Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over het artikel ‘1700 illegale geiten ontdekt bij boer in Waalre’
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het artikel «1.700 illegale geiten ontdekt bij boer in Waalre» (ingezonden 17 september 2018).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 31 oktober
2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 185.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «1.700 illegale geiten ontdekt bij boer in Waalre»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat, gezien de gevolgen van geitenhouderijen op volksgezondheid,
het verbod op het openen van nieuwe geitenhouderijen strikt gehandhaafd moet worden?
Antwoord 2
Op dit moment geldt er in vier provincies (Noord-Brabant, Gelderland, Utrecht en Overijssel)
en in de gemeente Nederweert (provincie Limburg) een verbod op nieuwvestiging en uitbreiding
van bedrijven met geiten. Aanleiding voor de ingestelde verboden is de verhoogde kans
op longontstekingen, zoals is gebleken uit het onderzoek Veehouderij en Gezondheid
Omwonenden (zie Kamerstuk 28 973, nrs. 181 en 192). De oorzaak van dit verhoogde risico is nog onbekend. Hier wordt momenteel vervolgstudie
naar verricht. Tot de uitkomst hiervan bekend is, hebben genoemde provincies en gemeente
op grond van hun bevoegdheden uit voorzorg een verbod tot nieuwvestiging en uitbreiding
uitgevaardigd. Het is aan de bevoegde instanties om op de naleving van dit verbod
toe te zien.
Vraag 3
Klopt het dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA) verantwoordelijk zijn voor het controleren van de dieren,
bijvoorbeeld of deze zijn geënt, geoormerkt en geregistreerd, en voor het bijhouden
van geboorte- en sterftegevallen? Klopt het dat de gemeente/provincie verantwoordelijk
is voor handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) en de Wet
milieubeheer, oftewel de vraag of dieren überhaupt aanwezig mogen zijn op een bedrijf
of in een bepaald gebied?
Antwoord 3
De NVWA houdt in de geitensector toezicht op de naleving van regelgeving aangaande
identificatie en registratie (I&R), transport en reiniging/ontsmetting, de voor geiten
geldende verplichting tot vaccinatie tegen Q-koorts, dierenwelzijn, diergezondheid
en gebruik van diergeneesmiddelen. De houder van de geiten is verantwoordelijk voor
tijdige registratie van geboorte- en sterftegevallen in het Identificatie & Registratiesysteem
(I&R), dat wordt beheerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
De NVWA voert risicogebaseerd inspecties uit of aan die verplichting voldaan wordt.
Veelal is de gemeente het bevoegd gezag voor omgevingsvergunningen en meldingen op
grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) en de Wet milieubeheer.
Voor de omgevingsvergunning geldt een verplichte aanvraag met hierin het aantal te
houden dieren, voor het Activiteitenbesluit geldt een meldingsplicht. In sommige gevallen
(grote bedrijven) is de provincie het bevoegd gezag. Bijgevolg zijn deze overheden
ook verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op naleving door geitenhouders van
deze wetgeving.
Vraag 4
Kunt u toelichten waarom de RVO en NVWA wel controleren of de dieren, hun manier van
transport, en de stal waar zij naartoe worden gebracht, aan alle geldende wet- en
regelgeving voldoen, maar waarom zij niet controleren of deze dieren überhaupt op
deze plek mogen verblijven? Kunt u toelichten waarom bijna alle factoren bij een transport
van A naar B worden gecontroleerd door bovengenoemde instanties, behalve de vraag
of zij überhaupt op bestemming B mogen verblijven?
Antwoord 4
Welke diercategorieën en hoeveel dieren van een diercategorie op een locatie en in
een stal gehouden mogen worden, is onderwerp van het omgevingsrecht. De gemeente dan
wel de provincie is verantwoordelijk voor het toezicht hierop. RVO.nl en de NVWA hebben
geen bevoegdheid om hier op te controleren.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de handhavende functie van de gemeente ernstig gehinderd wordt
door het feit dat zij niet op de hoogte worden gesteld van nieuwe dieren in hun gemeente?
Bent u bereid toe te lichten waarom deze informatie niet gedeeld wordt?
Antwoord 5
Ik deel die mening niet. De formele wetgever heeft weloverwogen bepaalde taken en
bevoegdheden betreffende ruimtelijke ordening en milieu neergelegd bij lagere overheden,
onder meer inzake het verlenen van en de controle en handhaving op de omgevingsvergunning
voor veehouderijbedrijven. In het geval van de veehouder in Waalre heeft het bevoegd
gezag handelend opgetreden. Ik constateer dat de controle en handhaving goed heeft
gefunctioneerd. Ten algemene heb ik geen aanwijzingen dat gemeenten en provincies
over onvoldoende instrumenten en bevoegdheden beschikken om de controle en handhaving
op de omgevingsvergunningen van veehouderijbedrijven adequaat vorm te geven.
Ten aanzien van het delen van gegevens met gemeenten over alle diertransporten van
en naar veehouderijbedrijven en het koppelen van deze gegevens aan omgevingsvergunningen
staat niet op voorhand vast dat dit leidt tot een verbetering van de huidige controle
en handhaving op de omgevingsvergunning, zoals deze wordt uitgevoerd door gemeenten
en provincies. Daarnaast wijs ik uw Kamer op het gegeven dat het verstrekken van informatie
aan derden gehouden is aan de wettelijke vereisten betreffende de bescherming van
persoonsgegevens en de randvoorwaarden dan wel beperkingen die daarmee samenhangen.
De gegevens over aantallen aan- dan wel afgevoerde dieren zullen veelal als persoonsgegevens
moeten worden aangemerkt.
In het licht van de wettelijke vereisten betreffende de bescherming van persoonsgegevens
en vanuit het oogpunt van doelmatigheid is de benodigde investering en uitvoeringslast,
om overdracht en koppeling van gegevens van alle diertransporten aan de bij gemeenten
geregistreerde omgevingsvergunningen mogelijk te maken, niet wenselijk.
Vraag 6
Ziet u mogelijkheden voor een systeem waarbij een gemeente door de NVWA en/of RVO
op de hoogte wordt gesteld van nieuwe dieren die in hun gebied worden ingebracht,
zodat de gemeente aan de hand van die informatie kan controleren of deze dieren daar
volgens de WABO en Wet milieubeheer mogen verblijven?
Antwoord 6
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
Vraag 7
In hoeverre kunt u garanderen dat er geen andere illegale geitenhouderijen in de provincie
Noord-Brabant voorkomen? In hoeverre kunt u garanderen dat er geen andere dieren illegaal
in deze provincie worden gehouden? In hoeverre kunt u garanderen dat er geen dieren
illegaal worden gehouden in de rest van Nederland?
Antwoord 7
Dat kan ik niet garanderen. Zoals ik u in het antwoord op vraag 5 heb geschetst ligt
de bevoegdheid voor het uitvoeren van controle en handhaving van omgevingsvergunningen
bij gemeenten en provincies.
Vraag 8
Bent u bereid te onderzoeken hoe de informatieketen tussen verschillende instanties
– RVO, NVWA, gemeenten en provincies – gesloten kan worden opdat fraude sneller ontdekt
wordt?
Antwoord 8
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
Vraag 9
Bent u bereid een landelijk onderzoek te starten waarbij gecontroleerd wordt of alle
dieren die in ons land aanwezig zijn ook daadwerkelijk aanwezig zijn op locaties die
voldoen aan de WABO en Wet milieubeheer?
Antwoord 9
Zoals ik u in het antwoord op vraag 5 heb geschetst ligt de bevoegdheid voor het uitvoeren
van controle en handhaving van omgevingsvergunningen bij gemeenten en provincies.
Om die reden ben ik niet bereid een dergelijk onderzoek uit te voeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.