Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Popken over het bericht dat twee derde van de mariniers uitstroomt als de verhuizing naar Vlissingen door gaat
Vragen van het lid Popken (PVV) aan de Staatssecretaris van Defensie over het bericht dat twee derde van de mariniers uitstroomt als de verhuizing naar Vlissingen door gaat (ingezonden 24 oktober 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Visser (Defensie) (ontvangen 6 november 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat twee derde van de mariniers uitstroomt als de verhuizing
naar Vlissingen door gaat?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u de cijfers bevestigen dat twee derde van de mariniers vertrekt als de verhuizing
doorgaat? Zo ja, waarom moet de Kamer dat via een Wob-verzoek vernemen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2
De enquête van de afdeling Trends, Onderzoek en Statistiek (TOS) van Defensie betrof
een breder medewerkers tevredenheidsonderzoek onder mariniers. Zulke onderzoeken worden
eens in de paar jaar onder alle eenheden gehouden. De percentages in de enquête betreffen
het deel van de mariniers dat overweegt het Korps Mariniers te verlaten en gaan derhalve
niet over de daadwerkelijke uitstroom. In de enquête heeft op de betreffende vraag
65 procent van de ondervraagde mariniers een antwoord gegeven. Van hen geeft 68 procent
aan dat zij overwegen het Korps te verlaten vanwege de voorgenomen verhuizing naar
Vlissingen.
Het onderzoek ging over veel meer dan alleen de redenen voor vertrek. Ook in mijn
stand van zaken brief van 11 september jl. (Kamerstuk 33 358, nr. 9) heb ik erop gewezen dat behalve de voorgenomen verhuizing er in de enquête meer
redenen worden genoemd om ander werk te zoeken, waaronder arbeidsvoorwaarden en de
balans tussen werk en privé. Onder de redenen voor het personeelsverloop scoort de
factor salaris zelfs het hoogst. De rapportage is in te zien op de website van de
rijksoverheid.2
Vraag 3
Kunt u aangeven wat directe indirecte, nationale en internationale gevolgen zijn indien
het huidige korps met tweede derde afneemt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Afname van de sterkte van het Korps Mariniers met twee derde zou de operationele inzetbaarheid
ruim onder de norm doen dalen. Als direct gevolg zou het Korps Mariniers dan nog slechts
een zeer beperkte bijdrage kunnen leveren aan de nationale en internationale taakuitvoering
van Defensie. Een dermate hoge uitstroom zou ook een negatief effect hebben op de
eigen opleidingscapaciteit.
Een indirect gevolg is dat de oprichting van het Fleet Marine Squadron, een nieuwe eenheid binnen de marine bestaande uit vlootpersoneel en mariniers, zou
moeten worden uitgesteld. Het squadron moet begin 2021 operationeel zijn. De oprichting
van deze eenheid heeft tot doel de reguliere marinierseenheden te ontlasten.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoeveel vacatures momenteel openstaan bij het korps mariniers? Kunt
u overzien of de vacatures sneller of langzamer vervuld zullen worden indien het korps
naar Vlissingen zal verhuizen?
Antwoord 4
Zoals vermeld in de antwoorden op de feitelijke vragen over de P-rapportage (Kamerstuk
35 000 X, nr. 17)) is het niet bekend hoeveel vacatures er zijn omdat het gehanteerde personeelssysteem
dit niet registreert. Het aantal vacante functies wordt wel geregistreerd. Een vacante
functie wordt een vacature als de commandant of leidinggevende ook daadwerkelijk op
zoek gaat naar personeel om deze arbeidsplaats te vullen. Voor het gehele Korps Mariniers
bedraagt het aantal vacante functies op dit moment 566. Ik kan niet speculeren over
de vraag of vacatures bij een verhuizing naar Vlissingen sneller of langzamer worden
gevuld.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoe groot de economische impact is voor Vlissingen indien de verhuizing
doorgaat? Welke economische gevolgen dit heeft voor de regio Doorn? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Overeenkomstig de behoeftestelling biedt de kazerne directe werkgelegenheid voor 1788
vte-en (Kamerstuk 33 358, nr. 1). Over de indirecte werkgelegenheid die met de aanwezigheid van de kazerne is gemoeid,
heeft Defensie geen eigen gegevens. Ook een analyse van de economische gevolgen voor
Vlissingen en Doorn is bij Defensie niet bekend. Ten tijde van de besluitvorming hebben
zowel Doorn als Vlissingen bij Defensie economische informatie aangeleverd, maar deze
betrof de investerings- en exploitatiekosten voor Defensie bij dan wel het renoveren
van de kazerne in Doorn, dan wel het ontwikkelen van een nieuwe kazerne in Vlissingen.
De vergelijking van deze aangeleverde informatie is in een bijlage Onderzoek naar volledigheid financiële onderbouwing businesscase VBHKAZ en rapport
Zeeland bij de antwoorden op schriftelijke vragen van 22 juni 2012 met de Kamer gedeeld (Kamerstuk
32 733, nr. 70).
Vraag 6
Ziet u net als provincie Zeeland, en de gemeente Vlissingen, de mariniers louter als
economisch verdienmodel? Zo nee, waaruit blijkt uw waardering dan wel?
Vraag 7
Deelt u de mening dat deze cijfers bewijzen dat de mariniers de verhuizing niet zien
zitten, en dat Defensie zich als goede werkgever moet gedragen en de verhuisplannen
moet staken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Zoals aan uw Kamer gemeld in de brief van 31 augustus 2012 (Kamerstuk 33 358, nr. 1) was de reden voor de verhuizing: «de Van Braam Houckgeestkazerne is toe aan een
grootscheepse, tijdrovende en kostbare renovatie, maar die renovatie zal het ruimtegebrek
niet oplossen; een afweging van alternatieven heeft geleid tot een keuze voor de Buitenhaven
bij Vlissingen als geschikte locatie voor de mariniers».
Zoals ik reeds heb gezegd in mijn brief aan de Kamer van 11 september jl. en de antwoorden
op Kamervragen van 12 oktober jl., baart de verhuisbereidheid onder mariniers ons
zorgen en neem ik de signalen over de onvrede onder de mariniers zeker serieus (Kamerstuk
33 358, nr. 9 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 281). Defensie is onder leiding van procesbegeleider ltgen b.d. B.H. Hoitink, oud-Inspecteur-Generaal
der Krijgsmacht dan ook in gesprek met de Tijdelijke Reorganisatie Medezeggenschapscommissie
Verhuizing MARKAZ over het woon- en leefklimaat op de nieuwe kazerne, overeenkomstig
het advies van het College voor Geschillen Medezeggenschap Defensie.
Omdat deze gesprekken veranderingen tot gevolg kunnen hebben voor de outputspecificatie
en om het overleg met de medezeggenschap niet onder druk te zetten, is de dialoog
met de PPS-aanbesteding voorlopig opgeschort (Kamerstuk 33 358, nr. 10).
Vraag 8
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Materieel?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.