Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Özdil over de brief inzake Flexibilisering uitbetaling collegegeldkrediet voor studies in het buitenland
Vragen van het lid Özdil (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief inzake Flexibilisering uitbetaling collegegeldkrediet voor studies in het buitenland (ingezonden 23 oktober 2018).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
31 oktober 2018).
Vraag 1 en 2
Hoe overtuigend vindt u uzelf door uw blokkade van flexibilisering uitbetaling collegegeldkrediet
voor studies in het buitenland te onderbouwen met ramingen van «frauderisico» en «nepinschrijvingen»,
waarvan u zelf toegeeft dat ze «gebaseerd zijn op aannames, omdat niet bekend is hoeveel
fraude er daadwerkelijk zal worden gepleegd»?1
Vindt u het eerlijk dat studenten die een paper of werkstuk schrijven niet weg zouden
kunnen komen met een dergelijk flagrant en stuitend gebrek aan onderbouwing, zoals
u die tentoonstelt in deze brief?
Antwoord 1 en 2
Zoals ik in de brief concludeerde, vind ik dat de kosten – zowel de structurele uitvoeringskosten
als de eenmalige kosten voor de proces- en systeemaanpassingen – en de risico’s van
de mogelijkheid tot flexibele uitbetaling van het collegegeldkrediet niet opwegen
tegen de voordelen. Gezien de beperkte ruimte op de begroting en de beperkte capaciteit
binnen DUO, ben ik tot de conclusie gekomen dat ik nu voorrang wil geven aan andere
maatregelen.
De inschatting van de kosten van fraude is gebaseerd op ervaringen die DUO heeft met
het gebruik van studiefinanciering. Het risico op fraude wordt groter als grote bedragen
aan collegegeldkrediet in één keer overgemaakt worden door DUO. Dat ik daarbij een
aanname doe, komt nu eenmaal doordat nog niet bekend is hoeveel fraude er daadwerkelijk
zal worden gepleegd wanneer het collegegeldkrediet flexibel wordt uitbetaald. Overigens
is elke inschatting per definitie gebaseerd op aannames, dat geldt voor iedere post
op de gehele rijksbegroting. In die zin was mijn uitleg daarover transparant maar
eigenlijk tevens vanzelfsprekend.
Vraag 3
Waar komt uw wantrouwen als Minister tegen Nederlandse studenten die een opleiding
in het buitenland willen doen vandaan? Waarom bent u zelfs bereid om «aannames» te
hanteren om dat wantrouwen om te zetten in beleid?
Antwoord 3
Het stelt me teleur dat het lid Özdil spreekt van wantrouwen in Nederlandse studenten
die een opleiding in het buitenland willen doen. Ik vind het erg belangrijk dat een
student internationale ervaring kan opdoen. Ik ben dan ook niet ten principale tegen
de flexibele uitbetaling van het collegegeldkrediet voor studies in het buitenland.
Ik vind het mijn verantwoordelijkheid om bij beleidsvoorstellen de uitvoeringskosten
en ook de risico’s op fraude mee te wegen. De bijkomende kosten zijn nu te hoog om
deze maatregel te kunnen nemen. Naast de krapte op de begroting, komt daarbij dat
op dit moment beperkte capaciteit beschikbaar is bij DUO. Derhalve ben ik tot de conclusie
gekomen dat ik op dit moment voorrang geef aan andere maatregelen, waar veel studenten
baat bij hebben.
Vraag 4
Deelt u de mening dat uw blokkade van flexibilisering uitbetaling collegegeldkrediet
voor studies in het buitenland niet bijdraagt aan het bevorderen van uitgaande diplomamobiliteit,
die in Nederland achterloopt mede vanwege de bezuinigingen van de kabinetten Rutte?
Antwoord 4
Op dit moment bestaan reeds verschillende mogelijkheden om een volledige studie in
het buitenland te volgen. Zo is het al mogelijk om voor een studie een bedrag te lenen
tot vijf keer het wettelijk collegegeld, ook voor een opleiding in het buitenland
(«meeneembare studiefinanciering»). Tevens bestaat voor gedreven en getalenteerde
studenten de mogelijkheid om gebruik te maken van diverse beurzenprogramma’s. Tot
slot herken ik mij niet in het geschetste beeld dat op uitgaande mobiliteit is bezuinigd.
Vraag 5
Bent u bereid deze schriftelijke vragen te beantwoorden voor de aankomende begrotingsdebatten
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?
Antwoord 5
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.