Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wiersma over de berichten ’26.488 bijstandsklanten maar niemand wil of kan trucker worden’, ‘Bestuurslid Ondernemend Venlo: ‘Venlose werklozen willen niet werken’ en ‘Omscholen? Deze beroepen springen om personeel’
Vragen van het lid Wiersma (VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de berichten «26-488 bijstandsklanten maar niemand wil of kan trucker worden», «Bestuurslid Ondernemend Venlo: «Venlose werklozen willen niet werken» en «Omscholen? Deze beroepen springen om personeel» (ingezonden 27 september 2018).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 1 november
2018).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «26-488 bijstandsklanten maar niemand wil of kan trucker
worden», «Bestuurslid Ondernemend Venlo: «Venlose werklozen willen niet werken» en
«Omscholen? Deze beroepen springen om personeel»?1 2 3
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 4
Hoe kijkt u tegen de genoemde berichten aan en deelt u de opvatting dat een uitkering
een recht is waar de plicht tegenover staat om er zo snel mogelijk weer uit komen?
Deelt u de mening dat er, gezien de vele krapte-beroepen, dusdanig veel mogelijkheden
zijn om weer aan de slag te komen, dat er voor mensen die kunnen werken, geen reden
is om dat niet te doen? Deelt u de opvatting dat een uitkering er is voor mensen die
niet kunnen werken en niet voor mensen die kennelijk niet willen werken?
Antwoord 2 en 4
De arbeidsmarkt trekt flink aan en steeds meer mensen hebben een baan. De positieve
ontwikkelingen op de arbeidsmarkt bieden kansen aan iedereen die op zoek is naar werk
of meer uren wil werken. Niettemin is niet iedereen die kan werken zomaar geschikt
of geschikt te maken voor de krapte-beroepen, omdat die vaak specifieke vaardigheden
of ervaring vereisen.
Ik vind het van belang dat we mensen met een uitkering weer zo snel mogelijk aan het
werk krijgen. Bij de beantwoording van Kamervragen van het lid Nijkerken-de Haan (VVD)
over het bericht «Aantal mensen in de bijstand daalt verder» en de Divosa Benchmark
Werk & Inkomen jaarrapportage 2017, heb ik al aangegeven dat het kabinet wil dat mensen
in de bijstand meer perspectief krijgen om weer aan het werk te komen. Gemeenten ondersteunen
mensen in de bijstand bij het vinden van werk, maar in de eerste plaats geldt een
inspanningsverplichting van de bijstandsgerechtigde zelf. Door zelf actief op zoek
te gaan en een baan te vinden kan een langdurige afhankelijkheid van een bijstandsuitkering
worden voorkomen.
Mensen zijn verplicht om hun best te doen om zo snel mogelijk uit de uitkering te
komen. De Participatiewet schrijft in artikel 9 en vooral artikel 18 voor dat bijstandsgerechtigden
die voldoende arbeidsvermogen hebben, zich moeten houden aan een aantal arbeidsverplichtingen
zoals het aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, bereid zijn om
3 uur per dag te reizen, het behouden van kennis en vaardigheden, er verzorgd uitzien
en het gebruik maken van de door de gemeente aangeboden voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.
Als mensen zich onvoldoende inspannen, kunnen zij door de gemeente worden gekort op
hun uitkering.
Ook om een WW-uitkering te mogen ontvangen, moet een uitkeringsgerechtigde zich houden
aan een aantal verplichtingen. Een van die verplichtingen is dat men actief op zoek
gaat naar nieuw werk. Deze sollicitatieplicht maakt onderdeel uit van het activerend
karakter van de uitkering. De uitkeringsgerechtigde is zelf verantwoordelijk voor
het zoeken naar werk, maar UWV controleert of men wel voldoende sollicitatieactiviteiten
heeft verricht. Daarbij geldt dat wie een WW-uitkering heeft in beginsel altijd passend
werk moet accepteren. In eerste instantie is dat werk dat aansluit bij de laatste
functie. Als men weigert om werk te doen dat volgens UWV passend is, kan de uitkering
worden verlaagd of zelfs helemaal worden stopgezet.
Na 6 maanden WW wordt iedere baan als passend gezien. Dat betekent dat na 6 maanden
de werkzoekende ook moet solliciteren op banen met een lager opleidingsniveau, een
langere reistijd, minder inkomen of een tijdelijke of parttime baan. Het kan echter
voorkomen dat een werkzoekende goede redenen heeft om een aangeboden baan te weigeren.
Bijvoorbeeld als de zorg voor het gezin in het gedrang komt, door afwijkende werkuren
of een andere werklocatie, of als er andersoortige belemmeringen zijn, zoals medische,
psychische of gewetensbezwaren. In dergelijke gevallen beoordeelt UWV of de werkzoekende
de baan terecht weigert.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de top 15 krapte-beroepen voor heel veel mensen die nog staan
te springen om een baan een grote kans op werk kan zijn? Kunt u een inschatting geven
voor hoeveel mensen, uit door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) berekende
arbeidspotentieel, deze banen een kans op werk bieden?
Antwoord 3
De top 15 beroepen met de meest krappe arbeidsmarkt, zoals door UWV gepubliceerd,
bieden over het algemeen goede kansen op werk. Maar niet iedereen is zomaar geschikt
of geschikt te maken voor deze beroepen. In veel van die beroepen bestaat behoefte
aan geschoolde vakmensen die over specifieke vaardigheden en ervaring beschikken.
Het CBS heeft geen inzage in de specifieke vaardigheden van de personen die tot het
arbeidspotentieel behoren.
Om te voldoen aan de vraag naar geschikt personeel is het van belang dat werkgevers
die te maken hebben met moeilijk vervulbare vacatures inzetten op (om)scholing. Het
kabinet ondersteunt werkgevers hierbij door in te zetten op een doorbraak op het gebied
van Leven Lang Ontwikkelen en een sterke en positieve leercultuur.4 Met ingang van dit jaar is verder een tijdelijk budget van 30 miljoen euro beschikbaar
bij UWV voor scholingstrajecten voor mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt
naar kansrijke sectoren (inclusief uitvoeringskosten). Daarnaast zijn gemeenten samen
met andere partijen zoals onderwijsinstellingen en UWV betrokken bij het ontwikkelen
van leerwerktrajecten die aansluiten bij de behoeften en mogelijkheden van mensen
in de bijstand.
Vraag 5
Hoe kijkt u tegen het Haagse voorbeeld aan, waarbij slechts 15 mensen geplaatst kunnen
worden op vacatures voor vrachtwagenchauffeur, terwijl er hiervoor landelijk 7.000
banen openstaan? Deelt u de mening dat dit lastig uit te leggen is aan al die Nederlanders
die hard werken voor brood op de plank, omdat ze liever dat doen dan anderen voor
hun uitkering te laten betalen?
Antwoord 5
Zoals gezegd bij vraag 2 vind ik het van groot belang dat mensen met een uitkering
weer zo snel mogelijk aan het werk gaan. De arbeidsmarkt biedt hiervoor ook volop
kansen, ook voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Het kabinet onderschrijft
de urgentie dat de huidige fase van de arbeidsmarkt vraagt om een extra impuls. Die
krijgt op verschillende manieren vorm. Zo heeft het kabinet bij Prinsjesdag voor 2019
en 2020 € 35 miljoen extra beschikbaar gesteld. SZW is daarnaast in gesprek met werkgevers,
gemeenten, UWV en MBO Raad hoe we deze middelen inzetten voor een doe-agenda in de
arbeidsmarktregio’s om meer werkzoekenden naar werk te begeleiden. Daarnaast is met
de motie Seegers e.a. eenmalig 17 miljoen beschikbaar gekomen voor de ondersteuning
richting werk van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs.
Voorts zijn er afspraken gemaakt met onder andere ActiZ, Vereniging Gehandicaptenzorg
Nederland (VGN), UWV en Divosa om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in de
zorg aan de slag te helpen. Vanuit het Rijk wordt deze impuls ondersteund.
De re-integratie van mensen met een arbeidsbeperking vanuit de Participatiewet en
Wajong kan nog beter. Ruim de helft van de mensen uit de doelgroep banenafspraak is
niet aan het werk. Daarom is een breed offensief in de brief van 7 september aan de
Tweede Kamer5 aangekondigd. Kern van dit offensief is dat het voor werkgevers eenvoudiger wordt
om mensen met een beperking in dienst te nemen, en voor mensen met een beperking aantrekkelijker
om (meer) te gaan werken. Vóór de begrotingsbehandeling SZW eind november zal de Tweede
Kamer worden geïnformeerd over de nadere uitwerking hiervan.
Uit onderzoek blijkt dat een grote groep mensen in de bijstand een afstand tot de
arbeidsmarkt heeft door lichamelijke of psychische beperkingen of omdat ze geen opleiding
of niet de juiste opleiding hebben gevolgd. Daardoor zijn ze vaak niet direct beschikbaar
voor werk of voor een specifieke baan. Het is van belang dat gemeenten in overleg
met de bijstandsgerechtigden en de werkgevers deze afstand proberen te overbruggen.
Bijstandsgerechtigden met arbeidsvermogen hebben de verplichting om hieraan mee te
werken. Gemeenten ondersteunen mensen in het vinden van werk en bepalen in welke vorm
en intensiteit ze deze ondersteuning geven. Ik vind het van groot belang dat gemeenten
de kansen die de arbeidsmarkt biedt ook daadwerkelijk benutten.
Ik vind het daarbij belangrijk om goede voorbeelden te laten zien. Zo is de gemeente
Almere erin geslaagd afgelopen twee jaar 150 van een groep van 300 langdurig werkloze
45-plussers aan een baan te helpen. Deze groep krijgt intensieve begeleiding (veel
aandacht, één klantmanager per cliënt, maatwerk afhankelijk van hun persoonlijke situatie)
en er is geld voor scholing.6 Ondersteunend aan de goede voorbeelden laat ik een onderzoek uitvoeren naar succesvolle
gemeentelijke aanpakken voor mensen die langdurig in de bijstand zitten. Dit zal in
het voorjaar 2019 worden gepubliceerd. Binnenkort wordt een onderzoek gepubliceerd
naar de motieven en de opbrengsten van het goed in beeld brengen van de mensen in
het klantenbestand van gemeenten.
Vraag 6
Herkent u het beeld dat veel ondernemingen gebruik maken van arbeidsmigranten, puur
omdat mensen uit de eigen regio niet de motivatie hebben om aan het werk te gaan?
Deelt u de mening dat dit onwenselijk is en bent u bereid een minder vrijblijvende
aanpak te verkennen?
Antwoord 6
Bepaalde sectoren hebben door de toenemende krapte zoveel moeite met het opvullen
van vacatures dat ze ook over de grenzen kijken om arbeidsmigranten aan te trekken.
Er is in de Europese Unie een vrij verkeer van werknemers, dus het staat werkgevers
vrij om Europese arbeidskrachten aan te trekken. Daaraan kunnen geen beperkende voorwaarden
worden gesteld. Voor arbeidsmigranten van buiten Europa is dat anders. Voor deze arbeidsmigranten
heeft de werkgever een tewerkstellingsvergunning nodig. Op grond van de Wet arbeid
vreemdelingen kan een werkgever daarvoor alleen in aanmerking komen als de werkgever
in Nederland of binnen de Europese Unie niemand heeft kunnen vinden voor de vacature.
Een werkgever moet altijd eerst het aanbod van werknemers binnen Nederland en de Europese
Unie benutten, met andere woorden, er mag geen zogeheten prioriteitgenietend arbeidsaanbod
aanwezig zijn.
Vraag 7
Herinnert u zich uw reactie op het VVD-plan voor een leerwerkplicht waarbij u heeft
aangegeven de leerwerkplicht verder te onderzoeken? Tot op heden is daar geen bericht
van geweest, kunt u inzicht geven in hoe het hiermee staat? Bent u bereid de «leerwerkplicht»,
zoals nu al geldt voor jongeren tot en met 27 jaar, verder uit te breiden naar iedereen
die nog langs de kant staat?
Antwoord 7
Ik deel het streven om mensen in een uitkering zo snel mogelijk weer aan het werk
krijgen. Daarbij kan persoonlijke begeleiding of de inzet van scholing nuttig zijn.
Daarom is in het regeerakkoord 70 miljoen euro extra vrijgemaakt voor persoonlijke
dienstverlening door UWV aan WW-, WGA- en Wajong-uitkeringsgerechtigden. Om diezelfde
reden kan UWV met ingang van dit jaar ook scholing aanbieden. Er is voor de komende
3 jaar 30 miljoen euro beschikbaar voor scholing van werkzoekende met een zwakke positie
op de arbeidsmarkt naar kansrijke beroepen (inclusief uitvoeringskosten).
Bij deze aanpak staat de individuele werkzoekende centraal: wat is zijn/haar afstand
tot de arbeidsmarkt en wat heeft diegene nodig om weer aan het werk te komen? Voor
sommigen is dat scholing, voor anderen is dat arbeidsritme opdoen in de vorm van een
proefplaatsing bij een werkgever. Een generieke toepassing van scholing is niet voor
iedereen de snelste weg naar werk. Sommige werkzoekenden hebben een relatief goede
uitgangspositie op de arbeidsmarkt en kunnen snel werk vinden. Denk daarbij bijvoorbeeld
aan werkzoekenden met een technisch beroep. Scholing aanbieden is dan relatief inefficiënt,
omdat het geen verbetering van de arbeidsmarktpositie oplevert en zelfs vertragend
werkt op de beschikbaarheid voor werk (het zogenaamde locked-in effect). Voor iemand
uit de administratieve sector daarentegen kan omscholing wél nuttig of nodig zijn.
Een dergelijke omscholing volgen via een leer-werktraject kan een uitstekende manier
zijn om uit de uitkering te stromen.
Door aldus maatwerk te leveren sluiten we zoveel mogelijk aan bij de mogelijkheden
van de individuele werkzoekende en zorgen we tegelijkertijd voor een zo effectief
mogelijke besteding van schaarse middelen.
Ook in de bijstand geldt dat maatwerk ten aanzien van scholing van belang is. Voor
bijstandsgerechtigden geldt dat zij zich moeten houden aan de arbeidsverplichtingen
en zich moeten inspannen om zo snel mogelijk aan het werk te komen, dan wel om kennis
en vaardigheden te verbeteren en uit te breiden. Daarbij geldt overigens dat er geen
recht op bijstand bestaat indien er aanspraak op studiefinanciering is. Mensen in
de bijstand die een BBL-opleiding gaan volgen, hebben geen recht op studiefinanciering.
(Een BBL traject is een combinatie van werken en leren). Als hun loon uit het BBL-traject
te laag is, kunnen ze aanvullend bijstand aanvragen. De gemeente kan hen dan echter
dwingen een BOL-traject (Beroeps Opleidende Leerweg) te gaan doen (met studiefinanciering)
of er een baantje bij te nemen. Bijstandsgerechtigden moeten echter beschikbaar zijn
voor betaald werk en moeten zo snel mogelijk uitstromen. Het is aan gemeenten om de
afweging te maken om al dan niet een BBL-traject toe te staan.
De BBL leidt tot een mbo-diploma. Echter, voor een belangrijk deel van de bijstandspopulatie
is een mbo-diploma (nog) een brug te ver: Meer dan de helft van de mensen in de bijstand
heeft geen startkwalificatie. Door in de praktijk competenties te leren afgeleid van
de MBO-kwalificatiestructuur, neemt de kans op duurzaam werk toe. Op dit moment bestaat
een dergelijke vorm van praktijkleren niet. Samen met de Minister van OCW heeft de
Staatssecretaris van SZW aan de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
(SBB) gevraagd een plan van aanpak te maken voor het opzetten en ondersteunen van
pilots praktijkleren voor werkzoekenden en werkenden zonder startkwalificatie. Streven
is dat de pilots dit najaar nog van start gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.