesische
overheid, concreet ondersteuning te bieden op het gebied van verduurzaming?
Dan kom ik op de modernisering van de Dual-useverordening. Mijn fractie is blij te
lezen dat Nederland een actief pleitbezorger is van snelle besluitvorming over de
uitbreiding van deze verordening naar cybersurveillance, vooral nu Access Now, Amnesty
International en Reporters Without Borders zich hier hard voor maken. Klopt het dat
op dit moment nog maar twee landen dwarsliggen bij het nemen van een besluit hierover
in de Europese Unie? En waar bieden zij weerstand tegen? Kan de Minister toezeggen
dat zij zich zal blijven inzetten voor het doen van een voorstel tijdens de volgende
Raad?
Voorzitter. Dan door met de horizontale bilaterale vrijwaringsverordening. Die is
even moeilijk uit te spreken als te begrijpen. In het vervolg wil mijn fractie bij
de geannoteerde agenda een uitgebreidere toelichting op zulke technische onderwerpen
ontvangen. De verordening die nu wordt voorgesteld, is volgens D66 een stap vooruit.
Zij voorkomt versplintering en zorgt voor een uniform EU-beleid. Europa moet dan ook
het voortouw durven nemen en de wereld laten zien dat multilateraal handelen beter
is dan unilateraal concurreren.
Dan de handelsrelatie tussen de Europese Unie en de VS. Die verkeert in zwaar weer.
Aan de ene kant dreigt de Amerikaanse Minister Ross at any moment tarieven op auto's
uit de EU te heffen.
De voorzitter:
Ik hoor de stemmingsbel. Het lijkt mij verstandig dat wij met onze vergadering stoppen
en daarmee verdergaan als de stemmingen achter de rug zijn.
De heer Bouali (D66):
Ik ben bijna klaar.
De voorzitter:
U wilt uw stukje nog afronden? Dat kan ook. Dan geef ik u daarvoor nu de gelegenheid.
De heer Bouali (D66):
Ik ben bijna klaar.
Aan de andere kant zien we dat de evenknie van Malmström, de Amerikaanse handelsgezant
Lighthizer, het Amerikaanse congres inlicht over zijn plannen om met de Europese Unie
een handelsakkoord te sluiten. Hoe moeten we de woorden van Ross wegen? Kan de Minister
een inschatting geven van de haalbaarheid van de plannen van Lighthizer?
Voorzitter, helemaal tot slot. Ik zie dat het kabinet plannen heeft om een reis, een
missie, naar Colombia te ondernemen. Wij zouden hierover graag per brief informatie
ontvangen. Hoe gaat deze reis eruitzien? Wil de regering bij deze missie ook de brede
handelsagenda betrekken en daarbij ingaan op het Colombiaanse vredesproces?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u, meneer Bouali. Dan schors ik nu de vergadering zodat we kunnen gaan stemmen.
Zo snel mogelijk daarna komen we hier weer terug.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren. De laatste woorden van de heer Bouali waren door de bel toch wat slecht
te verstaan, dus ik geef hem de gelegenheid om deze nog even te herhalen.
De heer Bouali (D66):
Dat is heel vriendelijk, voorzitter. Inderdaad, ik sloot af met de aankomende handelsmissies.
Een ervan betreft een missie naar Colombia. Zou de Minister kunnen toelichten welke
plannen het kabinet heeft voor de missie naar Colombia? Dat kan eventueel in een brief
aan de Kamer. Zijn de brede handelsagenda en de steun aan het vredesproces in Colombia
ook onderdelen van deze missie? Betrekt de regering die daarbij?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bouali. U ging straks wat vlot van start met spreken, maar eigenlijk
is het de bedoeling dat u spreekt vanaf het spreekgestoelte aan de andere kant van
de zaal. Ik zou de andere leden toch willen vragen om daar wél gebruik van te maken.
De volgende spreker is de heer Alkaya van de SP.
De heer Alkaya (SP):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst ga ik in op een wetstraject, namelijk de invoering
van een Europese Investeringstoets op buitenlandse investeringen. Daar wordt nu in
Brussel over onderhandeld. De inzet in Brussel is om hierover nog dit jaar een akkoord
te bereiken. Het gevaar blijft dat de Europese Commissie dan met een lijst zal komen
met zaken waar landen wel en niet op mogen toetsen. Wordt bijvoorbeeld een bedrijf
overgenomen, dan mag wél een toetsing op nationale veiligheid plaatsvinden, maar geen
toetsing op het verlies van banen, wél op de openbare orde, maar niet op de negatieve
effecten op het midden- en kleinbedrijf, de toeleveranciers of andere kleine ondernemers.
Tot nu toe hebben de lidstaten de bevoegdheid om investeringen uit het buitenland
te toetsen. Veel landen doen dat dan ook, in meer of mindere mate. Dat is afhankelijk
van de manier waarop zij hun eigen economie willen inrichten en zij doen dat op een
manier die past bij de lokale wensen en de economische omstandigheden.
Het toetsen van investeringen wordt met deze nieuwe verordening aan strengere, Europese
regels gebonden. Anders dan de naam «Europese Investeringstoets» doet vermoeden, worden
de lidstaten dus eigenlijk door Europa beperkt om de buitenlandse investeringen te
toetsen. Nog een Europese beperking om onze economie zelf de vorm te geven die wij
zouden willen en om Nederlandse bedrijven die al te maken hebben gehad met vijandige
overnames zoals NXP, AkzoNobel, KPN en PostNL, in de toekomst beter te beschermen.
Mijn vraag aan de Minister is dan ook om kritisch te blijven, om het resultaat van
de huidige trialoog in de onderhandelingen straks niet simpelweg af te doen als een
hamerstuk in een willekeurige Raad en om goed kritisch te blijven op het resultaat
hiervan. Ik vraag haar tevens om goed contact te blijven houden met haar collega's
van Economische Zaken. Waarschijnlijk doet zij dat al, want die zijn juist bezig om
ook in Nederland vijandige overnames van Nederlandse bedrijven te beperken. Zij moeten
straks natuurlijk wel op één lijn zitten. Maar inhoudelijk is hier volgens mij verder
weinig over bekend. Het stond op de geannoteerde agenda, maar volgens mij zal het
niet ter sprake komen in de Raad van volgende week.
Om in de categorie van internationale organisaties te blijven die ons belemmeren om
de economie in Nederland vorm te geven zoals wij dat zouden willen: de Wereldhandelsorganisatie.
Enkele weken geleden hebben wij daar een wat fundamentelere discussie over gehad.
Wat mij betreft hoeven we die nu niet over te doen, maar ik heb wel nog een vraag
over de relaties met China, want de EU en China proberen tot een gemeenschappelijke
WTO-agenda te komen. Recent heeft een eerste bespreking in de werkgroep plaatsgevonden.
Wat is daar besproken? Ik vraag het aan de Minister. Kan daar een verslag van komen?
Ik ben wel benieuwd op welke punten er tussen de Europese Unie en China op het gebied
van wereldhandel overeenkomsten zijn en op welke punten zij juist mijlenver uit elkaar
liggen. Hoeveel van dit soort WTO-werkgroepen zijn er eigenlijk? En aan hoeveel van
hen neemt de Europese Unie deel?
Dan het investeringsverdrag met Vietnam. De onderhandelingen zijn afgerond, maar dit
verdrag bevat net als de verdragen met Canada en met Singapore het Investment Court
System. Een paar weken geleden hebben wij dit met elkaar besproken en zijn wij tot
de gezamenlijke conclusie gekomen dat het ratificatieproces niet kan plaatsvinden
voordat er een uitspraak ligt van het Europese Hof van Justitie. Dat kijkt op dit
moment of zo'n ICS überhaupt wel mag. Wat mij betreft kunnen de verdragen met Singapore
en Vietnam, waar ditzelfde systeem in zit, om dezelfde reden dus ook nog niet geratificeerd
worden.
Ten slotte over het dreigend einde van het Bangladesh Akkoord, dat op het laatste
moment op de agenda is gezet. Ik vind het goed dat de Minister druk zet op de Bengaalse
overheid opdat zij de inspecteurs die in dat land de veiligheid van de arbeiders garanderen
weer toestaat om in dat land te werken. In het antwoord op de schriftelijke vragen
van mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid en mijzelf geeft de Minister terecht
aan dat er ook een verantwoordelijkheid ligt bij de Nederlandse bedrijven. Ook zij
moeten de veiligheid garanderen in de fabrieken waar hun producten worden geproduceerd.
De Minister verwijst hierbij naar de OESO-richtlijnen. Maar wat als bedrijven zich
niet aan deze richtlijnen houden? Wat als er straks in Bangladesh toch weer een onveilige
fabriek instort en een Nederlands bedrijf daar zijn producten blijkt te maken en niet
meewerkt aan meldingen hierover bij het Nationaal Contactpunt? Wat is dan in het uiterste
geval het negatieve effect? Wat kan zo'n bedrijf dan van deze Minister verwachten
waardoor het toch zal voldoen aan die OESO-richtlijnen?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Alkaya. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Haga van de VVD.
De heer Van Haga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Net als de vorige keer spreken we over de modernisering van
de WTO. Het gaat opnieuw om het Appellate Body en om de sancties die we kunnen opleggen.
De sancties die nu genoemd worden zijn naming-and-shaming en het uitsluiten van leden
van voorzitterschapsposities. De VVD vindt dit eigenlijk boterzachte sancties. Ik
zou daarom aan de Minister willen vragen of we niet wat hardere sancties kunnen bedenken.
Dan de lopende handelsbesprekingen en de vrijhandelsakkoorden. Dank voor de voortgangsrapportage.
Het ziet er allemaal goed uit. Het is goed dat er zo veel gebeurt.
Voorzitter. Dan de screening. De Europese Commissie vindt het blijkbaar noodzakelijk
om een raamwerk op te tuigen voor het screenen van buitenlandse investeerders. Dat
juichen we in principe toe. De VVD heeft dit altijd kritisch gevolgd. We willen graag
van de Minister weten of zij denkt dat hier nu echt iets van terecht gaat komen. Kan
zij iets doen opdat de rest van Europa ons in onze kritische houding volgt?
Voorzitter. Dan de handelsbetrekkingen tussen de EU en de VS. Hopelijk komen die binnenkort
weer in een wat rustiger vaarwater, maar op dit moment ondervinden we nog steeds de
gevolgen van de 25% importheffingen op staal. In reactie daarop heeft de EU een quotum
ingesteld voor een aantal productcategorieën. Nu blijkt dat voor walsdraadstaal, productgroep
16, een quotum is ingesteld gebaseerd op de gemiddelde import over 2015, 2016 en 2017.
Het is misschien een beetje specifiek, maar ik wil het toch noemen. Er bereiken ons
signalen uit de markt dat dit quotum te klein is omdat de markt groeit; die signalen
hebben u ongetwijfeld ook allemaal bereikt. Hierdoor dreigen Nederlandse bedrijven
failliet te gaan. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. We proberen bedrijven
te beschermen tegen dumping als gevolg van de Amerikaanse heffingen, maar vervolgens
dreigen onze eigen bedrijven failliet te gaan door de maatregelen die we zelf hebben
genomen. Dat lijkt toch een beetje een vreemde zaak. Ik zou de Minister daarom willen
vragen om er bij mevrouw Malmström op aan te dringen om in ieder geval met spoed naar
een verruiming van dit quotum van deze productgroep te kijken voordat het te laat
is en de Nederlandse staalwerkers met de gebakken peren zitten.
Dan de modeltekst investeringsakkoorden. Het is natuurlijk prima dat er een modeltekst
wordt gepresenteerd. Het is ook goed om te lezen dat Nederland al met 78 landen buiten
de EU een investeringsakkoord heeft gesloten. Er wordt echter gesteld dat de nieuwe
modeltekst goed is voor het mkb. Ik zou de Minister willen vragen waar dat uit blijkt,
want ik heb dat nergens kunnen ontdekken. Er komen wel mooie teksten uit met kernbegrippen
zoals «duurzaamheid» en «inclusiviteit». Dat vind ik natuurlijk allemaal heel mooi.
Ik sta daar ook achter. Het is prachtig. Ik heb daar de vorige keer ook wat over gezegd.
Volgens mij vindt het mkb dit ook mooi, maar er zijn belangrijker zaken. De vraag
is dus nogmaals: waar in die modeltekst zit de grote bonus voor het mkb?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Meneer Van Haga, ik onderbreek u even, maar ik begrijp dat u al klaar bent.
De heer Van Haga (VVD):
Ja, ik ben klaar.
De voorzitter:
Ik wilde even opmerken dat het laatste punt dat u aansneed eigenlijk niet op de agenda
staat en morgen nog in de procedurevergadering aan de orde komt. Het is aan de Minister
om te besluiten of zij er vandaag toch op in wil gaan.
De heer Van Haga (VVD):
Oké. Ik had begrepen dat het er nu op stond, maar goed, dan heb ik het alvast gezegd.
De voorzitter:
Dat is zeker zo. Meneer Van Helvert, CDA.
De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag een aantal punten aanstippen, allereerst de WTO.
Het lijkt erop dat de Verenigde Staten niet bewegen op het dossier. Ook de voorstellen
die door de EU zijn gepresenteerd, hebben nog niet tot verandering geleid aan de onderhandelingstafel.
Een aantal collega's sprak daar ook al over. Ik denk dat de agenda van de Verenigde
Staten in die zin vrij simpel lijkt: organisaties als de WTO buitenspel zetten. Ziet
de Minister beweging in het dossier? Hoe wordt daarover gedacht in de rest van Europa?
Wat zal onze inbreng zijn in de Raad in Europa? Hoe gaat het als het gaat om regels
van een ondergrens of als er een vangnet is, wanneer er bijvoorbeeld sprake zou zijn
van een no deal bij de brexit en er geen WTO-beroepslichaam actief is of zoiets dergelijks?
De brexit staat niet op de agenda. Op zich is dat vreemd, maar misschien ook niet.
Misschien kan de Minister uitleggen waarom dat niet op de agenda staat, want je zou
zeggen dat er wel gesproken kon worden over een draaiboek als alles te zeer blijft
vertragen. Ik kan me zomaar voorstellen dat iemand dat toch in een soort van rondvraag
– ik weet niet of die bestaat in de Raad – aan de orde brengt. Maar de voorzitter
zal mij vast corrigeren, omdat dat niet op de agenda staat.
De voorzitter:
U heeft het uitgesproken. Het is aan de Minister om te besluiten of zij daar nu of
op een later moment op ingaat.
De heer Van Helvert (CDA):
Ik heb vragen over een aantal handelsverdragen. Allereerst, naar aanleiding van de
verkiezingen in Brazilië: welke invloed heeft de nieuwe president op het Mercosur-verdrag?
Dat akkoord kon blijkbaar niet gesloten worden voor de verkiezingen. Als je naar de
nieuwe president luistert – tenminste, wat ik in de media heb meegekregen – is hij
niet echt heel enthousiast over multilaterale verbanden en internationale handelsakkoorden.
Kortom, heeft dit gevolgen? Wat zal de inzet van de EU zijn? Wanneer zal het verdrag
met Vietnam voorlopig in werking treden, zou ik ook willen vragen. Ik zou ook willen
vragen wanneer de Minister de ratificatiewet voor CETA in de Kamer verwacht te behandelen.
Ik wil ook het multilaterale investeringshof even bespreken. De EU streeft naar de
oprichting van het multilaterale investeringshof, maar hoe haalbaar is dit? Is er
ook wel interesse voor dit hof buiten Europa? Hoe schat de Minister dat in?
Dan een aantal overige zaken, voor de rondvraag in de Raad, zal ik maar zeggen. De
secundaire sancties van de VS tegen Iran staan ook niet op de agenda, maar ik zou
de Minister willen vragen om te proberen dat toch ergens erin te proppen, omdat die
nieuwe sancties volgende week op de agenda staan. Hoe is het Nederlandse bedrijfsleven
nu veiliggesteld van deze secundaire sancties? Volgens mij haalde collega Van Haga
dat ook al aan. Wij spraken vanuit onze fractie met het Nederlandse staalverwerkingsbedrijf
Van Merksteijn in Almelo. De gevolgen van het plafond in de vrijwaringsmaatregelen
treffen dit bedrijf en dat is een belangrijk bedrijf in die regio. Het is vast ook
niet het enige bedrijf dat daar problemen mee heeft. Ze hadden eigenlijk een grote
investering in Groningen gepland, maar ja, dat kan nu allemaal niet doorgaan. Kijk,
een kleine verandering daarin zou heel veel ruimte bieden aan zo'n bedrijf en wellicht
ook aan andere. Hoe staat de Minister daarin?
Tot slot, als ik nog een minuutje heb, zou ik toch ook een blik op China en de handel
met China willen werpen. We hebben de Minister-President hier onlangs op bezoek gehad
in een bijeenkomst van onze Kamer over de Raad Buitenlandse Zaken. We hebben het ministerie
opgeroepen om een visie te ontwikkelen over hoe we omgaan met China. Dat zou eigenlijk
juist iets zijn om vanuit Europa te doen. Ik heb in de Raad Buitenlandse Zaken aangegeven:
handel met China is prachtig, maar hoe zit het met mensenrechten? Geldt dat voor ons
ook? En ook met spionage in Nederland; we zien dat de Chinese overheid bijvoorbeeld
via Oeigoeren hier in Nederland heel duidelijk tracht te spioneren. We zagen gisteren
in dagblad Trouw staan dat Duitsland dat nu ook herkent. Staat dit ter discussie?
Want dit is echt een voorbeeld van een buitenlandse mogendheid, in dit geval China,
niet de minste, die op Nederlands grondgebied maar ook in andere Europese landen,
haar macht probeert uit te breiden op een oneigenlijke wijze. Dat lijkt me ook iets
om mee te nemen als we het hebben over handel, want het kan niet handel alleen zijn.
Het moet ook zijn: hoe gaan we met elkaar om en ook met onze mensen, en de mensen
die daar wonen?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Helvert. Tot slot is het woord aan mevrouw Van den Hul, Partij
van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Twee weken geleden vroeg ik tijdens het vragenuur aandacht
voor de zorgelijke situatie in Bangladesh, waar het baanbrekende Bangladesh Akkoord
dreigt te worden uitgezet. Ik had daarover toen een interessante uitwisseling met
de Minister. Er is in de jaren sinds de oprichting van dat Akkoord regelmatig door
voorgangers van ons in deze commissie over de voortgang gesproken. Die ging, mogen
we wel zeggen, met horten en stoten. Maar altijd is er vertrouwen geweest in de Bangladeshi
overheid en haar grootste nationale werkgeverskoepel. Op datzelfde vertrouwen zijn
ook afspraken onder het zogeheten Sustainability Compact gebaseerd, waar Nederland
via de EU aan verbonden is. In ruil voor het werken aan onder andere betere arbeidsomstandigheden,
waaronder ook vakbondsvrijheid, heeft Bangladesh nu al jaren lage tarieven voor de
export van onder meer textiel. Goed voor hun productie en aantrekkelijk voor onze
importerende kledingbedrijven. Maar, zoals ik al zei, dreigt dat Akkoord nu wegens
een uitspraak van het Bangladeshi hooggerechtshof het land te worden uitgezet. Een
zeer zorgelijke situatie, want de overheid in Bangladesh heeft haar eigen arbeidsinspectie
nog lang niet op orde. Nog steeds werken miljoenen mensen in onveilige fabrieken aan
onze kleding.
Ik dank de Minister voor het delen van haar acties tot nu toe om het Bangladesh Akkoord
het werk te laten afmaken in Bangladesh. Ook dank ik haar voor de beantwoording van
de schriftelijke vragen, waar de heer Alkaya van de SP al naar verwees. We zijn blij
te lezen dat er zowel vanuit de ambassadeurs en overheden als vanuit het Nederlandse
bedrijfsleven een brief uitgaat. Dat is heel belangrijk, wat ons betreft. Is er, vraag
ik aan de Minister, al een reactie gekomen op deze brieven, formeel dan wel informeel.
Weet de Minister ook wanneer die officiële brief vanuit het textielconvenant naar
Bangladesh uitgaat? We hebben de eerste reactie online gezien, maar komt er ook nog
een formele brief? Heeft de Minister ook contact gehad via haar Europese collega's
over het stimuleren van de grotere Europese textielmerken om een gezamenlijk statement
af te geven? Dan kun je bijvoorbeeld denken aan de H&M's, de Inditex's en de Primarks.
Is de Minister bereid dit alsnog te doen? Komt het onderwerp wellicht nog ter sprake
tijdens de RBZ/Handel?
We zijn blij te lezen dat de Minister gister heeft gesproken met de Bangladeshi foreign
secretary Shahidul Haque. Is er al iets te zeggen over de stand van zaken vanuit de
Bangladeshi overheid op dit moment? Hoe groot acht de Minister de kans dat zij daadwerkelijk
juridische stappen zullen gaan zetten om de uitspraak van het gerechtshof teniet te
doen dan wel terzijde te schuiven?
Nederland steunt al jaren het ILO-programma dat gericht is op versterking van de arbeidsinspectie,
inclusief inspecties van fabrieken die niet onder het Akkoord vallen, en het opzetten
van de zogenaamde Remediation Coordination Cell, de RCC. Kan de Minister nog eens
aangeven wat de resultaten tot nu toe zijn en hoeveel inspecteurs er daadwerkelijk
zijn opgeleid?
Het Akkoord is met de overheid van Bangladesh overeengekomen dat het nog tot oktober
2020 nodig heeft om zijn inspectiewerk, inclusief bevordering van vakbondsvrijheid
sinds afgelopen mei, volwaardig te kunnen overdragen aan de Bangladeshi overheid.
Precies deze overdrachtsperiode staat nu op de tocht. Hoe realistisch acht de Minister
de kans dat de Bangladeshi overheid al vanaf 30 november, de datum dat het Akkoord
moet vertrekken volgens de uitspraak van het hooggerechtshof, haar arbeidsinspectiedienst
op orde heeft?
Ondertussen loopt het ILO-programma door tot 2023. We horen graag of een eventueel
vertrek van dat Akkoord ook gevolgen heeft voor dit programma. Wordt het opzetten
van de RCC niet bemoeilijkt als het Akkoord, dat op zijn beurt ook bijdraagt aan de
RCC, vroegtijdig moet vertrekken? Overweegt de Minister het ILO-programma dan te versterken,
bijvoorbeeld ook naar die vakbondsvrijheid?
Dan nog even op dat punt; dat is misschien wel het heetste hangijzer. Dat geeft de
Minister ook aan in de beantwoording. Dat zou weerstand hebben opgeroepen bij de Bangladeshi
overheid. Zij zouden het een taak vinden van de ILO. Ik zou de Minister willen vragen
in hoeverre zij acht dat de ILO er voldoende in slaagt om die vakbondsvrijheid te
bevorderen. Wat zegt deze weerstand over de mate waarin Bangladesh het belang van
vakbondsvrijheid erkent? Heeft de Minister er vertrouwen in dat die vakbondsvrijheid
ook daadwerkelijk op die agenda staat? Zo nee, welke consequenties moeten we daar
dan volgens de Minister aan verbinden? De Minister wijst, wat ons betreft terecht
ook, op de verantwoordelijkheid van bedrijven en de OESO-richtlijnen in dit verband.
Wij horen heel graag hoe de Minister denkt die verantwoordelijkheid te kunnen gaan
controleren, ook bij bedrijven die niet deelnemen aan dat imvo-convenant, zeg ik er
maar vast bij.
We hopen allemaal op een goede afloop. Maar stel nou, stel nou onverhoopt dat het
30 november is en dat die overheid in Bangladesh toch voet bij stuk houdt en het Akkoord
daadwerkelijk wordt ontmanteld. Wat zijn dan de consequenties? Kan de Minister iets
zeggen over plan B? Want wat ons betreft kan het uitzetten van het Akkoord op zo'n
moment niet zonder consequenties blijven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, mevrouw Van den Hul. Dan gaan we nu pauzeren tot vijf voor zes. Dan gaan
we luisteren naar het antwoord van de Minister.
De vergadering wordt van 17.45 uur tot 17.58 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik vraag u uw plaatsen weer in te nemen. Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Kaag:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de leden voor de pertinente vragen of suggesties.
Ik wil aan het begin stellen dat sommige van de gestelde vragen waarschijnlijk dieper
en breder aan de orde zullen komen in een aantal van de AO's die nog komen in de komende
twee weken. In het AO over imvo zullen de vragen over de UN Guiding Principles on
Business and Human Rights aan de orde komen. Dat geldt ook voor het Bangladesh Akkoord
en de vragen over palmolie van de heer Alkaya in het bijzonder. Er is ook een AO op
15 november over handel en investeringsverdragen. Daarin komt de modeltekst voor investeringsverdragen
inderdaad uitgebreid aan de orde, en natuurlijk ook de handelsbrief die onlangs is
gedeeld met deze Kamer. Een aantal elementen over Iran en special purpose vehicles
komen aan de orde in het AO op 22 november over het wapenexportbeleid. Dat verlet
niet dat ik graag kort inga op een aantal van de vragen die gesteld zijn, maar een
breder overleg is dus misschien meer aan de orde in de AO's die nog moeten komen.
Ik heb geen redeneerlijn, meneer de voorzitter. Ik wil gewoon kort de vragen van de
verschillende leden beantwoorden die onder het kopje WTO vallen. Dan wil ik ingaan
op een aantal handelsverdragen of discussies over mogelijke handelsverdragen, bijvoorbeeld
tussen de EU en de VS en de aanname van een voorportaal. Daarna zal ik ingaan op alle
overige elementen die aan de orde zijn gekomen.
Ik begin met het kopje WTO. Zoals de leden waarschijnlijk weten, heeft de EU een aantal
voorstellen gedaan om het Appellate Body nieuw leven in te blazen en natuurlijk ook
om een totale blokkade te voorkomen. Er zijn twee specifieke elementen die de EU heeft
voorgelegd aan de Amerikanen in het bijzonder. Het ene is om de huidige praktijk en
procedureregels anders te verankeren in wat men Dispute Settlement Understanding noemt.
Ik kan eerlijk gezegd niet zeggen wat dat gaat doen. Mijns inziens is het een dialoog
om tot een dialoog te komen om het geschillenbeslechtingsmechanisme opnieuw te laten
functioneren. Door een aantal mensen wordt wel steeds meer erkend dat de Amerikaanse
klacht over het functioneren van dat mechanisme eigenlijk al heel oud is. Het is zeker
niet opgekomen met de regering-Trump, maar dateert al van een veel langere periode.
Steeds meer lidstaten beginnen te erkennen dat er toch wel een soort status aparte
is ontstaan voor het Appellate Body. Er zijn dus steeds meer landen die geïnteresseerd
zijn om te kijken hoe het beter kan functioneren. Andere voorstellen zijn om te kijken
of er jaarlijks overleg kan zijn met het Appellate Body om het Appellate Body weer
een beetje bij de praktijk van de WTO te halen en het apolitieke karakter van het
mechanisme zelf te beschermen. Ik kom hier graag in een latere ronde op terug, niet
vandaag dus, maar als we meer details en inzicht in het overleg hebben.
Ik wil meteen door naar de vragen en opmerkingen van de heer Van Haga over de sancties.
Er zijn inderdaad verschillen. Zoals u weet, zijn de notificaties van de WTO-leden
natuurlijk belangrijk om geïnformeerd te kunnen praten over de beleidsmaatregelen
die effect hebben op handel. Zo kunnen er misstanden worden opgelost voor ze een geschil
worden. Maar de sancties waarvan op dit moment sprake is, zijn gemaakt op basis van
een gezamenlijk voorstel van de EU, de VS en Japan. Ze kunnen worden opgelegd als
landen zich herhaaldelijk niet aan hun notificatieverplichting houden. Dit staat helemaal
los van het WTO-geschillenbeslechtingsmechanisme. Ik deel de zorg van de heer Van
Haga, en van alle leden van de commissie, dat het geschillenbeslechtingsmechanisme
wel weer moet gaan functioneren voor de WTO om de relevantie te behouden. Het zijn
dus twee aparte zaken, maar ze raken elkaar op een bepaalde manier misschien wel.
De sancties zelf zien wij niet als boterzacht, maar meer als iets van het multilaterale
stelsel. Alles is relatief. Het is een versterking van de handhaving van de verplichtingen
waaraan leden gebonden zijn. Het is een eerste en sterke stap dat je überhaupt sancties
kan opleggen; dat komt niet vaak voor, zeker niet buiten het kader van de Veiligheidsraad.
Het is dus een ander verhaal. Ik begrijp de vraag van de heer Van Haga, maar in het
kader van de WTO is het een verbetering en een aanscherping.
De heer Alkaya vroeg twee dingen. Wat wordt er besproken in de WTO-werkgroep EU-China?
Is daar een verslag van en hoeveel werkgroepen zijn er? Het is op dit moment een informele
werkgroep. Er wordt inderdaad met China gesproken over moderniseringsvoorstellen.
Zoals u weet, kijken we op dit moment heel erg naar wat de VS gaan doen binnen WTO-verband.
Heel veel van de grote vraagstukken zijn natuurlijk gerelateerd aan China: de geblokkeerde
ronde van vorig jaar in feite en de vraag hoe we überhaupt verder moeten met de WTO.
De G60 en China hebben natuurlijk ook een heel belangrijke stem en rol. Twee dingen
zijn hieruit voortgekomen. Er is eensgezindheid in het belang van het Appellate Body.
Ik denk dat er ook een soort gesprek is met de Chinezen om te kijken of China zich
kan vinden in de voorstellen die door de EU richting de VS zijn gedaan, maar dat is
een informeel gesprek op dit moment en er is ook nog geen officieel verslag van. Omdat
het informeel is, vormt de werkgroep op zich ook niet een formeel onderdeel van de
WTO. Het is dus een gesprekskader. Hoeveel andere informele werkgroepen er zijn, weet
ik niet. Ik wil dat graag laten uitzoeken, maar ze zijn informeel dus dat wordt een
inschatting. Op de vraag hoeveel formele werkgroepen er zijn, kom ik graag in een
andere fase terug, al naar gelang het thema en het belang. Er zullen er vast heel
veel zijn, gelet op de thema's en de belangen die nog steeds leven in het WTO-kader.
Daarmee rond ik het kopje WTO af, voorzitter.
Ik ga door naar het kopje handelsverdragen. Er zijn inderdaad terechte zorgen uitgesproken
over de mogelijke consequenties van de Braziliaanse verkiezingen. Het is nog vroeg,
zeg ik optimistisch. De geluiden zijn op alle fronten zorgwekkend. Ik denk dat velen
van ons zullen delen dat dit geldt voor veel van de uitspraken op veel terreinen.
We kunnen echter nog geen inschatting maken van wat dat beleidsmatig onmiddellijk
betekent voor Mercosur of andere bilaterale betrekkingen, maar ik ga dit thema wel
benoemen en opnemen in de Raad van volgende week vrijdag 9 november. Het komt namelijk
ook terug bij de EU als waardegemeenschap, die dat ook in handelsverdragen mee moet
nemen. Ik zal zeer geïnteresseerd zijn in de mening van anderen, maar wij zullen ook
een verwachting uitspreken richting de Commissie. Verder kan ik eerlijk gezegd nog
geen diepgaande analyse geven, want die is nog niet beschikbaar. Daar is het nog te
vroeg voor, maar we delen dezelfde signalen.
De heer Bouali vroeg naar de relatie EU-VS en naar hoe we de woorden – ik ken deze
specifieke woorden niet – van Ross en Lighthizer moeten wegen. Hij doelt waarschijnlijk
ook op de toestemming die door de VS-regering aan het Congres gevraagd is om mogelijkerwijs
in onderhandeling te mogen treden met de EU, Japan en het VK over een handelsakkoord.
Aan de ene kant moeten we dit lezen als een procesmatige stap. De VS willen klaar
zijn mochten zij in onderhandelingen gaan treden. Het is dus een agentschap dat opgericht
moet worden. Dat wil van de kant van de EU helemaal niet zeggen dat er nu een mandaat
of een politiek besluit is om opeens weer over een handelsakkoord te gaan spreken
met de VS. Wij zijn nog steeds in de fase met Cecilia Malmström en de werkgroep die
aan het praten is met de VS over hoe we op basis van de vier thema's eventueel verder
kunnen komen. Het zijn verschillende signalen, denk ik. Misschien is het zo dat de
VS willen aangeven dat ze met de EU weer over een handelsakkoord willen gaan praten,
maar daar is informeel of formeel nog absoluut niet over gesproken.
De heer Bouali vroeg ook naar hoe we omgaan met palmolie en naar de onderhandelingen
met Indonesië. De onderhandelingen zelf zijn nog in een vroeg stadium, zoals u weet.
Eerlijk gezegd kunnen we nog niet specifiek de verduurzaming van de handel in agroproducten
benoemen, waaronder palmolie valt, maar het wordt natuurlijk wel een belangrijk onderdeel
van het duurzaamheidshoofdstuk. Veel landen, lidstaten, hebben bilateraal allerlei
programma's, projecten en intenties wat betreft Indonesië. Het zal een gevoelig onderwerp
worden in de onderhandelingen. Wij willen inderdaad een ambitieus duurzaamheidshoofdstuk
zien in het hele proces en wij zullen ons steentje daaraan bijdragen. We willen natuurlijk
ook vooral kijken naar de grondoorzaken van ontbossing. We kunnen wel praten over
verduurzaming, maar als we niet naar de grondoorzaken van ontbossing en naar sociaal-economische
armoede kijken, dan zullen we niet zo veel bereiken. We doen veel zelf op het gebied
van technische assistentie, zoals u weet, en zullen kijken of er extra technische
assistentie in dit proces nodig is.
De voorzitter:
Sorry, voordat u verdergaat is er een vraag van de heer Bouali. Nee, toch niet. Minister,
gaat u verder.
Minister Kaag:
Dan is er een vraag van de heer Van Helvert over de stand van zaken rond het handelsakkoord
tussen de EU en Vietnam. Wat betreft het proces: de ondertekening van het akkoord
zelf vindt plaats wanneer de Raad hiermee instemt. Op dit moment is het wachten op
de vertalingen. Na ondertekening door beide verdragspartijen zal het Europees Parlement
beide akkoorden idealiter goedkeuren. Dan pas treedt natuurlijk het handelsakkoord
in werking. Bij het investeringsakkoord is er altijd nog een rol voor de nationale
parlementen. Die moeten dat eerst goedkeuren voordat het in werking kan treden.
De heer Van Helvert stelde ook de hele terechte vraag wanneer het CETA in de Kamer
komt. Op dit moment ligt dat nog steeds bij de Raad van State. Onze inschatting is
dat het nog een paar maanden daar is voor studie en beraad. Onze hoop is dat het dan
richting Kamer komt, maar ik durf daar eerlijk gezegd geen harde deadline voor te
noemen.
Meneer de voorzitter, dan wil ik graag doorgaan met alle andere vragen, suggesties
en opmerkingen. Ik kom in dit kader ook weer terug op Bangladesh.
Eerst de Dual-useverordening. De Commissie heeft die inderdaad al een tijd geleden
gepresenteerd, in 2016. Het is ook een vraag van de heer Bouali. Wanneer verwachten
wij dat de Raad met een standpunt komt? Twee dingen. U heeft inderdaad gelezen en
gehoord dat het merendeel van de lidstaten akkoord is. Twee lidstaten zijn zeer terughoudend
en hebben hun reserves. Het grote discussiepunt blijkt nog steeds het uitbreiden van
de reikwijdte van de verordening naar de controle op cyber surveillance technology
in het kader van de mensenrechtenschendingen. Hier is de tweedeling in de Raad zichtbaar.
Wij blijven ons hiervoor inzetten. Ik heb ook een delegatie op hoog ambtelijk niveau
gestuurd naar de twee landen die nog steeds niet akkoord willen gaan. Dat doen wij
niet omdat wij hierin bilateraal per se de voortrekker moeten zijn, maar het is belangrijk.
Wij voeren daar ook gesprekken en overleg over. Wij verwachten ook dat tijdens deze
Raadszitting Commissaris Malmström een oproep zal doen tot snelle besluitvorming en
dat de onderhandelingen met het Europees Parlement kunnen worden gestart. Wij zullen
dit zeker steunen en wij hopen dat er voldoende garanties zijn gegeven voor de twee
lidstaten om hun schroom opzij te kunnen zetten. Er zijn natuurlijk legitieme vragen
van hun kant.
Dan dual-use zelf. Ik kan alleen nog maar bevestigen dat het parlement hierna ook
snel wil beginnen met de onderhandelingen, natuurlijk ook met het oog op de verkiezingen
in Brussel.
Dan, meneer de voorzitter, is er nog een vraag van D66. Kan er per brief informatie
komen over de geplande handelsmissie naar Colombia? Dat is geen handelsmissie, maar
een missie, die ook een component handel heeft. Het is een missie van de Minister-President.
De missie heeft ook een politieke component, over het vredesproces en de bilaterale
dialoog. Zoals bij alle missies worden er op het juiste moment ook kwesties rond mensenrechtenthema's
benoemd. De missie heeft ook een handelscomponent. De Minister van Landbouw en een
andere vakminister – het ontgaat me even welke – gaan ook mee naar Colombia. Ikzelf
kan helaas niet, want ik heb de grote eer en plezier om hier met u de begrotingsbehandeling
te doen. Daarom ga ik niet mee naar Colombia.
Dan is er een vraag van de heer Alkaya. Wat is het handelsperspectief als een bedrijf
zich niet houdt aan de OESO-richtlijnen? Over de details wil ik graag weer met u in
gesprek tijdens het AO imvo, maar in het kort denk ik dat er heel veel politieke en
praktische aanknopingspunten zijn. Mocht het zo zijn dat een bedrijf zich bewezen
niet houdt aan de OESO-richtlijnen, dan is het in eerste instantie aan de orde om
een gesprek te voeren. Zijn ze onderdeel van een convenant, dan is het ook aan de
convenantpartners. Als een bedrijf op handelsmissie wil, is er sowieso een verwachting
en een verplichting voor dat bedrijf om zich weer te committeren aan de OESO-richtlijnen.
Mocht blijken dat dit niet het geval is, dan zijn er heel veel weegmomenten. Ik denk
dat er heel veel praktische momenten zijn. Natuurlijk is er ook het gebruik van het
klachtenmechanisme via het Nationaal Contactpunt. Ik begrijp de zorg die de heer Alkaya
misschien via deze vraag uitdrukt, namelijk dat vrijwilligheid te vrijblijvend is,
als ik de vraag zo mag interpreteren. Dat is inderdaad altijd een punt van zorg. Ik
denk dat we daar scherp in moeten zijn. Ik denk dat het wel heel goed is dat er door
continue rapportage, of het nu in de media is, vanuit het maatschappelijk middenveld
of individueel, steeds meer een normatieve verplichting wordt opgelegd aan bedrijven
om zich vrijwillig te houden aan de richtlijnen. Is het hard en vast? Nee.
De heer Alkaya (SP):
Ik heb de eer gehad om hierover al verschillende keren met de Minister van gedachten
te wisselen. Wij zullen het nooit echt helemaal eens worden op dit punt, denk ik.
Het bredere gesprek zullen we inderdaad over twee weken weer voeren. De reden waarom
ik er vandaag specifiek naar vraag, is dat er – uit mijn hoofd – een maand of vijf,
zes geleden een schikking is getroffen omdat een internationaal samenwerkingsverband
van vakbonden op basis van het Bangladesh Akkoord had gezegd: deze en deze fabrieken
zijn niet op orde en deze en deze internationaal opererende bedrijven moeten dus investeren
om de veiligheid op orde te brengen. Daar is toen een schikking voor getroffen van
– uit mijn hoofd – 3 of 4 miljoen. Maar het gaat om de wat hardere kant die het Bangladesh
Akkoord had, want de schikking is getroffen op basis van het Bangladesh Akkoord, dat
nu dreigt weg te vallen. Wat is straks nog de mogelijkheid om dit soort bedrijven
te dwingen om te investeren in de veiligheid in de fabrieken? Is dat echt alleen maar
de softe kant van de OESO-richtlijnen en moeten we dan vertrouwen op de vrijwilligheid
en de vrijblijvendheid? Of blijft het Bangladesh Akkoord, ondanks dat de inspecteurs
het land uitgezet worden, toch een bepaalde hardheid behouden richting internationaal
opererende textielbedrijven?
Minister Kaag:
Dan is mij inderdaad een belangrijk punt van de vraag van de heer Alkaya ontschoten.
Ik had niet direct door dat het specifiek om het Bangladesh Akkoord ging. Ik wil dit
graag meenemen in mijn beantwoording van de vragen over het Bangladesh Akkoord in
zijn totaliteit, als dat kan. We krijgen ook nog een AO waarin dit aan de orde komt,
maar er zijn een aantal belangrijke punten. Ik kom er over een paar minuten op terug.
Dan de Europese Investeringstoets. Daarover stelden zowel de heer Van Haga als de
heer Alkaya een vraag. Hoe staat het met de onderhandelingen in eerste instantie over
de EU-verordening? Zoals u weet is de triloog over de voorgestelde verordening nog
aan de gang. Wij zetten ons actief in, en dat zullen we blijven doen, om initiële
zorgen omtrent de verordening in de Raadspositie te adresseren. Tot nu toe loopt dat
goed. De lidstaatbevoegdheid op nationale veiligheid is expliciet gewaarborgd. Ik
denk dat dat heel belangrijk blijft. En vertrouwelijke informatie – het gaat over
een informatie-uitwisselingsmechanisme – zal moeten worden beschermd. We controleren
het voorstel ook op veiligheid en openbare orde, allemaal nationale soevereine kwesties.
Het gaat natuurlijk uiteindelijk ook om gevoelige bedrijfsinformatie. We willen er
ook voor zorgen dat de verordening niet misbruikt kan worden, direct of indirect,
om een economisch protectionistisch doel na te jagen. We zullen het eindvoorstel dan
ook kritisch tegen het licht houden. Ik denk dat we misschien vanuit verschillende
wegingen op hetzelfde punt uitkomen. Het belang is inderdaad Nederland, het Nederlandse
bedrijfsleven, en de bescherming van de kritische economische infrastructuur die we
hebben. We trekken heel nauw samen op met EZK, ook op andere terreinen, bijvoorbeeld
de bescherming van de economische infrastructuur in Nederland tegen vijandige overnames
of diefstal van technologie en de gevoeligheden die we hebben, vooral als je kijkt
naar een aantal hele grote lidstaten.
Dan een vraag van de heer Van Haga over de staalquota bij een bepaalde fabriek. U
heeft het niet genoemd, maar ik weet over welk bedrijf u het misschien in het bijzonder
heeft. De signalen hebben ons ook bereikt, al een tijdje geleden. Wij zijn ook in
gesprek geweest; vandaag hebben ambtenaren van het ministerie nog contact gehad. De
Commissie komt met een voorstel voor definitieve vrijwaringsmaatregelen. Ik ga dit
zeker ook weer bij Commissaris Malmström benoemen. Elk land heeft een aantal bedrijven
of sectoren die heel gevoelig zijn en die nu de dupe dreigen te worden van een onnodige
en nutteloze handelsconflictueuze situatie. We moeten de EU-markt natuurlijk voldoende
blijven beschermen, maar we moeten ook zorgen dat bedrijven op een rechtmatige manier,
zoals ze dat doen en hebben gedaan, toegang blijven houden tot de markt en natuurlijk
tot de nodige grondstoffen. Want het is een export maar ook een import van de juiste
middelen. We nemen dit dus op en ik zal ook zeker een aantal casussen die we kennen
hierbij benoemen. U zult dit ook in onze verslaggeving terugvinden, zonder dat we
bedrijven noemen.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (VVD):
Dank voor deze toezegging. Ik mis alleen nog het tijdpad.
Minister Kaag:
Het tijdpad is volgende week. Ik zal het tijdens de Raad doen, als ik de Commissaris
zie. Pardon, 9 november. Want de tijd dringt; dat besef ik ook.
De voorzitter:
Gaat u verder, Minister.
Minister Kaag:
Dan is er een vraag van de heer Van Haga waarom de modeltekst goed is voor het mkb.
Ik dank de heer Van Haga ook voor zijn referentie aan inclusiviteit en duurzaamheid.
In een eerdere ronde hebben we daar een interessant gesprek over gehad. Het bredere
verhaal over de modeltekst zal tot zijn recht komen tijdens het AO van november, maar
onze inschatting is dat de modeltekst juist ook voor het mkb grotere mogelijkheden
zal bieden om klachten in te dienen. Dat is heel belangrijk, want op dit moment kan
het mkb daarbij minder zijn weg vinden. Er wordt ook een maximering gegeven van de
tarieven voor aanbieders en ruimte voor alternatieven voor geschillenbeslechting.
Op dit moment klinkt dat heel theoretisch. Als je een niet zo grote mkb'er bent, kan
ik me voorstellen dat je denkt: dit is wel heel ver van mijn bed; ik wil gewoon handel
drijven en in de markt floreren. Maar de modeltekst zal ook nuttig zijn voor het mkb.
Ik kom er graag meer in detail op terug tijdens het AO.
Dan is er een vraag van de heer Bouali over de EU-verordening over bilaterale vrijwaringsmaatregelen.
Dit is al eerder uitgebreid aan de orde gekomen in een BNC-fiche van 1 juni. Daar
is alle informatie in gedeeld. Ook in vorige AO's hebben we hierover gesproken. Mijn
suggestie zou zijn, meneer de voorzitter, dat er een technische briefing kan worden
georganiseerd mocht daar behoefte aan zijn. Dat lijkt me een goede manier voor een
gesprek. De juiste ambtenaren zullen dan graag verdere informatie delen. Natuurlijk
kunnen bij het ministerie ook alle achtergrondstukken worden gelezen. Die zullen uiteraard
op afspraak beschikbaar worden gesteld.
Dan een goede vraag van de heer Van Helvert, namelijk waarom brexit niet op de agenda
staat. Dat is EU-wijd een politieke keuze, omdat we nog steeds aan het onderhandelen
zijn over het uittredingsakkoord. Het is dus nog te vroeg, maar ik begrijp de zorg:
als het moment daar is, zijn we dan ook klaar om meteen te gaan praten over het verdere
kader? Maar op dit moment, nu we het uittredingsakkoord en alle voorwaarden daarbij
niet kennen, is het heel lastig om al te bedenken wat voor handelsakkoord men zou
sluiten. Maar er wordt door de Commissie heel veel achterkamerwerk verricht. Dat is
alleen nog niet publiek. Zoals u weet, zitten onze Britse collega's ook nog steeds
aan tafel bij alle Raden, informeel en formeel. Het is dus lastig om te kijken wat
het beste handelsakkoord zou kunnen zijn met de gewaardeerde Britse collega's erbij.
De heer Van Helvert heeft ook nog een vraag gesteld over het draagvlak in de EU voor
het multilateraal investeringshof. Binnen de EU is er een consensus vastgesteld. Ik
kan nog niet helemaal inschatten hoe dat zit in de wereld daarbuiten. Het is al een
hele weg geweest om binnen de EU consensus te krijgen. Op een later moment kom ik
hier graag op terug, als het aan de orde is.
Ik hoop dat ik daarmee het merendeel... O nee, Bangladesh, de grote hamvraag, excuus.
Het stond er niet op omdat ik het niet echt nodig heb om nog even naar mijn aantekeningen
te kijken. Mevrouw Van den Hul heeft heel veel vragen gesteld. De heer Alkaya stelde
ook een vraag. Ik wil het volgende voorstellen. We hebben goede gesprekken gehad met
Foreign Secretary Haque. Die heeft inderdaad bevestigd dat er van regeringszijde een
zorg wordt gedeeld. Hij heeft zichzelf gecommitteerd om in gesprek te gaan. Maandag,
na aankomst, zetten wij dit voort. Hij gaat alle partijen in Bangladesh bij elkaar
halen. Ik kreeg in mijn gesprek geen duidelijk antwoord op de vraag wat de regering
kan doen om deze uitspraak van het hof in een ander parcours te krijgen. Er is duidelijk
wel een grotere inzet van de regering dan wij eerder hadden ingeschat. Er is nog geen
antwoord gekomen. Het was niet helemaal zo gepland, maar ik ga wel mijn reis juist
ten grote dele benutten om in gesprek te gaan met alle partijen, om het belang te
benadrukken en om onze verwachting duidelijk te stellen. Ik wil nog niet anticiperen
op wat onze reactie zal zijn mocht het akkoord inderdaad op 30 november tot een einde
komen, maar ik denk wel dat onze reactie scherp en helder moet zijn, want we hebben
hierop ingezet vanwege een acute situatie. Het verbeteringstraject is nog niet afgerond.
Het transitieplan dat is voorgelegd, is denk ik goed, zelfs al komen de partijen uit
een conflictsituatie. Dit is een mooie oplossing. Er zijn nog verbeteringen aan te
brengen om verantwoordelijkheden te garanderen. Wij zien ook een grote rol voor de
ILO. Dat is uiteindelijk de geschikte organisatie, ook op het gebied van capaciteitsversterking
en arbeidsrechten. Het recht op vakbond en het recht op vereniging moet gegarandeerd
worden. Ik wil er niet op voortuitlopen of we nu al gaan besluiten om nog meer steun
aan de ILO te geven. Mijn inzet is op dit moment nog dat het transitieakkoord wordt
aanvaard en dat we verder op versterking kunnen inzetten.
Dan kom ik ook terug op de vraag van de heer Alkaya. Ik ben het met u eens dat dit
een mooie basis was, een kader waaraan iedereen werd gehouden. Het was een extra stapje
boven op de vrijwilligheid van de OESO-richtlijnen. Het is dus heel zorgwekkend. Maar
we hebben ook een textielconvenant. We moeten vanuit het convenant Europees en met
de grotere bedrijven een oproep doen, want de stem van de markt kan heel krachtig
zijn. Maar na mijn bezoek aan Bangladesh wil ik op basis van de gesprekken en inzichten
die ik daar zal verwerven nog een aantal stappen ondernemen. Ik wil ook nog spreken
met een aantal van de convenantpartners. Zoals u weet, ben ik onlangs op bezoek geweest,
ook voor mijn eigen informatie en educatie, bij Zeeman, een convenantpartner die heel
belangrijk is voor dit akkoord en Bangladesh, om te kijken wat we verder nog kunnen
doen. Ik denk eerlijk gezegd dat de stem van de markt heel belangrijk zal zijn. Dat
moeten we ook benoemen, ook tijdens het bezoek aan Bangladesh. Maar ik wil in het
AO graag terugkomen op de eventuele vervolgstappen. Op dit moment is de hele inzet
dat het akkoord in stand blijft.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik ben blij om te horen dat de Minister haar bezoek gaat aangrijpen om dit te agenderen.
Toch is mijn zorg nog niet weggenomen. Misschien ben ik te pessimistisch over de rol
van de bedrijven, maar we zien dat niet alle bedrijven zijn aangesloten bij het convenant.
Dat is al een punt van aandacht: wat doen we met de bedrijven die geen convenantpartner
zijn? We zien ook dat een groot deel van de bedrijven zich überhaupt niet committeert
aan de OESO-richtlijnen. Daarover hebben we het al eerder gehad. Dat is überhaupt
work in progress. En dan hebben we ook nog een keer de factor van de Bengalese overheid,
die weerstand toont; laat ik het zo formuleren. In dat speelveld is er wat mij betreft
wel reden voor zorg. Ik zou de Minister dus toch graag willen vragen wat volgens haar
de scenario's zijn als het toch niet tot uitvoering van het transitieakkoord kan komen.
Dat liep uiteindelijk tot 2020, zoals ik net al zei. Wat is dan plan B? Daar zou ik
de Minister graag al iets meer over willen horen zeggen, als dat mogelijk is.
Minister Kaag:
Weet u, ik heb mijn hele leven met complexe situaties gewerkt. Dit is niet anders.
Maar ik heb ook geleerd dat ik eerst nog even op het terrein moet zijn en met iedereen
gesproken moet hebben. Dan zijn scenario B en C relevanter. Ik begrijp de vraag helemaal.
We kunnen ook een aantal stappen voorzien. Sowieso moeten we weer met alle bedrijven
in gesprek. We moeten een beroep doen op bedrijven die investeren in die markt, een
oproep doen over wat wij van hen verwachten en benoemen wat de OESO-richtlijnen zijn.
Convenantpartners hebben een heel belangrijke rol te spelen.
Ik wil dit ook als voorbeeld benoemen bij de Europese Raad. Dat kan onder «any other
business». We kunnen zeggen: dit is een voorbeeld waarbij we internationale afspraken
maken. We spreken over duurzaamheid, mensenrechten, een leefbaar loon et cetera. We
hebben een goede praktijk in Bangladesh. Een besluit van de Hoge Raad geeft aan dat
het akkoord voortijdig kan worden afgebouwd. Wij vinden dat heel ongelukkig, niet
terecht en zorgelijk. Hoe treden we in dit soort situaties ook samen op als lidstaten?
Dat gebeurt al vanuit Dhaka, maar we kunnen dat natuurlijk ook op een hoger niveau
doen. Al die diplomatieke en politieke escalatiemaatregelen hebben we dus, maar om
nu te zeggen: hier is nu het plan... Ik ga er nog steeds van uit dat we wel iets kunnen
bereiken. Dat is de eerste inzet.
En plan B: dat is eerlijk gezegd bijna het makkelijkst. Plan A bereiken vergt nu alle
aandacht. We moeten ook kijken of we vervolgstappen met anderen kunnen zetten. Daarbij
moeten we ook kijken naar wat bedrijven zelf denken, want de meeste bedrijven, die
wel onderdeel zijn van het convenant, willen natuurlijk wel dat alles op orde is in
zo'n fabriek. Het hoeft dus niet allemaal van het akkoord af te hangen. Wij kunnen
bijvoorbeeld een oproep doen aan bedrijven en zeggen: wij verwachten dat jullie binnen
jullie kader, zoals een aantal bedrijven doen, wel de zaken op orde hebben. Dat hoeft
niet van het akkoord af te hangen. Uiteindelijk willen we natuurlijk dat dit sowieso
gebeurt. Er zijn een aantal maatregelen en verwachtingen die benoemd kunnen worden,
waarvoor ik me persoonlijk zal inzetten. We zullen het convenant gebruiken, maar ook
in gesprek gaan met grote bedrijven om aan te geven wat óns verwachtingspatroon is.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Goed om te horen dat de Minister dat punt zeker wil agenderen in het gesprek met haar
Europese collega's. Ik vroeg net ook of zij wellicht kans ziet om ook grote Europese,
niet-Nederlandse bedrijven in de textielsector die wel degelijk een grote speler zijn
in Bangladesh, met haar Europese collega's aan te spreken op hun verantwoordelijkheid.
Ik noemde net een aantal voorbeelden van merken. Is dat iets wat zij ook als mogelijkheid
ziet?
Minister Kaag:
Ik hoop dat ik dat net benoemde. Ik had het over een casus in de Europese Raad en
over maatschappelijk verantwoord ondernemen. We hadden gisteren een event met eerste
vicepresident Timmermans in Brussel om juist te laten zien hoe we alleen in Europees
verband van imvo een veel groter succes kunnen maken. Bangladesh is daarvan een mooi
voorbeeld. In de Raad kan ik dan mijn collega's vragen om hún nationale bedrijven
– ze werken vaak grensoverschrijdend, ook in Europa – zorgvuldig te bekijken. De tijd
dringt namelijk. Het mooie is natuurlijk dat de EU zich ook al heeft ingezet in Dhaka.
De logica is dat we het naar een hoger politiek niveau escaleren, en daar zijn vervolgstappen
aan verbonden. Het is dus «ja», maar ik ben niet de vertegenwoordiger van Nederland
die alle Europese bedrijven gaat oproepen. Daar gebruik ik de Raad en mijn collega's
voor. Ik doe een beroep op hun verantwoordelijkheid.
De voorzitter:
U bent aan het eind van uw betoog gekomen, Minister?
Minister Kaag:
Ja.
De voorzitter:
Dank u zeer. Is er behoefte aan een tweede termijn?
De heer Bouali (D66):
Geen tweede termijn, maar een korte vraag. Had ik de Minister nu goed gehoord dat
ze wat de handelsmissie betreft, die toch wel flink is en allerlei onderwerpen beslaat,
toezegt om de Kamer daarover te informeren via een brief over de brede inzet?
Minister Kaag:
Het is natuurlijk een brief van de Minister-President met een integrale opzet. Het
begon als een meer politieke missie, het is daarna een handelsmissie geworden en daarna
zijn er andere elementen bij gekomen. Ik denk dat over dit soort missies via de gebruikelijke
kanalen wordt gerapporteerd. Ik zie geen uitzonderingspositie voor Colombia. De gebruikelijke
rapportage zal plaatsvinden. Maar het is een missie van de Minister-President, waarbij
andere Ministers zich aansluiten.
De voorzitter:
Hebben anderen nog een korte vraag?
De heer Alkaya (SP):
Een kort ordevoorstel. Normaal doen we de toezeggingen aan het eind, maar ik zou graag
goed scherp krijgen wat de toezeggingen tot nu toe zijn op het gebied van het Bangladesh
Akkoord. Hoe gaan we daarover geïnformeerd worden en wanneer gaan we daar verder over
spreken? Als dat gewoon goed is, heb ik geen behoefte aan een tweede termijn. Maar
ik wil wel even scherp hebben wanneer we daarover verder geïnformeerd worden en wanneer
we daarover verder gaan spreken.
De voorzitter:
Ik had nog geen toezegging gehoord in deze zin. Maar als de Minister daar nog iets
aan toe wil voegen, dan geef ik haar daartoe de gelegenheid.
Minister Kaag:
Aan het begin van mijn betoog heb ik gezegd dat ik in het AO over internationaal maatschappelijk
ondernemen van 14 november terug zal komen, ook op basis van mijn reis, mijn bevindingen
en mijn stappen, op het Bangladesh Akkoord. Dat is een toezegging.
De voorzitter:
Krijgen we dat dan per brief?
Minister Kaag:
Dat krijgt u in mijn persoon, want we hebben een AO.
De voorzitter:
In het AO, goed. Meneer Alkaya, is dat voldoende wat u betreft?
De heer Alkaya (SP):
Bijna. Als we wel een brief zouden kunnen krijgen, zodat we gelijk in onze eerste
termijn daarover kunnen spreken tijdens dat AO, dan is dat helemaal prima. Anders
moeten we eerst beginnen met een terugkoppeling of iets dergelijks, wat een vreemde
figuur zou zijn.
Minister Kaag:
We kunnen natuurlijk op elk moment een brief schrijven over elk onderwerp. Maar we
hebben binnenkort hierover een AO en ik heb een reis gemaakt. Ik heb net een brief
gestuurd over Bangladesh, twee weken later weer op basis van de reis. Ik denk dat
er een mate is waarin AO's worden gebruikt. Ik denk dat we qua transparantie al heel
progressief zijn door altijd schriftelijk te bevestigen wat besproken is. We zijn
daar heel transparant in, denk ik. Maar ik weet niet of ik nu iedere keer op elk thema
een brief wil gaan schrijven. Als het een expliciet verzoek is, dan zeg ik dat we
altijd een brief kunnen schrijven. Maar ik wil daar een beetje zorgvuldig in zijn,
want er is een AO en dit is een heel belangrijk onderwerp van dit AO, namelijk internationaal
maatschappelijk ondernemen. En er zijn de komende tweeënhalve week drie AO's, meneer
de voorzitter.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Op ditzelfde punt van orde. Gezien de deadline die gesteld is door het Bangladeshi
Hooggerechtshof in deze zaak op 30 november denk ik toch dat het, gezien het tijdpad
en de datum van het AO, wel goed zou zijn om een brief te krijgen. Ik snap dat dat
geen uitgebreid epistel zal worden, maar wellicht kunnen we een korte update ontvangen
van de bevindingen van de Minister, voorafgaand aan het AO. Dan kunnen we daar tijdens
het AO verder op doorgaan. Maar we willen wel voor het AO al weten hoe de vlag erbij
hangt, zodat we eventueel over scenario's en escalatiemogelijkheden kunnen praten
tijdens dat AO, want dat is dan twee weken voor de uitzetting van het Bangladesh Akkoord
in het meest sombere scenario.
De voorzitter:
Gehoord deze argumentatie vraag ik de Minister of zij toch bereid is om van tevoren
een brief toe te zenden, in dit bijzondere geval.
Minister Kaag:
U krijgt een korte brief met suggesties of toezeggingen voor vervolgacties.
De voorzitter:
Daar kunnen we tevreden over zijn, constateer ik. Verder geen behoefte aan een tweede
ronde? Of toch wel, mevrouw Van den Hul?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik had nog een openstaande vraag over de ILO en de programma's die daar ontwikkeld
worden. Denkt de Minister dat de huidige ontwikkelingen consequenties hebben voor
de programma's van de ILO en de Nederlandse steun daaraan? Wij zitten daar behoorlijk
dik in, om het maar onparlementair te zeggen. Dat is goed, want het is belangrijk
werk wat daar gebeurt. Maar in het kader van return on investment lijkt mij het heel
belangrijk dat zij dan ook daadwerkelijk kunnen doen waar wij in investeren. Kan de
Minister daar misschien iets meer op reflecteren?
Minister Kaag:
De ILO is de oudste VN-organisatie. Zij heeft een goede standing, ook in een land
als Bangladesh. Op dit moment durf ik niet te zeggen dat dat een enorme impact heeft
op hun relatie en hun functioneren. Mocht het zo zijn dat het akkoord voortijdig wordt
afgebouwd of wordt onderbroken, dan is de ILO een natuurlijke partner om de activiteiten
via hen onder andere voort te kunnen zetten. Maar het is niet gezegd dat het per se
de ILO moet zijn. De ILO zal zelf denk ik een goede inschatting kunnen maken – maar
het is ook een normatieve organisatie, waardoor ze sterker is – hoe zij effectief
een aantal van die taken toch kan overnemen als ze weg zouden vallen. Dan pakken we
dat op een andere manier aan. Daar kunnen we bedrijven op aanspreken. Maar het is
een beetje te vroeg om te zeggen: uiteraard ja en nee. Ik moet even de details van
het ILO-programma Bangladesh zien. Ze doen natuurlijk meer dan alleen deze situatie,
ze werken ook aan de uitbanning van kinderarbeid, het recht op vereniging et cetera.
Dan kijken we daar natuurlijk naar. Maar de ILO is een natuurlijke partner, doet het
goed en heeft een goede scorecard.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik zou het zeer op prijs stellen als de Minister voor dat AO waarin we Bangladesh
verder gaan bespreken dat punt van de ILO kan meenemen. Het is namelijk voor het hele
ecosysteem waarover we het nu hebben en dat onder druk staat, belangrijk om mee te
wegen.
Minister Kaag:
Eerlijk gezegd zal ik datgene wat relevant is meenemen in de korte brief. Als de ILO
op dat moment relevant is neem ik dat mee, zo niet niet. Dit is nu gewoon een punt
ten principale. Ik denk dat de ILO er uiteraard in voor zal komen, maar nogmaals:
wat relevant is, zal terugkomen in die brief.
De voorzitter:
Dan de heer Van Haga nog.
De heer Van Haga (VVD):
Als iedereen nog kort iets zegt, dan ik ook maar. Ik wil de Minister toch een compliment
maken voor het feit dat ze die toezegging heeft gedaan over dat walsdraadstaal, een
product uit groep 16. Vaak sla je in de politiek in een emmer lauw water, maar ik
vind het echt een compliment waard dat u op 9 november al daaraan iets gaat doen.
Dat gaat een groot verschil maken voor heel veel mensen die in die sector werken.
Dank daarvoor.
De voorzitter:
Hebt u nog behoefte om daarop te reageren, Minister?
Minister Kaag:
Heel veel dank.
De voorzitter:
Zijn we zo door alle vragen heen? Geen tweede termijn, constateer ik. Dan zal ik nu
overgaan tot het voorlezen van de toezeggingen, met de vraag aan u of ik dat allemaal
goed formuleer.
– De Minister komt terug op hoeveel formele WTO-werkgroepen er zijn.
– De Minister zal bij de RBZ/Handel de Nederlandse zorgen en aandachtspunten over de
vrijwaringsmaatregel op staal en aluminium uitspreken en daarover terugkoppeling geven
in het verslag van de RBZ.
– De Minister stuurt een korte brief vóór het AO imvo met de laatste stand van zaken
omtrent het Bangladesh Akkoord.
Dat zijn de toezeggingen zoals ze genoteerd zijn. Als dat akkoord is...
Minister Kaag:
Over de formele werkgroepen heb ik gezegd dat het er heel veel zijn. We kunnen het
uitzoeken, maar dat zag ik niet als een toezegging. Ik hoorde ook niet dat de Kamer
dit per se nu wilde horen. Zo niet, dan gaan we de website van de ILO in en dan tellen
we ze op. Maar ik had niet de indruk dat dit een expliciete behoefte was.
De voorzitter:
Meneer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Dat is een juiste constatering. Het ging meer over deze werkgroep en hoeveel van dit
soort werkgroepen er zijn. Daarvan heeft de Minister gezegd dat het een informele
werkgroep is die ook informeel kan ontstaan en weer verdwijnen. Prima op deze manier.
De voorzitter:
Dank. Dan vervalt de eerste toezegging die ik voorlas. Dan kom ik tot de conclusie
dat we nu kunnen afronden. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de gestelde
vragen.
Sluiting 18.39 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
F. van Oosten, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.