Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hul en Alkaya over het stopzetten van het Bangladesh Akkoord voor Brand- en Gebouwveiligheid in Bangladesh
Vragen van de leden Van den Hul (PvdA) en Alkaya (SP) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het stopzetten van het Bangladesh Akkoord voor Brand- en Gebouwveiligheid in Bangladesh (ingezonden 17 oktober 2018).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen
1 november 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Door dit akkoord werden duizenden kledingfabrieken
veiliger, nu gaat er een streep door»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarop baseert u de aanname, zoals door u verwoord tijdens het Vragenuur van 16 oktober
2018, dat het Akkoord voor Brand- en Gebouwveiligheid in Bangladesh (hierna Akkoord)
door zal kunnen gaan tot 2020?2
Antwoord 2
Dit heb ik niet zo verwoord. Ik heb verwezen naar een voorstel, te weten het Transitieplan,
dat het Akkoord op verzoek van de overheid van Bangladesh heeft opgesteld en dat met
instemming van de ILO op 18 september aan de overheid is aangeboden. Het is niet mijn
aanname dat het Akkoord door zal kunnen gaan tot 2020, maar het is wel mijn wens dat
het langer operationeel blijft.
Vraag 3 en 4
Hoe verhoudt volgens u de rechterlijke uitspraak die verzoekt om het vertrek van het
Akkoord op 30 november 2018 zich tot de overeenkomst/het compromis waar u tijdens
het eerder genoemde Vragenuur aan refereerde? Kunt u daarbij toelichten of bij het
blijven bestaan van de rechterlijke afspraak het Akkoord nog steeds doorgang kan vinden
tot 2020?
Klopt het dat alleen de overheid van Bangladesh de rechterlijke uitspraak, welke verzoekt
om vertrek van het Akkoord, teniet kan doen? Zo ja, op welke wijze zet u zich in om
de overheid daartoe te bewegen? Zo nee, op welke wijze kan deze uitspraak volgens
u teniet worden gedaan?
Antwoord 3 en 4
De diplomatieke inspanningen zijn gericht op het aanspreken van de overheid ten behoeve
van continuering van de werkzaamheden van het Akkoord. Ik verwijs naar de brief die
de ambassadeurs van de EU, VS en Canada mede namens Nederland, op 23 oktober naar
de overheid van Bangladesh hebben gestuurd. Onmiddellijk na de uitspraak van het Hooggerechtshof
in mei 2018 hebben de ambassadeurs de overheid reeds aangeschreven, met als gevolg
het uitstel met zes maanden tot 30 november. De brief van 23 oktober pleit opnieuw
voor het langer operationeel houden van het Bangladesh Akkoord, zodat de activiteiten
van het Akkoord ordelijk overgedragen kunnen worden aan de Remediation Coordination Cell. Dit is het brand- en bouwveiligheidsprogramma van de textielsector binnen de Arbeidsinspectie
van de overheid. In de brief wordt verwezen naar het Transitie Plan van het Akkoord
en wordt de overheid opgeroepen «alle noodzakelijke stappen, inclusief juridische stappen, te nemen ten einde het Akkoord te laten opereren na 30 november.»
Ik zal mij hier persoonlijk voor inzetten bij de overheid van Bangladesh, zowel voorafgaand
aan als tijdens mijn reis naar Bangladesh in november. Dit signaal is reeds afgegeven
aan de ambassadeur van Bangladesh in Nederland.
Vraag 5
Welke mogelijkheden ziet u om de overheid van Bangladesh ertoe te bewegen om het Akkoord
haar werk tot 2020 af te laten maken? Welke plannen heeft u om na 2020 ervoor te zorgen
dat de veiligheid in fabrieken op orde is en bent u bereid om aan te sturen op een
vervolg op het Akkoord?
Antwoord 5
Zoals ook in het vorige antwoord beschreven zijn de inspanningen van het kabinet erop
gericht het Akkoord langer operationeel te houden. Om ervoor te zorgen dat de veiligheid
in fabrieken in de toekomst op orde blijft, is het zaak dat de overheid de inspectie
op enig moment volledig kan overnemen. Nederland draagt hieraan bij met een groot
programma van de ILO, gericht op versterking van de arbeidsinspectie van de overheid,
inclusief inspectie van fabrieken die niet onder het Akkoord vallen. Op dit moment
verkeert de overheidsinspectie nog in de opbouwfase. Het ILO programma loopt tot 2023.
Een plotseling einde aan de werkzaamheden van het Akkoord kan leiden tot ongewenste
overbelasting van de overheidsinspectie en kan de brand- en bouwveiligheid van de
textielfabrieken in gevaar brengen.
Het Transitie Plan van het Akkoord voorziet in een geleidelijke overdracht van taken
aan de overheid van Bangladesh. Na afronding van die overdracht en voltooiing van
het ILO programma moet de overheid de inspectietaken op eigen kracht kunnen uitvoeren.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het in Bangladesh inkopend bedrijfsleven binnen de textielsector
een stevig signaal moet afgeven aan Bangladesh om het Akkoord tot 2020 te behouden?
Zo ja, hoe gaat u een dergelijk signaal stimuleren, zowel vanuit het Nederlandse textielconvenant
als vanuit grote Europese merken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het kabinet deelt deze mening. Daartoe heeft het kabinet inmiddels met de partijen
van het Convenant voor duurzame Kleding en Textiel afgesproken dat ook het convenant
een brief stuurt naar de overheid van Bangladesh. Desgewenst kunnen de bij het Akkoord
aangesloten bedrijven ook een gezamenlijke brief sturen.
Vraag 7
Welke mogelijkheden, naast het textielconvenant, ziet u voor de Nederlandse textielsector
om haar verantwoordelijkheden te nemen in de arbeidsomstandigheden in de Bengaalse
textielindustrie?
Antwoord 7
Het kabinet verwacht dat de Nederlandse textielsector, zowel binnen als buiten het
textielconvenant, haar verantwoordelijkheid neemt voor risico’s in de productieketen,
zoals het risico op slechte arbeidsomstandigheden, conform OESO-richtlijnen voor multinationale
ondernemingen. Dit betekent dat Nederlandse bedrijven risico’s identificeren en aanpakken
en hierover verantwoording afleggen.
Het Bangladesh Akkoord heeft bedrijven hierbij ondersteund voor het risico op brand
en bouwveiligheid. Bedrijven hebben ook zelf een verantwoordelijkheid druk te zetten
op het verbeterproces bij hun productiefabrieken, zeker indien onverhoopt het Akkoord
vroegtijdig moet stoppen.
Vraag 8
Wat betekent het eventuele vertrek van het Akkoord voor de vakbondsvrijheid in Bangladesh?
Deelt u de zorgen omtrent het achterblijven van vakbondsvrijheid en wat doet u eraan
deze te waarborgen?
Antwoord 8
Het verlengde Akkoord spant zich sinds mei 2018 ook in voor vakbondsvrijheid. Dat
heeft in Bangladesh weerstand opgeroepen, omdat overheid en werkgevers dit een zaak
van de ILO vinden. Een voortijdig einde van het Akkoord in Bangladesh zal naar verwachting
een negatieve invloed hebben op monitoring van vakbondsvrijheid op fabrieksniveau.
De aangesloten merken bij het Akkoord zullen zich dan zelf op grond van de OESO richtlijnen
nog meer moeten inspannen voor de naleving van vakbondsvrijheid. Het Nederlandse textielconvenant
en het partnerschap met Fair Wear Foundation ondersteunen met hulp van FNV en CNV
bedrijven bij het voeren van dit gesprek over vakbondsvrijheid, niet alleen in Bangladesh,
maar ook in andere productielanden.
Nederland heeft, samen met de diplomatieke gemeenschap in Bangladesh, de overheid
en de werkgeversorganisaties aangesproken op de grove schendingen van vakbondsvrijheid
in 2016. Nederland blijft de ontwikkelingen op de voet volgen en zal ook haar donorpositie
in het ILO project benutten om vakbondsvrijheid te waarborgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.