Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tellegen over het bericht ‘Aantal euthanasiegevallen daalt voor het eerst in jaren’
Vragen van het lid Tellegen (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Aantal euthanasiegevallen daalt voor het eerst in jaren» (ingezonden 17 oktober 2018).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 6 november
            2018).
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Aantal euthanasiegevallen daalt voor het eerst in jaren»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2 en 3
            
Krijgt u signalen dat artsen inderdaad terughoudender worden om tegemoet te komen
               aan euthanasieverzoeken? Zo ja, wat vindt u daarvan?
            
Deelt u de mening dat het een onwenselijke ontwikkeling is als huisartsen door dreiging
               van vervolging terughoudender worden bij (ingewikkelde) euthanasieverzoeken? Wat gaat
               u doen om deze angst en dreiging weg te nemen?
            
Antwoord 2 en 3
            
De zorg dat artsen terughoudender worden om tegemoet te komen aan euthanasieverzoeken
               is mij bekend. Of dit feitelijk ook zo is, is niet onderzocht. Het aantal euthanasiegevallen
               is de laatste jaren juist gestegen. Dit gaf aanleiding voor het kabinet om in de Nota
               medische ethiek van 6 juli jl. een onderzoek aan te kondigen naar deze stijging. De
               KNMG heeft mij laten weten dat ze zich kunnen voorstellen dat artsen zijn geschrokken
               door de strafrechtelijke onderzoeken die het OM uitvoert, en dat de impact van een
               onderzoek door het OM ingrijpend is voor een arts. Ik hecht er tegelijkertijd aan
               te benadrukken dat euthanasie alleen straffeloos is als door de arts aan de zorgvuldigheidseisen
               van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding wordt voldaan
               en de arts de euthanasie heeft gemeld. Het OM heeft de eigenstandige taak om de strafrechtelijke
               norm van de artikelen 293 en 294 Sr te handhaven. Dit kan ertoe leiden dat een strafrechtelijk
               onderzoek wordt opgestart in zaken waarin niet aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan.
               Dit is onderdeel van het systeem waarmee een zorgvuldige uitvoering van de euthanasiewet
               wordt gewaarborgd. Artsen zijn nooit verplicht om mee te werken aan een euthanasieverzoek
               en als zij twijfelen of in een bepaalde situatie is voldaan aan de zorgvuldigheidseisen
               van de euthanasiewet, kunnen zij al vroeg in het afwegingsproces contact opnemen met
               een SCEN-arts om hen te ondersteunen en van advies te voorzien. Artsen kunnen hiervoor
               ook terecht bij de Levenseindekliniek. Uiteindelijk kan een arts alleen de euthanasie
               uitvoeren indien hij overtuigd is dat aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan en
               hij daarbij een onafhankelijk arts heeft geconsulteerd.
            
Vraag 4 en 5
            
Is het de verwachting dat de terughoudendheid van artsen leidt tot meer euthanasieverzoeken
               bij de Levenseindekliniek? Zo ja, hoe zit het met de capaciteit van de Levenseindekliniek?
            
Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de wachtlijsten bij de Levenseindekliniek?
Antwoord 4 en 5
            
De Levenseindekliniek heeft mij laten weten dat de kliniek in 2018 geen grote toename
               ziet van het aantal euthanasieverzoeken. Er is slechts sprake van een marginale toename,
               waardoor er eerder sprake is van een stabilisatie vergeleken met de ontwikkeling in
               voorgaande jaren. In het afgelopen jaar heeft de Levenseindekliniek uitgebreid geworven
               voor extra medewerkers. Hiermee is de capaciteit aan zorgverleners op orde voor het
               huidige aanbod aan hulpvragen, met uitzondering van het aantal psychiaters. Voor een
               euthanasieverzoek bij somatisch lijden is er geen noemenswaardige wachttijd. Bij euthanasieverzoeken
               gebaseerd op psychisch lijden (25–30% van de hulpvragen) zijn er wachttijden van soms
               enkele maanden, ondanks dat er sinds 2015 extra psychiaters bij de Levenseindekliniek
               zijn komen werken.
            
Vraag 6
            
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel mensen met een euthanasieverzoek de eerste negen
               maanden van 2018 mogelijk niet geholpen zijn als gevolg van terughoudendheid bij artsen?
            
Antwoord 6
            
De berichten van half oktober betroffen het aantal meldingen van euthanasie dat de
               Regionale Toetsingscommissies Euthanasie tot nu toe in 2018 hebben ontvangen. Het
               gaat dus om voorlopige cijfers. Ik wil dan ook niet op deze cijfers vooruitlopen noch
               op een eventuele verklaring daarvoor, juist om te voorkomen dat we over eventuele
               oorzaken gaan speculeren. Hiervoor wacht ik de officiële cijfers over 2018 af. Er
               zijn overigens geen cijfers bekend over het aantal niet ingewilligde euthanasieverzoeken,
               omdat dit cijfer niet geregistreerd wordt.
            
Vraag 7 en 8
            
Hebben alle huisartsen inmiddels de EuthanasieCode ontvangen? Wat gaat u, mede gezien
               mijn vragen hierover tijdens het algemeen overleg medische ethiek, concreet doen om
               de kennis over en de (on)mogelijkheden van de euthanasiewet bij artsen te vergroten?
            
Welke mogelijkheden ziet u om artsen duidelijker te laten communiceren aan hun patiënten
               over hun bereidheid om mee te werken aan euthanasieverzoeken?
            
Antwoord 7 en 8
            
In augustus is de herziene Euthanasiecode van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie
               via Medisch Contact gestuurd aan 12.000 artsen.
            
Zoals ik heb aangekondigd in de Nota medische ethiek van 6 juli jl., ga ik me richten
               op het vergroten van de kennis van artsen én burgers over euthanasie. De website van
               de rijksoverheid zal fungeren als een centraal informatiepunt op het gebied van euthanasie,
               door waar relevant te verwijzen naar richtlijnen, brochures of andere bronnen van
               informatie van betrokken organisaties en beroepsgroepen.
            
Deze informatie zal zich niet alleen richten op euthanasie, maar breder op het tijdig
               spreken met de arts over wensen en keuzes in de laatste levensfase.
            
Indien dit gesprek tijdig(er) plaatsvindt tussen beide partijen, heeft de arts ook
               de mogelijkheid om tijdig(er) te communiceren over de bereidheid mee te werken aan
               de voorgestelde keuzes en wensen, en om, indien gewenst, de patiënt door te verwijzen
               naar een andere arts.
            
Ook de beroepsgroepen geven aan stappen te ondernemen om artsen en burgers op passende
               wijze te informeren over euthanasie en andere thema’s rondom het levenseinde. Over
               de wijze waarop de informatievoorziening verder verbeterd kan worden ben ik in gesprek
               met de NHG, LHV, Verenso, NVvP, KNMG en de Levenseindekliniek. In oktober was hiervan
               de aftrap. Op basis van dit gesprek ga ik bij de NFU inventariseren in hoeverre informatie
               over euthanasie terugkomt in de geneeskundeopleiding en de vervolgopleidingen.
            
Vraag 9
            
Wanneer kunt u het onderzoek over de stijging van het aantal euthanasiegevallen tussen 2003 en 2017 aan de Kamer doen toekomen? Kunt u de beschreven daling
               in ieder geval gedurende de eerste negen maanden van 2018 nog meenemen in dit onderzoek?
            
Antwoord 9
            
Het onderzoek naar de stijging van het aantal euthanasiegevallen wordt op dit moment
               opgestart. De cijfers over 2018 zullen hierin meegenomen worden. Ik verwacht de resultaten
               in het voorjaar van 2020 aan uw Kamer aan te kunnen bieden.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.