Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over de beperkte openbaarheid van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de beperkte openbaarheid van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (ingezonden 12 oktober 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (ontvangen 1 november 2018).
Vraag 1
Hoe kijkt u aan tegen het maatschappelijk belang van onderzoekers om in vrijheid informatie
te kunnen vergaren en te gebruiken in hun onderzoek?
Antwoord 1
Ik juich het toe dat onderzoekers in vrijheid informatie kunnen vergaren en gebruiken
in hun onderzoek.
Vraag 2
Kunt u aangeven welke beperkingen aan de openbaarheid u stelt als zorgdrager van het
Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR)?
Antwoord 2
Bij de overbrenging van het CABR is in 2000 bepaald dat, met het oog op de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer van nog levende personen, de archiefbescheiden, alsmede
de inventaris en de nadere toegangen (database en kaartsystemen) op dit archief niet
openbaar zijn vóór 1 januari 2025. Op de studiezaal van het Nationaal Archief wordt
onder voorwaarden1 inzage gegeven. Deze voorwaarden staan op de website van het Nationaal Archief vermeld.
Vraag 3
Wat was het advies, zoals bedoeld in artikel 15 eerste lid van de Archiefwet, van
de algemeen rijksarchivaris alvorens u deze beperkingen aan de openbaarheid van het
CABR stelde? Kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op alle onderdelen van dat advies
die hebben geleid tot het stellen van deze beperkingen in de openbaarheid?
Antwoord 3
Ten tijde van de bewerking van het archief heeft regelmatig overleg tussen het toenmalige
Ministerie van Justitie en het toenmalige Algemeen Rijksarchief (thans Nationaal Archief)
plaatsgevonden. De advisering over de beperking aan de openbaarheid, als bedoeld in
artikel 15, eerste lid, Archiefwet 1995, was integraal onderdeel van het overleg over
de overbrenging. Beide partijen stemden toen reeds overeen dat de openbaarheid van
het archief moest worden beperkt met het oog op de eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer. De naderende invoering van de Wet bescherming persoonsgegevens, die ook
van toepassing werd op archieven die naar archiefinstellingen waren overgebracht,
heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld.
Vraag 4
In hoeverre is de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 22 februari 2012 bepalend
geweest voor het beleid dat toen is opgesteld ten aanzien van de beperkingen aan de
openbaarheid van het CABR?2 Kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op de vraag in hoeverre rechtsoverweging 4.4
van die uitspraak het huidige beleid ten aanzien van de beperkingen aan de openbaarheid
kan dragen?
Antwoord 4
De uitspraak van de rechtbank Den Haag op 22 februari 2012 is niet bepalend geweest
voor het beleid dat is opgesteld ten aanzien van de beperkingen aan de openbaarheid
van het CABR. Het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging is immers reeds in 2000
door het Ministerie van Justitie overgedragen.
Wel is deze uitspraak zeer bepalend geweest voor de wijze waarop het Nationaal Archief
omgaat met het verstrekken van kopieën uit beperkt openbaar archief. De rechtbank
stelde dat door het verstrekken van een kopie de beperking op de openbaarheid niet
meer gegarandeerd kan zijn. Het beleid van het Nationaal Archief is daarop aangepast.
Kopieën worden in beginsel niet verstrekt, tenzij er sprake is van een uitzondering
als beschreven in de voorwaarden.3
Vraag 5
Is het huidig beleid dat archiefbescheiden geanonimiseerd moeten zijn in het geval
van het maken van reproducties daarvan, of ook als het gaat om het enkel raadplegen
van die reproducties?
Antwoord 5
Op grond van de Archiefwet 1995 heeft eenieder het recht om van openbare archiefbescheiden
afbeeldingen, afschriften, uittreksels en bewerkingen te (laten) maken. Daarbij is
er geen sprake van anonimiseren. De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 8 maart
20174 gesteld dat de openbaarheidsbeperkingen die op grond van de Archiefwet 1995 mogelijk
zijn, niet aan de informatie in de documenten (archiefbescheiden) zijn gekoppeld,
maar aan het document in zijn geheel (documentenstelsel). Bij dit stelsel past niet
dat de algemene rijksarchivaris als beheerder van het Nationaal Archief een document
bewerkt – bijvoorbeeld door het te anonimiseren – alvorens daarin inzage te geven.
Vraag 6
Hoeveel werknemers heeft de Rijksarchivaris beschikbaar om te onderzoeken of een document
persoonsgegevens bevat en om, in voorkomend geval, het document te anonimiseren? Kunt
u aangeven hoe het aantal werknemers dat hiervoor beschikbaar is – de facto een beperking
van de openbaarheid – opweegt tegen het belang tot raadpleging of gebruik van de archiefbescheiden?
Antwoord 6
Zoals bij vraag 5 is toegelicht werkt het Nationaal Archief met een documentenstelsel,
waarbinnen het anonimiseren van documenten niet past.
Per maand komen er meer dan 400 aanvragen tot inzage in beperkt openbaar archief binnen.
Voor het beoordelen van deze aanvragen en het nodige vooronderzoek naar betreffende
dossiers zijn op dit moment ca. 4 formatieplaatsen beschikbaar. Er zijn veel mogelijkheden
voor inzage van het archief, waarvan veelvuldig gebruik wordt gemaakt.
Vraag 7
Ziet u mogelijkheden alleen de archiefbescheiden te anonimiseren waarvan onderzoekers
aangeven die te willen reproduceren, omdat dit een werklastbesparing met zich zal
brengen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Zie antwoord op vraag 5 en 6.
Vraag 8
Kunt u toelichten waarom in Nederland beperkingen op de openbaarheid gesteld zijn
aan archiefbescheiden uit het CABR en dat het in andere landen, waaronder Duitsland,
wel mogelijk is vergelijkbare archiefbescheiden uit de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld
te kopiëren?
Antwoord 8
De beperkingen aan de openbaarheid die het CABR kent zijn in lijn met de Europese
richtlijn voor gegevensbescherming (AVG), waaraan alle EU-landen gebonden zijn. Zie
voorts het antwoord op vraag 4, 5 en 6.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.